Nederland beseft: het flexwerk is doorgeslagen
Nergens in Europa werken meer mensen dan in Nederland, waardoor we vaak naar de noorderburen kijken voor arbeidsmarkthervormingen. Maar de hele flexagenda - met nulurencontracten, de vele zelfstandigen en zweetjobs in de distributiecentra - wordt er nu in vraag gesteld. ‘Ik zag Nederland altijd als een sociaal rechtvaardig land, maar dat is het allerminst.’
Iets na 18 uur. Het is druk in de Albert Heijn aan de Wibaudstraat in Amsterdam. Toch ligt de supermarkt er kraaknet bij en verloopt het betalen aan de automatische kassa’s bijzonder vlot. Het aanbod is groot, een jonge vrouw maakt verse sushi. Door de lockdown light waarmee de Nederlandse regering het hoge aantal coronabesmettingen probeert terug te dringen, moet de supermarkt om 20 uur sluiten. Normaal blijft hij, zoals de meeste Amsterdamse vestigingen van Albert Heijn, tot 22 uur open. Zulke ruime openingsuren zijn we in België niet gewoon. Sterker nog, op enkele uitzonderingen na zijn ze bij wet verboden.
Nog een opmerkelijk verschil is het aanwezige personeel, dat zonder uitzondering jong is. Dat heeft een culturele reden: studenten moeten in Nederland veel meer hun eigen boontjes doppen en daarom werken ze vaak om hun studies te financieren. Maar het is voor kassiers of rekkenvullers ook veel moeilijker om een lange loopbaan bij hun werkgever uit te bouwen, want ze krijgen zelden een vast contact. Veelal gaat het om bijbaantjes, waarbij werknemers een beperkt aantal uren per week aan de slag zijn.
Nulurencontracten
De flexibiliseringsgolf is geen typisch fenomeen voor de supermarkten, het is sinds de jaren negentig het overheidsbeleid. ‘Nederland heeft flex omarmd omdat we ervan uitgingen dat we daar als open en internationale economie wel bij zouden varen. Met de flexibiliteit wilden we jobs naar Nederland lokken die anders misschien naar Duitsland of België zouden gaan. Het is een soort beggar your neighbour-strategie en in de distributiesector is dat goed gelukt’, zegt arbeidsmarktdeskundige Ton Wilthagen van de universiteit van Tilburg met een zeker sarcasme.
Onder grote vakbondsdruk stapte België niet mee in het flexverhaal en bleven allerhande remmen op flexibele contracten intact. Zo zijn nulurencontracten bij ons ondenkbaar. Dat zijn arbeidsovereenkomsten waarbij werknemers beschikbaar moeten blijven, maar alleen betaald worden als hun baas hen oproept. Ook min-maxcontracten bestaan bij ons niet. Daarbij weet een werknemer hoeveel uur hij in een week minimaal en maximaal moet werken, maar de werkgever bepaalt wanneer en hoeveel precies. Ook de regels rond nacht- en weekendwerk zijn bij ons veel strikter.
In de statistieken leest de Nederlandse flexagenda als een enorm succes en lijkt België te worden afgestraft voor zijn afkeer ervan. In het tweede kwartaal van dit jaar was meer dan 82 procent van de 20- tot 64-jarige Nederlanders aan het werk. In geen enkel Europees land ligt de werkzaamheidsgraad hoger, leren de statistieken van Eurostat. Met een werkgelegenheid van 70,5 procent blijft België net onder het Europese gemiddelde. Om even goed te doen zouden liefst 800.000 Belgen extra moeten werken.
Het is een gigantische opgave, maar toch hoopt de Vivaldi-ploeg tegen 2030 even goed te doen als Nederland. Concrete maatregelen verbonden de federale meerderheidspartijen bij de regeringsonderhandelingen niet aan die uitgesproken ambitie en de bij het begrotingsakkoord van oktober aangekondigde arbeidsmarkthervormingen vielen mager uit. Zo lijken pogingen om de regels rond nachtwerk te versoepelen alweer op niets uit te draaien. Wat kunnen we leren van de noorderburen?
Bijbaantjes
‘Een bijbaan bij Albert Heijn, hoe lekker is dat?’ Zo staat het op de vacaturewebsite van de supermarktketen. Op een foto lachen vijf jongeren je toe, drie van hen staan - om de sfeer wat te pimpen - met Bengaals vuur in hun hand. Solliciteren voor een van de 3.252 vacatures kan binnen de minuut. Maar meer dan 2.000 ervan zijn bijbaantjes voor een paar uur in de week. In Rotterdam zoeken ze een caissière, bij voorkeur een scholier, voor minimaal zes en maximaal negen uur per week. In Roosendaal een broodverkoper van minstens 16 jaar die minimaal zeven en maximaal twaalf uur per week beschikbaar is.
‘Bedrijven zoeken naar manieren om onder de risico’s uit te komen die ze moeten verzekeren’, zegt FNV-bestuurder Anja Dijkman bij een koffie in het Amsterdamse kantoor van de vakbond.
Voor een werknemer in vaste dienst spaart een Nederlands bedrijf een pensioen bijeen waar Belgen alleen van kunnen dromen. Vaste werknemers die ziek worden, krijgen twee jaar hun loon doorbetaald. In België is dat een maand, nadien betaalt de overheid een geplafonneerde uitkering. De Nederlandse overheid verwacht van bedrijven ook dat ze grote inspanningen doen om zieke werknemers weer aan het werk te helpen. En de bescherming tegen ontslag is heel ruim.
‘Via studenten, uitzendwerk, tijdelijke contracten en door mensen in het zelfstandigenstatuut te dwingen kunnen bedrijven de vaste contracten en de daaraan verbonden verplichtingen gemakkelijk omzeilen’, zegt Dijkman. Het is niet alleen een beeld dat vakbonden graag ophangen, het blijkt ook uit de statistieken. 15 procent van de werknemers heeft een tijdelijk contract, waarmee onze noorderburen recordhouder zijn in West-Europa. In België heeft 8,7 procent van de werknemers een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Nederland telt ook meer zelfstandigen: 16,7 procent tegenover 13,7 procent. De gevolgen van de vele flexibele contracten laten zich raden, stelt Dijkman. ‘Tijdelijk geen werk genoeg? De werknemer moet weg. Is de werknemer ziek? Dan moet hij weg.’
Alternatieven
In de Haagse Malietoren, waar de werkgeversorganisatie VNO-NCW zetelt, vinden ze dat te zwart-wit. ‘Als we de vakbonden moeten geloven, is flexibele arbeid slecht en zijn vaste arbeidscontracten goed. Dat is een debat dat niemand verder helpt’, zegt specialist arbeidsrecht Ton Schoenmaeckers. Volgens hem zit het probleem bij het vaste contract zelf. ‘Niet de flexibilisering is doorgeslagen, wel de zekerheden die een werkgever moet bieden bij een vast contract zijn doorgeslagen. Daarom gaan bedrijven alternatieven zoeken voor dat vaste contract.’
Met een spontane sollicitatie bij Albert Heijn is het meteen prijs. De volgende dag mogen we op gesprek komen in een van hun winkels in Amsterdam-West. De gretigheid waarmee de winkel sollicitanten benadert, werpt meteen de vraag op waarom de extreem krappe arbeidsmarkt niet tot betere contracten leidt. Voor wie sterk staat op de arbeidsmarkt, is die verbetering er immers. De tarieven van de beter betaalde zelfstandigen schieten omhoog, blijkt uit een recent onderzoek.
Met een spontane sollicitatie bij Albert Heijn is het meteen prijs. De gretigheid waarmee de winkel sollicitanten benadert, werpt meteen de vraag op waarom de extreem krappe arbeidsmarkt niet tot betere contracten leidt.
Aan de onderkant van de arbeidsmarkt is dat effect er niet. Individuen staan niet sterk genoeg om betere contracten af te dwingen en de vakbond is te verzwakt om het voor hen te doen. De Nederlandse vakbonden samen tellen 1,5 miljoen leden, minder dan de christelijke bond ACV er bij ons alleen al heeft. Nederlandse bonden zijn veel minder een dienstverlener. Ze betalen geen werkloosheidsuitkeringen uit, waardoor er voor werknemers minder redenen zijn om lidgeld te betalen. Zeker in de sectoren met lage lonen ligt de syndicaliseringsgraad laag. ‘Flexwerkers willen niet betalen voor een vakbond omdat ze het nut er niet van inzien, al gaan ze daarmee tegen hun eigen belang in’, zegt Wilthagen.
Bedrijven kunnen vakbonden zo veel gemakkelijker tegen elkaar uitspelen. In België kunnen alleen leden van de representatieve vakbonden - het ACV, het ABVV of de ACLVB - verkozen raken in de ondernemingsraad. In Nederland kan iedereen een vakbond oprichten en het op een akkoordje gooien met het bedrijf, wat het fenomeen van de gele vakbond wordt genoemd. Sluit zo’n kleine vakbond een akkoord met de bedrijfsleiding, dan geldt die collectieve arbeidsovereenkomst voor alle werknemers van dat bedrijf. ‘Je kunt een cao kopen in dit land’, zegt Dijkman. ‘In sectoren waar wij niet sterk genoeg staan, kunnen we daar weinig tegen beginnen.’
In Nederland is een tweedeling ontstaan tussen de hoog- en de laagopgeleiden.
Zo is in Nederland een tweedeling ontstaan tussen de hoog- en de laagopgeleiden. De eerste groep, veruit de grootste, heeft goede loon- en arbeidsvoorwaarden. Voor de tweede groep, vaak laagopgeleide jongeren en mensen met een migratieachtergrond, is het krasselen. Anders dan vroeger groeien ze nauwelijks nog door van een tijdelijk naar een vast contract. Een stabiel gezinsleven uitbouwen wordt moeilijk, laat staan een huis kopen op de oververhitte vastgoedmarkt.
Pakjesindustrie
Nergens is de tweedeling beter te zien dan in de pakjesindustrie. Rond ‘vandaag bestellen, morgen in huis’ is een hele industrie gebouwd. Doordat de loonkosten er lager liggen en vooral doordat er flexibeler kan worden gewerkt, domineren Bol.com en Coolblue vanuit provincies als Noord-Brabant en Limburg ook de Belgische markt. In de magazijnen werken veel tijdelijke buitenlandse arbeidskrachten, waardoor het debat is ontstaan of Nederland zelf veel wint bij de ‘verdozing’. Het College van Rijksadviseurs, een adviesorgaan van de overheid, riep onlangs op tot een stop op de bouw van nieuwe grote distributiecentra.
‘Het is moderne slavernij’, zegt een buitenlandse arbeidskracht die via een uitzendcontract aan de slag is in een van de distributiecentra van Albert Heijn. Uit angst voor represailles wil hij anoniem blijven en mag ook zijn nationaliteit niet in de krant. ‘Het management is Nederlands, bijna alle werknemers zijn jonge Oost-Europeanen of Nederlanders met een migratieachtergrond. We werken allemaal met een tijdelijk contract. Zeker de Oost-Europeanen aanvaarden zowat alles omdat ze meer verdienen dan in hun eigen land en omdat ze hier maar tijdelijk blijven. Als je durft te klagen straffen ze je met minder werkuren.’
De flexibilisering is te zeer gepaard gegaan met minder goede arbeidsvoorwaarden.
De man zit bijna aan het einde van zijn tijdelijk contract van ongeveer anderhalf jaar. Kans op een vast contract heeft hij niet. ‘Daarvoor moet ik hier vijf jaar werken, zeggen ze. Maar dat is onredelijk: wat als je het na vijf jaar toch niet krijgt? Dan ben je bedrogen.’ Vertrekken kan hij niet, zegt hij. ‘Ik verdien te weinig om te kunnen sparen, dus kan ik niet het risico nemen naar een ander land te trekken zonder daar uitzicht te hebben op een job. Ik ben behoorlijk gechoqueerd. Ik zag Nederland altijd als een sociaal rechtvaardig land, maar dat is het allerminst.’
Bedrijven gebruiken de flexibiliteit om de loonkosten zo laag mogelijk te houden. De consument krijgt lage prijzen en de bedrijven boeken mooie winsten. De verliezers zijn een groep werknemers die zwak staat op de arbeidsmarkt. Valt dat ethisch nog te verantwoorden in een rijk land als Nederland? ‘Er is een brede consensus dat het systeem is doorgeschoten’, zegt Wilthagen. ‘De flexibilisering is te zeer gepaard gegaan met minder goede arbeidsvoorwaarden.’
In een rapport dat in juni verscheen, stelde de Sociaal Economische Raad (SER), een adviesorgaan van de sociale partners, dat de doorgedreven flexibilisering van de arbeidsmarkt moet worden teruggedrongen. Zo pleiten de bonden en de werkgevers voor een einde aan extreme arbeidsovereenkomsten zoals de nulurencontracten. ‘Van mensen verlangen dat ze een hele dag beschikbaar zijn zonder dat ze daarvoor betaald krijgen, is geen goede manier van omgaan met mensen. Het is op termijn ook niet productief voor goede werkgevers’, vindt Schoenmaeckers.
Sneller ontslag
Over hoe het verder moet, zijn de sociale partners het oneens. De vakbonden willen zo veel mogelijk vaste contracten en alleen flexwerk voor ziek en piek. Voor de werkgeversorganisaties ligt dat moeilijk, want zij vrezen dat Nederland dan een van zijn competitieve voordelen kwijtspeelt. Ze sturen aan op vaste contracten die flexibeler zijn. ‘Het doorbetalen van het loon bij een zieke met een vast contract is een groot risico voor de werkgever. Misschien kan dat anders worden georganiseerd? Met een sterkere focus op opleiding, zoals in Denemarken, kan ook de ontslagbescherming wat minder sterk worden. Een werknemer zal misschien sneller zijn ontslag krijgen, maar hij kan ook sneller elders aan de slag’, zegt Schoenmaeckers.
Van mensen verlangen dat ze een hele dag beschikbaar zijn zonder dat ze daarvoor betaald krijgen, is geen goede manier van omgaan met mensen.
De problematiek ligt op tafel tijdens de Nederlandse regeringsonderhandelingen, die in hun finale fase zijn aanbeland. Maar volgens Wilthagen zijn zowel de oplossingen van de vakbonden als van de werkgevers gedoemd tot mislukken. ‘Flex is here to stay. En het is naïef te geloven dat je daarvan af kan stappen. Flexibele vaste contracten zien de vakbonden dan weer niet zitten, dus dat gaat ook niet gebeuren.’ De Tilburgse hoogleraar pleit ervoor de flexibele contracten op te waarderen, zodat ze op het vlak van pensioenen en ziekte dezelfde bescherming bieden als een vast contract. ‘Bedrijven kunnen zo op een gemakkelijke manier flexarbeid blijven inzetten, maar alleen omdat ze de wendbaarheid ervan nodig hebben. Niet langer omdat het goedkoper is.’
Voor België blijft het Nederlandse systeem niettemin interessant. Los van de uitwassen is het land er met meer flexibele contracten in geslaagd heel wat mensen aan het werk te helpen die bij ons in de inactiviteit blijven hangen.
‘Vaak is de keuze er geen tussen een vast of een flexibel contract, maar tussen een flexibel contract of geen contract’, zegt Schoenmaeckers. Bij gebrek aan flexibiliteit is het in België vaak dat laatste, waardoor haast nergens in Europa laaggeschoolden het moeilijker hebben om een job te vinden en de werkloosheid in die groep hoog ligt.
In Nederland zijn twee op de drie mensen zonder diploma middelbaar onderwijs aan de slag, wat het hoogste cijfer van Europa is. België, waar maar een derde van de laaggeschoolden werkt, bengelt aan de Europese staart. Met flexibele contracten waarin zij een paar uur in de week kunnen werken, zou de overheid hen uit de inactiviteit kunnen trekken en werkervaring laten opdoen zodat ze kunnen doorstromen naar betere contracten.
In Nederland zijn twee op de drie mensen zonder diploma middelbaar onderwijs aan de slag, wat het hoogste cijfer van Europa is.
Ondanks de doorgeschoten flexibiliteit vertaalt de hogere Nederlandse werkzaamheidsgraad zich in minder armoede. Meer werkenden betekent ook meer inkomsten voor de staat. Zowel Nederland als België stevent volgend jaar af op een begrotingstekort van meer dan 20 miljard euro. Maar doordat de economie er een pak groter is, blijft het Nederlandse deficit beperkt tot 2,4 procent van het bruto binnenlands product (bbp). België stevent af op een tekort van meer dan 4 procent. De Belgische staatsschuld is ook twee keer zo hoog als de Nederlandse.
Het imago van gidsland heeft door politieke strubbelingen en de drugscriminaliteit dan wel een knauw gekregen, de cijfers tonen aan dat Nederland het nog altijd een pak beter doet dan ons land. ‘Een ander land kopiëren is nooit een goed idee’, besluit Wilthagen. ‘Maar België kan heus wel wat flexibeler worden zonder onze fouten te maken. De regels bij jullie zijn heel bevoogdend, waardoor nacht- of weekendwerk moeilijk is. Alsof mensen alleen vaste contracten met vaste arbeidsuren willen. Voor bedrijven, maar ook voor sommige werknemers is flexibiliteit een zegen. Het leidt tot extra jobs en dus meer welvaart. België moet daarin zijn koudwatervrees overwinnen, weliswaar zonder door te slaan.’
Meest gelezen
- 1 Ghelamco-eigenaar Paul Gheysens verkoopt duurste penthouse van België
- 2 Toch akkoord op klimaattop: ontwikkelingslanden krijgen 300 miljard dollar per jaar
- 3 Brusselse beurs hoopt op boost door alle beleggers te ontmaskeren
- 4 De must-reads van het weekend
- 5 'Rusland zet Jemenitische strijders in aan front Oekraïne'