Bij de banken in ons land werden eind 2023 782.000 termijnrekeningen aangehouden. Dat is zo'n 160 procent meer dan een jaar eerder. De stijging is vooral een gevolg van de renteommekeer die in 2022 en 2023 werd ingezet en waarbij banken de tarieven op hun spaar- en termijnrekeningen geleidelijk optrokken. De lancering van de fiscaal vriendelijke staatsbon in september 2023 versnelde die beweging nog.
Zo boden Argenta en AXA Bank in september vorig jaar een termijnrekening op een jaar die het nettorendement van 2,81 procent van de staatsbon evenaarde. Beobank (2,84%) en Deutsche Bank (2,87% bij inlagen vanaf 100.000 euro) gingen daar nog iets boven. Daarmee waren die termijnrekeningen de best renderende veilige beleggingen op dat moment.
Alleen op aanvraag
Opvallend, volgens de cijfers van Febelfin namen de vier grootbanken (BNP Paribas Fortis, KBC, Belfius en ING) eind vorig jaar slechts 30,5 procent van alle termijnrekeningen voor hun rekening.
Dat komt onder meer doordat kleinere banken zich in dat segment veel meer profileerden met hogere rentetarieven. Bij de grootbanken waren de tarieven voor termijnrekeningen alleen beschikbaar op aanvraag en werden ze vooral voor vermogende klanten aantrekkelijk gemaakt.
Volgens de cijfers van Febelfin namen de vier grootbanken BNP Paribas Fortis, KBC, Belfius en ING eind vorig jaar slechts 30,5 procent van alle termijnrekeningen voor hun rekening.
Daar kwam vorige maand verandering in toen de strijd om de 22 miljard euro van de staatsbon losbarstte. Zowel ING, Belfius als KBC kwam eind augustus met stuntrentes op termijnrekeningen om dat geld te recupereren. Bij ING en Belfius kunnen klanten nog tot 29 september met vers geld intekenen op een termijnrekening op een jaar met een nettorente van 2,66 procent.
De grootbanken laten uitschijnen dat klanten veel interesse toonden in hun stuntrekeningen. Precieze cijfers over het succes willen de banken nog niet geven, maar de kans is groot dat het aantal termijnrekeningen in 2024 verder is gestegen.
De zoektocht naar hogere rentes manifesteert zich ook in een trendommekeer bij de gereglementeerde spaarboekjes. Het aantal spaarrekeningen steeg in 2023 met 2 procent tot 18,2 miljoen. Tussen 2018 en 2022 was het aantal spaarboekjes nog met bijna 7 procent gedaald. De vier grootbanken namen eind vorig jaar 70,2 procent van het aantal spaarboekjes voor hun rekening. Eind 2022 was dat nog 71,5 procent.
Zichtrekeningen
Nog opvallend in de cijfers van Febelfin is dat het aantal zichtrekeningen met een negatief saldo eind vorig jaar een diepterecord bereikte. Van de 20,4 miljoen zichtrekeningen stonden er 1,09 miljoen in het rood, goed voor 5,3 procent. Eind 2015 ging het nog om 8,2 procent van de zichtrekeningen.
De daling is vooral een gevolg van het groeiend gebruik van bankapps. Daarmee zijn consumenten sneller in staat de stand van hun rekening na te kijken en in te grijpen als die onder nul dreigt te gaan.
Bij zichtrekeningen in het rood worden hoge strafrentes aangerekend. Die mogen maximaal 18 procent bedragen. Of en hoeveel een zichtrekening in het rood kan gaan, hangt af van bank tot bank.
Grosso modo zijn de zichtrekeningen in twee grote groepen onder te verdelen. Ten eerste zijn er de zichtrekeningen met kredietopeningen of geoorloofde debetstand, waarbij op voorhand afgesproken wordt tot welk bedrag je in de min kan gaan. Een tweede groep zijn de zichtrekeningen waarbij je in theorie niet onder nul kan gaan. In de praktijk staan banken in sommige gevallen toch nog toe dat de rekening in het rood gaat, bijvoorbeeld bij de afrekening van de kredietkaart of bij een domiciliëring.