Het groeiende enthousiasme van werkgevers om meer flexibiliteit in hun loonbeleid in te bouwen, blijkt uit een onderzoek van de hr-dienstverlener Acerta bij 415 bedrijfsleiders. Meer dan zes op de tien werkgevers vinden het belangrijk dat hun werknemers de mogelijkheid hebben om een keuze te maken in de samenstelling van hun loonpakket. Meer specifiek gaat het over de verhouding tussen loon, vrije tijd, mobiliteit en extralegale voordelen. Werknemers zijn al langer vragende partij: eerder onderzoek van Acerta leerde dat zo’n acht op de tien voorstander zijn voor het invoeren van een flexibele verloning. ‘De vraag van de werknemers wordt nu ook door werkgevers geëchood. Het is een duidelijk signaal dat de arbeidsmarkt klaar is voor een nieuwe fase in het verloningsbeleid’, zegt Sarah Peeters, directeur bij Acerta Consult. ‘Als werknemers rechtstreeks inspraak krijgen in de samenstelling van hun loonpakket, dan zal dat hun engagement en inzetbaarheid verhogen.’
Variabele verloning
De komende twee jaar wil één op de vier werkgevers werk maken van een variabele verloning in functie van de individuele of collectieve prestaties. Zo’n 73 procent van de werknemers is te vinden voor een verloning volgens hun individuele resultaten, maar de helft van hen staat weigerachtig tegenover een verloning afhankelijk van een collectief resultaat. ‘Dat hoeft niet te verwonderen. Je hebt als werknemer niet altijd een grote impact op het collectieve bedrijfsresultaat, terwijl je eigen prestaties natuurlijk volledig door jezelf bepaald worden’, zegt Sarah Peeters.
Inspraak in het loonpakket verhoogt het engagement en inzetbaarheid van werknemers.
Uit het onderzoek blijkt dat werkgevers op een verschillende manier naar de verloning van bedienden en die van arbeiders kijken. Terwijl 87 procent van de werkgevers oordeelt dat het loon van hun bedienden gedeeltelijk of volledig afhankelijk moet kunnen zijn van de individuele resultaten, ligt dat cijfer voor arbeiders maar op 76 procent. Gevraagd naar welk deel van het loon variabel mag gemaakt worden, zegt 58 procent van de werkgevers dat arbeiders 10 procent of meer variabel mogen verloond worden, terwijl dat voor bedienden stijgt tot 74 procent. ‘Arbeiders hebben minder vaak de kans om hun eigen stempel te drukken op hun werk. Bovendien zijn hun premies vaak sectoraal vastgelegd, waardoor het moeilijker is van een standaardverloning af te wijken. Op vlak van verloning is er dus nog een stevig parcours af te leggen in het eenheidsstatuut’, zegt Peeters.
Als gepolst wordt naar wat bedrijfsleiders vandaag belet om flexibele verloning in te voeren of het bestaande loonbeleid te herwerken, dan staat de wetgeving met stip op de eerste plaats (53 procent). ‘Het juridische kader speelt inderdaad nog niet voldoende in op een toekomstige flexibilisering van het loonbeleid’, zegt Peeters. Arbeidsorganisatie (37 procent) en budgettaire effecten door een verhoging van de loonkosten (33 procent) vullen de top drie aan.
Afbouwen
Vrijwillig de carrière afbouwen - de zogenaamde demotie - blijkt vaak nog een taboe. Terwijl 87 procent van de bedrijfsleiders bereid is hun werknemers een financiële stap terug te laten nemen in ruil voor een minder belastende functie, is maar 37 procent van de werknemers daarvoor te vinden. Bij de vijftigplussers ligt dat percentage op 32 procent. ‘Demotie zit niet in onze cultuur ingebakken. Er liggen nog opportuniteiten open voor werkgevers om daarvan werk te maken’, aldus Peeters.