Deze opmerkelijke lezersvraag belandde onlangs in onze redactiemailbox: ‘Wanneer een oudere werknemer ontslagen wordt, is het dan niet slimmer te gaan stempelen dan opnieuw aan de slag te gaan voor een lager loon? Is dat lagere loon geen streep door de rekening van zijn latere pensioen?’ En iemand anders vroeg ons: ‘Wat levert het hoogste pensioen op? Nu met vervroegd pensioen gaan op 61 of vier vijfde werken tot 65 jaar?’
De impact die loopbaankeuzes kunnen hebben op het latere pensioen beroert duidelijk de geesten. Het verschil loopt in vele gevallen op tot tienduizenden euro’s. Om die impact te begrijpen, is het belangrijk te weten hoe het wettelijk pensioen berekend wordt.
‘De pensioenberekening gaat uit van een loopbaan van 45 jaar. In elk van de 45 jaar waarin u werkt, bouwt u pensioenrechten op. U bouwt die rechten op a rato van het aantal dagen per week dat u werkt. Werkt u halftijds, dan bouwt u voor dat jaar ook maar halve pensioenrechten op’, zegt Pieter Stallaert van de Rijksdienst voor Pensioenen.
Ten tweede speelt ook het loon een rol. Hoe hoger het loon, hoe meer de pensioenrechten zullen opleveren. Belangrijk is wel dat er een loonplafond is. Dat bedraagt momenteel 52.760,95 euro. Als uw brutojaarloon boven dat plafond uitkomt, dan levert dat geen extra wettelijk pensioen meer op.
In sommige gevallen hoeft u zelfs niet te werken om pensioenrechten op te bouwen. We spreken dan van gelijkgestelde perioden. Dat is bijvoorbeeld het geval voor bepaalde perioden van tijdskrediet of werkloosheid. Let echter op: de pensioenrechten die u op basis van die gelijkgestelde perioden opbouwt, worden niet altijd gekoppeld aan uw laatste brutoloon. Soms kan het gaan om een fictief loon dat gevoelig lager ligt. In dat geval bouwt u minder pensioen op dan wanneer u voltijds zou blijven werken. Duidelijk is wel dat door de gelijkgestelde periodes de impact van minder werken op uw wettelijk pensioen relatief beperkt kan blijven.
Bij een aanvullend pensioen ligt het anders. Minder werken betekent dat u minder aanvullend pensioen zal opbouwen. De mate waarin dat aanvullend pensioen daalt, hangt af van het soort pensioenplan. Er zijn twee soorten: plannen met vaste bijdragen en plannen met te bereiken doel. Bij een plan met vaste bijdragen wordt telkens een vastgelegd bedrag, vaak een percentage van het loon, gestort in het pensioenplan. Bij een plan met een te bereiken doel worden de stortingen bepaald in functie van het pensioenkapitaal dat beoogd wordt op de pensioenleeftijd. Dat pensioenkapitaal is meestal gebaseerd op het laatste loon.
Om een idee te hebben van de precieze impact van de loopbaankeuzes op uw wettelijk en aanvullend pensioen vertrekken we van een concreet voorbeeld. Steven is een alleenstaande man van 55 jaar. Hij heeft een loopbaan van 30 jaar achter de rug. Zijn brutomaandloon bedraagt vandaag 4.500 euro en stijgt elk jaar met 1,5 procent. We veronderstellen ook dat zijn loon in het verleden steeds boven het loonplafond lag. De wettelijke pensioenleeftijd van Steven ligt op 65 jaar. Het wettelijk pensioen dat hij tot nu toe heeft opgebouwd is 1.600 euro bruto per maand.
Steven heeft ook een groepsverzekering. We vergelijken twee verschillende scenario’s. Ofwel heeft hij een plan met vaste bijdragen, waarbij zijn werkgever elke maand 4,5 procent van zijn brutoloon stort, terwijl hij er zelf nog 2 procent bijstort. Ofwel gaat het om een plan met te bereiken doel dat na een loopbaan van 40 jaar resulteert in een aanvullend pensioen gelijk aan 70 procent van de laatste jaarwedde, onder aftrek van het geraamde wettelijk pensioen. Dat aanvullend pensioen wordt vermenigvuldigd met 15 om te komen tot een pensioenkapitaal op 65 jaar.
Klik op het beeld om te vergroten. 1. Fulltime blijven werken
1. Fulltime blijven werken
Als Steven fulltime blijft werken, dan komt het wettelijk pensioen op 65 jaar uit op 2.181 euro bruto per maand. Het aanvullend pensioenkapitaal komt in beide plannen op 65 jaar uit op ongeveer 213.000 euro netto.
2. De landingsbaan
Stel dat Steven ervoor kiest tijdskrediet te nemen en vanaf 55 jaar een dag per week thuis te blijven. Die zogenaamde landingsbaan is mogelijk omdat hij al een loopbaan heeft van minstens 25 jaar. ‘Als Steven in zo’n systeem zit, worden de dagen van werkonderbreking gelijkgesteld op basis van een normaal fictief loon, op voorwaarde dat hij vroeger nog geen tijdskrediet had opgenomen. Door die gelijkstelling zal het wettelijk pensioen even hoog liggen als wanneer hij voltijds blijft werken. Dat is dus 2.181 euro bruto per maand’, zegt Pieter Stallaert.
Het verhaal is iets anders wanneer op 55-jarige leeftijd voor een halftijdse landingsbaan gekozen wordt. In dat geval ligt het aantal dagen van werkonderbreking hoger, waardoor een deel van die gelijkgestelde dagen gebaseerd zal worden op een lager fictief loon. Het gevolg is dat het pensioen 6 procent lager zal uitkomen, op 2.047 euro bruto per maand.
Aangezien landingsbanen gepaard gaan met minder werken, hebben ze beide een impact op het aanvullend pensioen. Kiest Steven voor een halftijdse landingsbaan, dan valt zijn nettopensioenkapitaal in het plan met vaste bijdragen terug tot 196.550 euro. In het plan met te bereiken doel daalt het nettokapitaal tot 186.423 euro. De impact is minder groot bij het plan met vaste bijdragen. In dat plan is het eindkapitaal sterk afhankelijk van de beleggingsduur van de gestorte bijdragen. De beleggingsduur wordt steeds korter naarmate men dichter bij de eindleeftijd van 65 jaar komt. ‘Minder werken tijdens de laatste loopbaanjaren betekent dat er op het einde van de loopbaan minder in het plan wordt gestort. De resterende beleggingsduur is dan echter kort, waardoor de daling van het eindkapitaal nog meevalt’, zegt Pieter Gillemon, pensioenspecialist bij PwC. In het plan met vaste prestatie heeft Steven dat temperende effect niet, waardoor zijn verlies groter is.
3. Halftijds werken
Stel dat Steven op 55-jarige leeftijd halftijds wil werken tot 65 jaar, maar dat hij niet meer kan terugvallen op het systeem van een landingsbaan. De reden kan bijvoorbeeld zijn dat hij in het verleden al tijdskrediet heeft genomen. In dat geval komt Steven in een gewone halftijdse baan terecht, met belangrijke gevolgen voor de pensioenopbouw. Er is dan geen sprake meer van gelijkgestelde perioden, waardoor het wettelijk pensioen terugvalt naar 1.891 euro.
Voor het aanvullend pensioen is het van geen belang of de halftijdse baan van Steven onder tijdskrediet valt of niet. De bedragen die Steven in het aanvullend pensioen opbouwt, zullen dus even hoog liggen als wanneer hij voor een halftijdse landingsbaan kiest. Het pensioenkapitaal op 65 jaar is in dit scenario dus even hoog als in het scenario van een halftijdse landingsbaan.
4. Stoppen met werken
Een nog drastischere oplossing voor Steven is volledig te stoppen met werken op 55 jaar en geen nieuw werk te zoeken. Zelf ontslag nemen betekent dat er geen opbouw van wettelijk pensioen meer gebeurt, waardoor het pensioenbedrag op 65 jaar overeenkomt met het bedrag dat op 55 jaar werd opgebouwd. Dat komt dus neer op 1.600 euro bruto per maand. ‘Bovendien kan Steven niet voor de leeftijd van 65 jaar met pensioen omdat een loopbaan van minstens 40 jaar vereist is voor een vervroegd pensioen. Hij zal het wettelijk pensioen dus maar vanaf 65 jaar ontvangen’, zegt Stallaert.
Er wordt ook geen aanvullend pensioen meer opgebouwd als Steven stopt met werken. Het opgebouwde pensioenkapitaal op 65 jaar is dan in het plan met vaste bijdragen 170.281 euro, toch 43.000 euro minder dan wanneer Steven voltijds was blijven werken. In het plan met te bereiken doel valt het pensioenkapitaal zelfs terug tot 144.014 euro.
5. Ontslagen worden
De beslissing kan echter ook volledig buiten de wil van Steven liggen. Stel dat het bedrijf Steven ontslaat, zonder dat er sprake is van werkloosheid met bedrijfstoeslag (brugpensioen). Stellen we verder dat Steven de volgende tien jaar beschikbaar blijft op de arbeidsmarkt, maar geen werk vindt. Wat is dan zijn wettelijk pensioen? De tien jaar van werkloosheid wordt beschouwd als gelijkgestelde periode. De gelijkstelling gebeurt wel op basis van een gedifferentieerd loonplafond voor de kalenderjaren vanaf het jaar waarin men 58 jaar wordt. Dat plafond ligt lager dan het gewone loonplafond. In dat geval komt het pensioen van Steven uit op 2.169 euro, nauwelijks lager dan wanneer hij zou doorwerken.
Let echter op, in de toekomst zal het gedifferentieerd loonplafond steeds verder komen te liggen van het gewone plafond, waardoor het verschil in wettelijk pensioen steeds groter zal worden. ‘Wie langdurig werkloos is, kan bovendien in een systeem terechtkomen van werkloosheid ‘derde periode’ afhankelijk van de gezinssituatie en het beroepsverleden. Dergelijke periodes worden dan gelijkgesteld aan een nog lager fictief loon. Die regeling is echter niet van toepassing op Steven omdat hij pas werkloos werd na zijn 50ste verjaardag’, zegt Pieter Stallaert.
Een andere mogelijkheid is dat het bedrijf Steven ontslaat en dat hij (elders) aan de slag gaat tegen een lager loon, vaak in combinatie met minder verantwoordelijkheid. ‘De wet schrijft voor dat Steven in dat geval niet afgestraft mag worden voor het lagere loon. Het wettelijk pensioen dat hij opbouwt zal identiek zijn als wanneer hij fulltime tegen zijn oorspronkelijke loon was blijven doorwerken. De voorwaarde is wel dat hij hetzelfde aantal werkuren per week moet presteren als in zijn oorspronkelijke functie en dat er sprake is van een ontslag’, zegt Pieter Stallaert.
De impact van een ontslag op het aanvullend pensioen is identiek aan de situatie waarbij zelf ontslag wordt genomen. Als Steven na 55 jaar niet meer aan de slag gaat, dan zal het opgebouwde pensioenkapitaal fors lager liggen dan wanneer Steven blijft doorwerken. Een belangrijke nuance die hier echter op de proppen kan komen is een eventuele anticipatieclausule in het aanvullendpensioenplan.
Zo’n clausule compenseert mensen die door de werkgever aangezet worden om vroeger te stoppen (deels) voor het verlies van aanvullende pensioenopbouw. In plannen met vaste bijdrage kan bijvoorbeeld sprake zijn van een bepaald bedrag, vaak een veelvoud van de maandelijkse storting in het pensioenplan, dat bijkomend in het plan wordt gestort bij vervroegd vertrek. Zo zal het uitgekeerde kapitaal op 65 jaar dichter in de buurt komen van het kapitaal dat opgebouwd zou worden mocht dezelfde persoon tot 65 jaar werken. Bij de plannen met te bereiken doel kan zo’n anticipatieclausule bijvoorbeeld vastleggen dat een aantal loopbaanjaren wordt bijgevoegd om het eindkapitaal te bepalen.
6. Brugpensioen
Een laatste mogelijkheid is de vaak gecontesteerde werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), beter bekend als het conventioneel brugpensioen. In bepaalde gevallen is SWT nog mogelijk, getuige de talrijke dossiers die de voorbije weken opdoken bij onder meer Caterpillar, ArcelorMittal en Ford Genk. Als Steven uit ons voorbeeld op 55 jaar in het SWT terechtkomt, is er een gelijkstelling op basis van een gedifferentieerd loonplafond. ‘De periodes tot en met de maand van de 59ste verjaardag worden in principe gelijkgesteld op basis van een beperkt fictief loon, al zijn daar uitzonderingen op’, zegt Pieter Stallaert. In de veronderstelling dat Steven niet tot die uitzonderingen behoort, bedraagt het brutopensioen op 65 jaar dan 2.037 euro per maand.
De impact van een SWT op het aanvullend pensioen is vergelijkbaar met de situatie waarin u werkloos wordt. In principe stopt de opbouw van het aanvullend pensioen op dat moment. Toch bevatten heel wat pensioenplannen anticipatieclausules die van kracht worden bij een SWT. Die clausules verschillen sterk van plan tot plan, zodat het heel moeilijk te becijferen valt hoe groot de compensatie precies zal zijn. In ons voorbeeld zijn we uitgegaan van een eenmalige bijkomende storting die gelijk is aan 60 maandelijkse stortingen voor het plan met vaste bijdrage en vijf loopbaanjaren die worden bijgevoegd voor het plan met te bereiken doel. Op die manier wordt de kloof sterk gedicht.
Het zijn precies die anticipatieclausules die minister van Pensioenen Alexander De Croo (Open VLD) wil afschaffen. Twee weken geleden lanceerde hij daarvoor een voorontwerp van wet. De vakbonden veegden het voorstel echter van de onderhandelingstafel. Volgens Pieter Gillemon is de afschaffing van de anticipatieclausule geen goed idee. ‘Gunstige anticipatieclausules zijn vaak nuttig omdat ze bijvoorbeeld voorkomen dat mensen met een zwaar beroep, die soms genoodzaakt zijn om vervroegd met pensioen te gaan, afgestraft worden. Bovendien zou de afschaffing van bestaande anticipatieclausules voor heel wat mensen leiden tot een drastische verstoring van hun eindeloopbaanplanning. Ongetwijfeld zouden ze zo’n maatregel onthalen als een zware inbreuk op hun verworven rechten’, zegt hij.