Beursgenoteerde indexfondsen (passieve ETF’s) of trackers zitten al enkele jaren in de lift. Steeds meer particuliere beleggers ontdekken de instrumenten als een goedkope manier om hun spaargeld gespreid te beleggen. In Europa zijn er intussen meer dan 3.000 geregistreerd, waardoor de keuze er niet makkelijker op is geworden.
Wat is het slimste dat u in 2024 kunt doen met uw geld? Onze tips om uw spaargeld te laten renderen.
- Levert sparen meer op in 2024?
- Hoe kiest u de spaarrekening die bij u past?
- Bent u zeker dat u niet beter af bent bij een andere bank?
- Hoe haalt u in 2024 meer rendement uit 25.000 euro spaargeld?
- Is fiscaal pensioensparen nog nuttig?
- Is pensioensparen voor zelfstandigen door de hogere rente weer aantrekkelijk?
- In 8 stappen naar een veilige obligatieportefeuille
- Welke aandelen moet u vandaag in portefeuille hebben?
- Oorlogstijden: stop wat goud in uw portefeuille
- Zo belegt u gespreid met de regelmaat van de klok
- Hoe vindt u een trouwe tracker?
Om een eerste selectie te maken uit dat ruime aanbod zult u moeten beslissen waarin u wilt beleggen, en daarbij spelen uw beleggingsdoelstelling en uw risicoprofiel uiteraard een cruciale rol. Maar zodra u beslist hebt welke index u wilt volgen, hebt u vaak nog de keuze uit heel wat trackers van verschillende aanbieders. Het belangrijkste aandachtspunt is dan de volggraad van de tracker, of de mate waarin hij het rendement van de index nabootst. Waarop moet u letten?
1. Betaalt u niet te veel kosten?
Een belangrijke verklaring voor de afwijking tussen tracker en index heeft te maken met de kosten. Trackers rekenen jaarlijks kosten aan die worden uitgedrukt in een totale kostenratio. Doorgaans varieert die tussen 0,05 en 0,5 procent per jaar. De kosten worden dagelijks proportioneel van de koers van de tracker afgehouden. U betaalt ze dus zonder het te weten.
Hoe hoger de kosten, hoe meer het rendement van de tracker uiteraard zal afwijken van dat van de referentie-index. U kunt de kosten terugvinden (vaak geformuleerd als ‘ongoing costs’ of ‘total expense ratio’) op de essentiële beleggersinformatie of factsheet van de tracker.
2. Hoe bootst uw tracker het rendement van de index na?
Om het rendement van een index na te bootsen kan de tracker verschillende methoden gebruiken. De eerste methode is de fysieke replicatie. Hierbij zal de tracker de aandelen of obligaties van de referentie-index zelf kopen.
De fiscale behandeling van een tracker kan een van de redenen zijn waarom die tracker, ondanks de kosten, beter presteert dan de index.
Bij een volledige replicatie zal de tracker alle aandelen van de index kopen, maar het gebeurt ook vaak dat trackers voor een geoptimaliseerde replicatie kiezen. In dat geval zullen ze 85 à 90 procent van de aandelen van de index kopen.
Die strategie komt vaak voor bij indexen die meer dan 1.000 onderliggende aandelen bevatten of indexen die zeer illiquide aandelen bevatten. De wereldwijde aandelenindex MSCI World bevat bijvoorbeeld 1.511 aandelen, waardoor verschillende trackers kiezen voor een geoptimaliseerde replicatie.
Een andere manier is de synthetische replicatie. In dat geval zal de tracker de prestatie nabootsen via afgeleide producten. Doorgaans zal de synthetische replicatie tot de beste volggraad leiden. Maar er zijn ook nadelen. Zo is er bij een synthetische ETF sprake van een ‘tegenpartijrisico’, omdat de tracker het indexrendement ‘koopt’ bij een tegenpartij. Een fysieke tracker daarentegen is de eigenaar van de onderliggende aandelen. Een tweede nadeel van een synthetische replicatie is dat er ook een fiscale impact kan zijn (zie verder).
Welke replicatie de tracker toepast, is ook terug te vinden op de essentiële beleggersinformatie of factsheet.
3. Weet u in welk land de tracker gevestigd is?
Ook het vestigingsland van de tracker is belangrijk. Want het zijn de fiscale regels in dat land die bepalen hoe de roerende inkomsten die de tracker int, worden belast. Als een aandelentracker zwaar wordt belast op de dividenden die hij int, dan levert dat voor de belegger uiteraard veel minder op dan wanneer de dividenden niet of nauwelijks worden belast.
Het zijn vooral de Ierse ETF’s die het gunstigste belastingregime hebben voor dividenden van buitenlandse aandelen. Dat verklaart waarom Ierland de bovenhand heeft genomen als land waar ETF’s worden gelanceerd. Voorts genieten ook Luxemburgse trackers een aantrekkelijk fiscaal regime. Wie belegt in Amerikaanse aandelen, kiest het best voor de Ierse tracker, omdat die gunstiger is dan de Luxemburgse. Dat is ook relevant als u in een wereldwijde aandelenindex zoals MSCI World wilt beleggen. In die wereldindexen nemen Amerikaanse aandelen meer dan 60 procent voor hun rekening.
U kunt het vestigingsland van de ETF terugvinden in de essentiële beleggersinformatie, of u kijkt naar de eerste twee letters van de ISIN-code. De ISIN-code van de Ierse ETF begint met ‘IE’, die van een Luxemburgse begint met ‘LU’.
De fiscale behandeling van de tracker kan een van de redenen zijn waarom een tracker, ondanks de kosten, beter presteert dan de index. Dat komt, omdat trackers zich doorgaans meten met de ‘net return’-variant van een index. In die variant worden de nettodividenden geherinvesteerd. Nettodividenden zijn dan dividenden die het normale belastingregime hebben ondergaan. Ze kunnen lager liggen dan de nettodividenden die bijvoorbeeld Ierse ETF’s effectief innen.
4. Is uw tracker wel voldoende liquide?
Trackers zijn beursgenoteerd, en in tegenstelling tot klassieke beleggingsfondsen kunt u ze niet kopen tegen de inventariswaarde of werkelijke waarde van de onderliggende aandelen. U moet de trackers op een aandelenbeurs kopen tegen de beurskoers. Die verschilt van de inventariswaarde, omdat hij mee wordt bepaald door vraag en aanbod.
Ierse trackers hebben het gunstigste belastingregime voor dividenden van buitenlandse aandelen.
De marktmakers op de beurs afficheren een koers waartegen ETF’s worden gekocht (biedkoers) en een koers waartegen ze worden verkocht (laatkoers). Hoe meer handel in een tracker, hoe meer liquide hij is en hoe kleiner het verschil tussen de bied- en laatkoers (spread). En dus hoe kleiner ook de verschillen met de inventariswaarde.
Trackers waarin veel minder wordt gehandeld, zullen grotere spreads kennen. Zo zal uw rendement ook meer afwijken van dat van de onderliggende index. Het verschil tussen bied- en laatkoers zult u kunnen afleiden uit het centraal orderboek van de tracker dat u kunt zien bij uw broker of op de website van de beurs waar de tracker noteert.
5. Weet u in welke munt uw tracker genoteerd staat?
Trackers die in een andere munt dan euro noteren, kunnen op Europese beurzen toch worden gekocht in euro. Het zijn de marktmakers die de handel in ETF’s mogelijk maken in de lokale munt, ook al noteert de tracker in een andere munt. Die wisselkoersomzetting gaat gepaard met kosten. Ook al zijn die in de praktijk zeer klein, ze leiden ertoe dat de rendementsverschillen tussen tracker en index kunnen oplopen.
Let wel, u koopt beter een tracker in euro dan uw euro’s bij de broker te laten omzetten in bijvoorbeeld dollars, om dan een tracker in dollar te kopen. De wisselkoerskosten zullen in dat geval hoger uitkomen.
6. Knaagt de fiscus niet te veel aan het rendement van uw tracker?
Niet meteen in handen van de tracker zelf, maar ook de Belgische fiscaliteit kan ertoe leiden dat het rendement van uw tracker uiteindelijk forser afwijkt van dat van de index. Zo is er de Belgische beurstaks die u betaalt bij aankoop en verkoop van de tracker. Koopt u een tracker die geen dividenden uitkeert en geregistreerd is op de Belgische markt, dan betaalt u een beurstaks van 1,32 procent bij aankoop en verkoop.
Ook de Belgische fiscaliteit kan ertoe leiden dat het rendement van uw tracker forser afwijkt van dat van de index.
Kiest u voor een (Europese) kapitalisatietracker die niet geregistreerd is op de Belgische markt of een tracker die dividenden uitkeert, dan bedraagt de beurstaks 0,12 procent. Bij de dividendtracker betaalt u dan wel 30 procent Belgische roerende voorheffing op het dividend. Ook bij dividendtrackers zijn Luxemburgse of Ierse ETF’s te verkiezen, omdat u boven op de Belgische roerende voorheffing geen Ierse of Luxemburgse bronheffing zult moeten betalen.
Nog een belangrijk fiscaal aandachtspunt is er wanneer u kiest voor een tracker met synthetische replicatie. Dan kan die ETF onder de Reynderstaks vallen. De Reynderstaks wordt aangerekend op fondsen of ETF’s die minstens 10 procent in vastrentende effecten, zoals obligaties of geldmarktinstrumenten, beleggen. U betaalt dan 30 procent roerende voorheffing op de meerwaarde die voortkomt uit het vastrentende deel van de tracker.
Maar ook grondstoffen- of zelfs aandelen-ETF’s kunnen onder die Reynderstaks vallen, als ze gebruikmaken van synthetische replicatie. Dat is het geval als de tracker een deel van de portefeuille in overheidsobligaties belegt en een ander deel in swapcontracten om het rendement na te bootsen. U informeert zich dus maar beter goed op voorhand over de fiscale implicaties als u voor een synthetische ETF kiest.