Mijn geld Het antwoord op al uw geldvragen
Advertentie

80%-grens voor de pensioenberekening toegelicht

Hoeveel uw werkgever of vennootschap spaart voor uw aanvullend pensioen wordt vanaf 2019 strenger gecontroleerd. De regering-Michel wil misbruiken rond de 80 procentgrens aan banden leggen. Wat houdt die grens precies in?
©BELGAIMAGE

‘De 80 procentgrens is zoals de buitenspelregel in het voetbal. Iedereen heeft zijn eigen versie, maar weinigen weten precies waar het om gaat’, zegt Pieter Gillemon, pensioenspecialist bij de consultant PwC.

De regeling is ingevoerd om te vermijden dat bedrijven een te groot deel van het inkomen van een werknemer of een bedrijfsleider storten in een plan voor de opbouw van een aanvullend pensioen.

Advertentie

Begin jaren 80 gebeurde het steeds vaker dat grootverdieners een almaar groter deel van hun loon in een pensioenplan lieten storten. Dat leidde tot dalende inkomsten voor de schatkist, omdat de werkgever de bijdragen voor een pensioenplan zonder enige beperking kon aftrekken van de belastbare winst. Loonpakketten werden fiscaal geoptimaliseerd door grote sommen te storten in een groepsverzekering of een pensioenfonds. ‘Dat leidde tot excessen waarbij uitermate hoge pensioenen werden toegekend. Die extra spaarpot nam de begunstigde werknemer of bedrijfsleider dan ook nog eens onmiddellijk als een voorschot op’, legt Gillemon uit.

Pensioengids

Alle pensioenmaatregelen van de regering-Michel

Wat verandert er nu echt voor uw pensioen?

De Pensioengids is op 30 september verschenen. Bent u abonnee van De Tijd? Klik hier om de gids (PDF versie) te lezen.

Daarom stelde de overheid paal en perk aan de bijdragen die bedrijven voor de opbouw van een aanvullend pensioen fiscaal in mindering mogen brengen. Stort een bedrijf meer dan een bepaald bedrag, dan mag het te veel betaalde niet van de belastbare winst worden afgetrokken.

De grens werd in 1985 ingevoerd. Sindsdien moeten ondernemingen erop toezien dat de som van het wettelijk en het aanvullend pensioen van hun werknemers of bedrijfsleiders niet hoger is dan 80 procent van de laatste brutojaarbezoldiging. Werknemers moeten daar eigenlijk niet bepaald van wakker liggen. Vooral werkgevers en de vennootschappen moeten erop toezien dat ze binnen een bepaalde marge blijven. Alleen zij riskeren zwaarder te worden belast als ze de grens overschrijden.

1. Wat moeten we onder de laatste bezoldiging verstaan?

In theorie is de laatste brutojaarbezoldiging het inkomen gedurende het laatste jaar voor u het pensioen opneemt én waarin u een normale beroepswerkzaamheid hebt gehad.

In de praktijk brengen bedrijven het huidige brutojaarinkomen van een werknemer in rekening, en niet de laatste brutojaarbezoldiging.

‘In de praktijk brengen de bedrijven het huidige brutojaarinkomen van een werknemer in rekening. Niemand weet namelijk wat die werknemer in het jaar voor zijn pensioen precies zal verdienen’, vervolgt Gillemon.

Advertentie

Of de 80 procentgrens wordt overschreden, wordt elk jaar opnieuw bekeken. Daardoor kunnen de ondernemingen rekening houden met eventuele loonsverhogingen.

Als u wordt ontslagen, dan houdt het rekenwerk gewoon op. Logisch, want de werkgever stort geen bijdragen meer in een groepsverzekering voor werknemers die de onderneming hebben verlaten. Het is dan ook zinloos om de berekening nog te doen.

Vindt u na een poos een andere job, dan zal de nieuwe werkgever de berekening toepassen op basis van het loon dat u daar verdient, ook al is dat meer of minder dan het loon bij de ex-werkgever.

2. Met welk inkomen moet men rekening houden?

Dat brengt ons bij de vraag wat men precies verstaat onder het brutojaarinkomen dat met 80 procent moet worden vermenigvuldigd.

Voor werknemers wordt rekening gehouden met het loon, het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de bedrijfswagen of andere voordelen van alle aard.

Het betreft enkel de beroepsinkomsten die de werknemer in zijn belastingaangifte moet opnemen’, zegt Gillemon. ‘Als de werkgever in een bepaald jaar een bonus aan het personeel toekent omdat bepaalde doelstellingen zijn gehaald (de niet-recurrente resultaatsgebonden bonus, red.), dan moet dat extraatje niet worden meegeteld. Die bonus is vrijgesteld van belastingen en wordt niet in de belastingaangifte van de werknemer vermeld.’

‘Met uitschieters of pieken wordt geen rekening gehouden’, zegt Gillemon. ‘Als u al vijftien jaar voor hetzelfde bedrijf aan de slag bent en u uw loon daarom langzaam ziet stijgen, vormt dat uiteraard geen probleem. Het wordt wel een probleem als de brutojaarbezoldiging plots stijgt van pakweg 50.000 naar 80.000 euro’, legt de expert uit.

Bedrijfsleiders mogen alleen regelmatige bezoldigingen in aanmerking nemen die bovendien maandelijks worden betaald, naast voordelen van alle aard zoals een woning of een auto. Voor de berekening van de 80 procentgrens mogen ze geen eenmalige bonussen of een jaarlijkse deelname in de winst (tantième) meetellen.

3. Waar precies ligt de grens?

Na een loopbaan van 40 jaar mag de som van het wettelijk en het aanvullend pensioen niet hoger zijn dan 80 procent van de laatste brutojaarbezoldiging.

27.324
Voor werknemers mag het wettelijk pensioen niet hoger geraamd worden dan 27.324 euro.

Voor werknemers wordt het wettelijk pensioen forfaitair geraamd op de helft van de brutojaarbezoldiging, zonder dat het resultaat hoger mag zijn dan 27.324,35 euro bruto per jaar.

Bedrijfsleiders mogen het wettelijk pensioen ramen op 25 procent van hun brutojaarbezoldiging zonder dat het resultaat lager of hoger mag zijn dan het jaarlijks vast te stellen minimum- en maximumpensioen. Voor het jaar 2016 bedraagt het minimumpensioen voor een bedrijfsleider 13.108,32 euro en het maximum 16.299,68 euro’, aldus Gillemon.

Boven op het wettelijk pensioen komt dan het aanvullend pensioen.

Voor werknemers komt dat vaak neer op het kapitaal van een groepsverzekering. Om de 80 procentgrens te berekenen wordt dat eenmalige kapitaal omgezet in een jaarlijkse rente.

Zelfstandigen zonder vennootschap moeten zich geen zorgen maken omdat zij sowieso elk jaar maar een klein percentage van hun inkomen mogen storten voor het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ), met een maximum van 3.127,24 euro in 2017.

Zelfstandige bedrijfsleiders met een vennootschap moeten boven op het wettelijk pensioen de uitkeringen van een VAPZ in de berekening meenemen. Ook de pensioenen die voortvloeien uit een individuele pensioentoezegging (IPT) of een groepsverzekering worden in rekening gebracht. ‘Dat geldt ook voor uitkeringen die voortvloeien uit een interne IPT die de vennootschap tot 1 juli 2012 aan haar bedrijfsleider kon toekennen’, zegt de pensioenexpert.

Uitkeringen die voortvloeien uit de derde pensioenpijler tellen niet mee. Kapitalen die u zelf bijeenspaarde via individueel pensioensparen of langetermijnsparen blijven dus buiten beschouwing.

4. Waarom ontsnappen ambtenaren aan de regeling?

Om de eenvoudige reden dat voor ambtenaren vaak nog geen aanvullend pensioen wordt opgebouwd. Zij ontvangen wel een hoger wettelijk pensioen dan een werknemer of een zelfstandige.

5. Welke misbruiken wil de regering bannen en hoe?

Het gebeurt dat bedrijfsleiders zichzelf een fors hogere vergoeding toekennen in het laatste jaar van hun loopbaan. ‘Er ontstaan vaak discussies over de vraag of het gaat om een abnormale uitschieter, dan wel of deze verhoging past in de geleidelijke loonopslag’, aldus de expert.

Om deze uitschieters af te vlakken wil de regering-Michel zich niet alleen baseren op het laatst verdiende loon, maar op het loon over een langere periode. Het is nog koffiedik kijken welke periode dat precies zal zijn. Gillemon acht de kans reëel dat dit het gemiddelde loon wordt over een periode van drie jaar. Waarom? ‘Op dit ogenblik legt de regering de laatste hand aan de uitwerking van een aanvullend pensioen voor zelfstandigen zonder vennootschap. Nu kunnen zij alleen een aanvullend pensioen opbouwen via het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ). Naar verluidt zouden de stortingen voor zo’n bijkomend aanvullend pensioen een fiscaal voordeel opleveren van 30 procent zolang de som van het wettelijk en het aanvullend pensioen uit het VAPZ en het nieuwe stelsel maximaal 80 procent van het gemiddelde loon van de laatste drie gewerkte jaren bedraagt. Het zou me niet verbazen mocht de regering deze regel over de hele lijn doortrekken’, aldus nog Gillemon.

Truc met inhaalpremies gaat niet meer op

Een werknemer kan al eens van werkgever veranderen of zelf een vennootschap oprichten. Net zoals een zelfstandige zijn vennootschap kan opdoeken en een nieuwe kan oprichten. De nieuwe werkgever of vennootschap kan een pensioenplan afsluiten en zelfs inhaalpremies betalen. Dat is nuttig als de betrokken werknemer of zelfstandige eerder geen of maar een kleine aanvullende pensioenspaarpot heeft opgebouwd. De nieuwe werkgever of vennootschap mag dan tot tien jaar teruggaan. Het al opgebouwde pensioen moet dan wel in rekening worden gebracht bij de berekening van de 80 procentgrens. Dat gebeurde niet altijd. Onder het motto ‘wat niet weet, niet deert’ werden pensioenplannen opgesteld en inhaalpremies betaald zonder rekening te houden met het aanvullend pensioen opgebouwd bij een andere verzekeraar of een ander fonds.

Bijkomend controlemiddel

Die vlieger gaat niet langer op. De pensioeninstellingen moeten namelijk aan de databank Sigedis meedelen hoe groot de aanvullende pensioenspaarpot al is. De fiscus beschikt dus over een bijkomend wapen om te controleren wat in het verleden is opgebouwd aan aanvullend pensioen. De belastingadministratie kan voortaan ook nagaan of die bestaande reserves wel in rekening worden gebracht bij nieuwe pensioenplannen.

Advertentie
Advertentie
Advertentie
Advertentie
Gesponsorde inhoud