Wie 1968 heeft meegemaakt, herinnert zich vast dat een doorsneegezin het niet zo slecht had. Een blinkende herenfiets als je 12 werd, elke dag een ijsje tijdens de vakantie aan zee, een platendraaier voor Kerstmis en een abonnement op de Winkler Prins Encyclopedie.
Vandaag verwennen we ons met een abonnement op Spotify, een afhaalpizza, een snowboard en een iPhone. Na 50 jaar is het aanbod veranderd. Geldt dat ook voor de geldbesteding van gezinnen? Aan de hand van cijfers van het statistiekbureau Statbel maken we een vergelijking tussen vroeger en nu.
Statbel doet niet elk jaar een onderzoek naar de gezinsbestedingen. Om een zicht te krijgen op die van 50 jaar geleden, moeten we ons behelpen met een gezinsbudgetonderzoek uit 1973, de peiling die het dichtst bij 1968 aanleunt. De cijfers werden vergeleken met die uit het recentste onderzoek van 2016.
Voeding weegt minder op gezinsbudget
In 1973 ging nog zo’n kwart van het gezinsbudget naar voeding en niet-alcoholische dranken. In 2016 was dat aandeel gereduceerd tot 13,3 procent. Dat is opvallend, want veel mensen kopen vandaag duurdere ingrediënten en de keuze in de supermarkten is de voorbije decennia exponentieel toegenomen.
‘Dat kan worden verklaard door de wet van Engel’, zegt Erik Buyst, professor economische geschiedenis aan de KU Leuven. De Duitse statisticus Ernst Engel stelde in de 19de eeuw vast dat het percentage voeding in het gezinsbudget daalt naarmate mensen rijker worden. In absolute cijfers geven gezinnen meer uit, maar op een bepaald moment is de grens bereikt. ‘We kunnen maar een bepaalde hoeveelheid aardappelen of sinaasappelen consumeren’, zegt Buyst.
Bovendien zijn landbouwproducten goedkoper geworden. ‘De innovatie in de landbouw, en vooral het gebruik van krachtige meststoffen, heeft ertoe geleid dat de opbrengst groter werd. Daardoor nam de overproductie van de landbouw toe, met een neerwaartse druk op de prijzen tot gevolg. Aardappels zijn nu goedkoper dan in 1968.’
Uit eten gaan zit in de lift
In Vlaanderen is de jongste jaren een echte restaurantcultuur ontstaan. In 1973 ging 3 procent van het gezinsbudget naar eten op restaurant, in 2016 was dat aandeel meer dan verdubbeld tot 7,1 procent. ‘Onze welvaart is gegroeid, onder meer door de toegenomen vrouwenparticipatie’, zegt Buyst. ‘Omdat er nu veel meer tweeverdieners zijn, hebben we ons consumptiepatroon aangepast. Vroeger was het traditie dat de vrouw eten op tafel zette als de man thuiskwam. Nu werken ze allebei en moeten ze soms alternatieven buitenshuis zoeken.’
Op de borrel thuis wordt dan weer beknibbeld. In 1973 ging 3 procent van het budget naar alcohol en tabak, in 2016 was dat slechts 1,7 procent. ‘We roken en drinken minder voor onze gezondheid, maar ook om budgettaire redenen’, zegt Erik Buyst. ‘Roken is veel duurder dan 50 jaar geleden, door de accijnsverhogingen. Bij alcoholhoudende dranken is eenzelfde evolutie bezig.’
Wonen neemt grotere hap uit gezinsbudget
In 1973 reserveerden gezinnen zo’n 20 procent van hun budget voor hun woning en nutsvoorzieningen. Intussen is dat aandeel opgelopen tot bijna 30 procent. Buyst stelt vast dat de prijzen door de grote vraag de hoogte zijn ingeschoten. In vergelijking met 50 jaar geleden moet de helft meer gezinnen een onderkomen krijgen. En er is meer. ‘Vandaag hebben we dubbele beglazing, betere isolatie, domotica. Elke kwaliteitsverbetering heeft zijn prijs.’
Voor onze nutsvoorzieningen zijn de kosten de jongste jaren voelbaar gestegen. ‘De taksen voor energie zijn toegenomen’, zegt Buyst. ‘Water is veel duurder geworden omdat ze in 1968 gewoon het afvalwater in de rivier loosden. We betalen dus ook voor een schoner milieu.’
Persoonlijke verzorging mag geld kosten
In 1973 ging het grootste deel (3,3%) van de persoonlijke verzorging naar kapperskosten, vooral die van de vrouw. In 2016 hebben verzorgingscrèmes en fitnesstoestellen aan belang gewonnen en is het aandeel persoonlijke verzorging in het gezinsbudget gestegen tot 10 procent.
Dat is geen verrassing voor Buyst, want de wet van Engel heeft nog een tweede effect: wie meer geld heeft, geeft meer uit aan luxeproducten. Onze persoonlijke verzorging is geëvolueerd van het strikt noodzakelijke naar het luxueuze.
Auto weegt nog altijd door
De transportkosten lagen zowel in 1973 als in 2016 rond 11 procent. Bijna 90 procent daarvan ging naar de aankoop van een auto, de brandstof en het onderhoud. De rest werd besteed aan het openbaar vervoer en de fiets. Dat de auto nog altijd een topper is, verbaast Buyst niet. ‘Zolang het openbaar vervoer niet goed genoeg is, krijg je mensen niet uit de auto.’
Communicatie wordt steeds belangrijker
In 1973 hadden de meeste gezinnen een vaste telefoon, maar die had niet de centrale functie van de mobiele telefoon vandaag. Daarnaast had je ook de rubriek ‘postzegels’, want mensen schreven nog brieven en verjaardagskaarten.
Intussen zijn alle vormen van telecommunicatie uiterst belangrijk geworden. Wifi thuis en mobiel internet eisen hun plaats in het gezinsbudget op. Weinig gezinnen ontsnappen daaraan: volgens een peiling van Statbel heeft 98 procent van de gezinnen een of meerdere gsm’s of smartphones.
Die bestedingen leiden ertoe dat in 2016 3,3 procent van het budget aan communicatie werd besteed. Dat is niet veel minder dan de 4,7 procent die we aan kleding en schoenen besteden. ‘Ook daar geldt dat we meer waar voor ons geld krijgen’, zegt Buyst. ‘Herinner je je de krakende telefoons van de RTT uit de jaren 60? Intussen zijn onze telefoons zakcomputers geworden.’