Daarmee ligt het nodige budget van hogeschool- en universiteitsstudenten zonder studiebeurs in de lijn met dat van vorig jaar. Dat blijkt uit de jaarlijkse berekeningen van het Centrum voor Budgetadvies en -onderzoek (CEBUD) van de Thomas More-hogeschool.
‘Globaal zijn er in de kostenposten geen grote verschillen in vergelijking met vorig jaar. Voor een pendelstudent wordt het studentenleven 56 euro duurder, voor een kotstudent 115 euro’, zegt onderzoekster Ilse Cornelis.
Afhankelijk van de gezinssituatie en het inkomen kan een student aanspraak maken op een studietoelage, waardoor ook het inschrijvingsgeld daalt. Dat kan de kosten voor een kotstudent verlagen tot 13.071 euro en voor pendelende studenten tot 8.410 euro.
De coronacrisis heeft vooral een impact op de leefkosten, niet op de studiekosten.
‘De coronacrisis heeft vooral een impact op de leefkosten, niet op de studiekosten. Door de daling van de energieprijzen vallen de kosten voor elektriciteit en verwarming lager uit. Maar de prijzen van voeding zijn iets meer gestegen dan de voorgaande jaren', zegt Cornelis.
Het benodigde budget valt uiteen in drie groepen: directe en indirecte studiekosten en leefkosten.
Directe studiekosten
Een kot of niet, de directe studiekosten zijn voor alle studenten gelijk. Het inschrijvingsgeld voor het academiejaar 2020-2021 bedraagt 947 euro voor wie geen beurs krijgt. Het beurstarief komt op 112 euro.
Voor cursussen en boeken moet in een masteropleiding gemiddeld 347 euro betaald worden, voor een bachelor 303 euro. ‘Bij de budgetberekening kopen we elk jaar een laptop met bepaalde specificaties in dezelfde winkel. Die prijsstijging was groter dan wat je op basis van de indexevolutie zou verwachten’, merkt Cornelis op.
De bijkomende kosten zoals voor een stage, studiereis of eindwerk verschillen sterk naargelang de gekozen richting.
Indirecte studiekosten
Indirecte studiekosten hebben betrekking op het vervoer van en naar de campus, het huren van een kot en andere schooluitrusting. Daar ligt het grote verschil tussen kot- en pendelstudenten.
Voor een kot moet een jaarbudget van gemiddeld 4.298 euro worden uitgetrokken. De gemiddelde huurprijs voor een privékamer met een wastafel bedraagt 351 euro per maand. De meeste koten worden verhuurd voor een periode van 12 maanden. Naast de huur moeten soms ook nog verbruikerskosten (voor elektriciteit, gas en internet) en diverse kosten (voor kookuitrusting, bedlinnen…) worden ingecalculeerd.
Het budget voor pendelstudenten die het openbaar vervoer gebruiken, is maar een fractie van dat van een kotstudent: zo’n 200 euro per jaar. Kiest een student voor een auto, reken dan op minimaal zo’n 2.790 euro per jaar voor een tweedehandswagen.
Leefkosten
Naast studeren moet er uiteraard ook geleefd worden. Eten, kleding, ontspanning, persoonlijke verzorging… hebben strikt genomen niets met het studeren te maken, maar geen student die zonder kan. Uit de berekening van CEBUD blijkt dat de leefkosten een groter budget opslorpen dan de directe en indirecte studiekosten samen: minimaal 7.655 euro voor een kotstudent en 7.301 euro voor een pendelstudent.
Het verschil zit in de hogere kosten voor voeding voor een kotstudent. In tegenstelling tot een pendelstudent kan hij niet mee aanschuiven aan de keukentafel, maar gaat hij af en toe in een studentenrestaurant eten. Maar ook als een kotstudent zelf zijn eigen potje kookt, is dat vaak iets duurder dan in gezinsverband.