Enkele honderden euro’s per maand neertellen voor een kleine studentenkamer? De lage rente zet er almaar meer ouders toe aan geen kot te huren, maar een studio of een appartement te kopen om zoon- of dochterlief tijdens de studieperiode te huisvesten. Dan hoeven ze geen geld aan de huur uit te geven. En het kan op termijn een goede investering zijn: na de studies kan de woonst verhuurd of verkocht worden.
Om een belasting op tweede verblijven te vermijden overwegen veel ouders om hun kind in te schrijven op het adres van hun studio of appartement in de studentenstad. Maar is dat wel verstandig? Het antwoord hangt af van de belasting op tweede verblijven in de studentenstad, de gevolgen voor uw belastingfactuur, kinderbijslag en studietoelage.
1. Belasting op tweede verblijven
Dat de kustgemeenten een belasting op tweede verblijven heffen, is bekend. ‘Maar ook ouders die voor hun studerende kroost een appartement of studio kopen en niemand op dat adres domiciliëren, riskeren de tweedeverblijfstaks’, zegt fiscaal advocaat Thierry Lauwers. Tal van steden en gemeenten heffen die belasting op eigendommen waar niemand gedomicilieerd is en die niet verhuurd zijn. De achterliggende redenering is dat eigenaars dezelfde gemeentevoorzieningen gebruiken als vaste inwoners (brandweer, huisvuilophaling, onderhoud van parken, …), terwijl ze niet via de personenbelasting bijdragen tot de gemeentefinanciën.
‘Of ouders die in een studentenverblijf voor hun kinderen investeren een tweedeverblijfstaks moeten betalen en hoeveel, verschilt van stad tot stad. Gent en Leuven heffen de belasting ook op studentenverblijven, Antwerpen niet’, zegt Lauwers.
Gent
Het gebruikelijke tarief van de tweedeverblijfstaks bedraagt in Gent 1.000 euro, maar er is een speciaal tarief van 300 euro voor woongelegenheden gebruikt door studenten. De voorwaarde is dat de totale vloeroppervlakte kleiner is dan 80 vierkante meter én dat de woonst verhuurd of ter beschikking gesteld is aan studenten die ingeschreven zijn in het hoger onderwijs. Gent geeft een vrijstelling van belasting voor kamers en studio’s in een studentenhuis, voor zover ze ter beschikking gesteld zijn van een student ingeschreven in het hoger onderwijs.
Met deze simulaties weet u waar u aan toe bent.
Bij de geboorte kunt u moeilijk weten of uw kind later een bacheloropleiding, een master of geen hogere studies zal volgen. Laten we voor de zekerheid voor de langste opleiding kiezen en ervan uitgaan dat u de studies van uw kind vijf academiejaren moet financieren. Op basis van de cijfers van het Centrum voor Budgetadvies en -onderzoek (CEBUD) van Thomas More kost een kotstudent in dat scenario vandaag 30.095 euro en een pendelstudent 9.325 euro. Hoeveel moet u dan opzijzetten als uw kind in 2018 geboren werd en hoeveel als het dit jaar twaalf is geworden? DS
Sparen vanaf de geboorte
Uw kind werd dit jaar geboren en u kiest ervoor meteen een spaarpot voor zijn hogere studies aan te leggen. U wilt tot het einde van de vijfjarige opleiding, dus 23 jaar lang, elke maand een bedrag opzijzetten.
> Op kot
Tegen 2041 zult u gecorrigeerd voor inflatie 47.456 euro aan de kant moeten hebben. Rekening houdend met een spaarrente van 0,11 procent moet u daarom maandelijks 170 euro sparen.
> Pendelstudent
De 9.325 euro die een pendelstudent kost, is na de correctie voor inflatie 14.704 euro geworden. Om dat bedrag bij elkaar te krijgen moet u 23 jaar lang 52 euro per maand sparen.
Sparen vanaf 12de verjaardag
Uw kind is twaalf en ging begin deze maand voor het eerst naar de middelbare school. U neemt zich voor elke maand, tot het einde van een vijfjarige opleiding, een vast bedrag te sparen voor als het naar het hoger onderwijs gaat.
> Op kot
Gecorrigeerd voor inflatie zult u binnen elf jaar 37.419 euro nodig hebben. Rekening houdend met een spaarrente van 0,11 procent moet u maandelijks 282 euro opzijzetten.
> Pendelstudent
Gecorrigeerd voor inflatie kost een vijfjarige opleiding voor een pendelstudent in 2029 11.594 euro. Dat betekent dat u gedurende elf jaar 87 euro per maand moet sparen.
‘Vanaf januari 2019 worden de voorwaarden voor de vermindering of vrijstelling strenger. De woonkwaliteit moet aangetoond worden met een conformiteitsattest of C-attest. Dat moet ten laatste twee maanden vóór een aanslagjaar - dus voor eind oktober - worden aangevraagd’, zegt Lauwers.
Antwerpen
In Antwerpen bedraagt het tarief van de belasting 570 euro. De stad geeft een vrijstelling voor studentenhuizen en -kamers. ‘Ook appartementen en studio’s waar voltijdse studenten verblijven, zijn vrijgesteld’, zegt Lauwers.
Leuven
In Leuven worden studentenkamers en -huizen beschouwd als een tweede verblijf en is in principe 789,50 euro belasting verschuldigd. Voor vergunde kamers en studio’s geldt wel een lagere belasting: 94,50 euro als de eigenaar kan aantonen dat er een student verblijft of 42 euro als de student een studiebeurs van minstens 200 euro krijgt. Volgens het stadsreglement heeft een ‘kamer’ geen eigen toilet, bad of douche, of een kookgelegenheid. Een of meerdere voorzieningen zijn gemeenschappelijk. Een studio is minstens 18 en hoogstens 60 vierkante meter groot.
Brussel
De meeste gemeenten in het Brussels Gewest heffen een belasting op tweede verblijven. Elke gemeente heeft een eigen reglement en kent eigen verminderingen of vrijstellingen toe. Doorgaans zijn er grote verminderingen voor studenten.
2. Kinderbijslag
Kinderen die studeren, hebben in principe recht op kinderbijslag tot en met de maand waarin ze 25 jaar worden. Zolang een student thuis woont, wordt de kinderbijslag aan de ouders betaald. Dat blijft zo als de jongere op kot gaat, zonder de wettelijke woonplaats te veranderen.
Neemt de studerende jongere wel zijn domicilie in de studentenstad? Dan ontvangt hij automatisch de kinderbijslag zelf. Dat is tot eind december 2018 het basisbedrag voor een eerste kind: 93,93 euro per maand, verhoogd met een leeftijdstoeslag van 28,72 euro. Voor veel gezinnen is dat minder interessant. Waarom? Als de kinderbijslag aan de ouders wordt betaald, wordt rekening gehouden met de gezins- en de werksituatie.
Een voorbeeld. Anke is het derde kind in een gezin met drie kinderen. De mama van Anke ontvangt voor deze dochter het bedrag voor een derde kind: een basiskinderbijslag van 259,49 euro. Als Anke op kot gaat om te studeren en een eigen domicilie aanvraagt, zal ze automatisch de basiskinderbijslag voor een eerste kind ontvangen (93,93 euro). Dat betekent dat Anke 165,56 euro per maand minder zou ontvangen dan wat de moeder zou krijgen als ze nog thuis woonde.
Ook als de mama van Anke een toeslag op de kinderbijslag ontvangt omdat ze langdurig werkloos, gepensioneerd of invalide is of een eenoudergezin vormt, zal die toeslag wegvallen als Anke alleen gaat wonen.
‘Om te vermijden dat de kinderbijslag daalt, kan een kind dat alleen gaat wonen aangeven dat de moeder van het gezin zijn kinderbijslag mag blijven ontvangen. Op die manier blijft de kinderbijslag hetzelfde’, zegt Joke Verbeek, woordvoerder van het federaal agentschap voor kinderbijslag Famifed.
Als een student zich op zijn kot domicilieert, krijgt hij zelf de basis kinderbijslag. Voor veel gezinnen is dat minder interessant.
Vanaf 1 januari 2019 wordt de kinderbijslag in Vlaanderen hervormd en zal die een onderdeel van het Groeipakket zijn. Dat is er voor alle kinderen, niet alleen voor kinderen geboren vanaf 2019. ‘De huidige generatie studenten aan de universiteiten en hogescholen kan blijven rekenen op de huidige basisbedragen. Vanaf 1 januari 2019 heeft het feit of ze bij hun ouders blijven wonen of apart gaan wonen niet langer een invloed op het basisbedrag’, zegt Leen Du Bois, woordvoerder van Kind en Gezin.
‘Maar ze kunnen vanaf Nieuwjaar recht hebben op nieuwe toeslagen. De sociale toeslag zal niet meer gekoppeld zijn aan het socioprofessioneel statuut, maar wel aan het inkomen en de gezinsgrootte.’ Zo komt er een sociale toeslag van 50 of 80 euro per maand per kind als het brutogezinsinkomen lager is dan 30.386,52 euro. Voor gezinnen met minstens drie kinderen en een bruto-inkomen van minder dan 60.000 euro is dat 60 euro per kind per maand.
3. Fiscaal ten laste
Ouders met studerende kinderen in huis betalen minder belastingen dan de buren zonder kinderen. Het belastingvoordeel is te danken aan een toeslag op de belastingvrije som. Dat zit zo. Ongeacht de gezinssituatie is er altijd een deel van uw inkomen dat aan belastingen ontsnapt, in het vakjargon de belastingvrije som. Boven op de belastingvrije som die iedereen krijgt, kan er een toeslag voor kinderlast zijn. Een groter stuk van uw inkomen ontsnapt dan aan belastingen, waardoor die lager zullen zijn. Hoe groter het aantal kinderen, hoe groter de verhoging van het basisbedrag.
Een voorwaarde om fiscaal ten laste te zijn is dat uw kind op 1 januari van het aanslagjaar in uw gezin woont. ‘Als een student zich domicilieert op het adres van een appartement of studio in de studentenstad, waar hij werkelijk verblijft, dan wonen het kind en zijn ouders niet meer onder hetzelfde dak en is de basisvoorwaarde voor de tenlasteneming niet langer vervuld’, zegt Jef Wellens, fiscalist bij Wolters Kluwer. Stel dat uw zoon of dochter bij de start van dit academiejaar zijn of haar adres laat wijzigen, dan verliest u het belastingvoordeel voor het hele jaar. Voor de belastingaangifte die u volgend jaar invult, wordt immers gekeken naar uw gezinssituatie op 1 januari 2019.
Wie een belastbaar jaarinkomen van zo’n 46.000 euro en één kind ten laste heeft, moet 427 euro meer belastingen betalen als dat kind zich domi cilieert op zijn kot.
Hoeveel belastingen u daardoor meer zal moeten betalen, hangt af van het aantal kinderen dat u ten laste hebt. ‘Verhuist uw enig kind, dan is dat 427 euro. Trekt een van uw twee kinderen de deur achter zich dicht, dan is dat 798 euro. Daalt uw kinderlast van drie naar twee, dan kost u dat 2.020 euro’, zegt Wellens. Die berekeningen gaan uit van de veronderstelling dat de ouder een belastbaar inkomen heeft van minstens 45.750 euro en woont in een gemeente met 8 procent gemeentebelastingen.
Kunnen de ouders dan geen enkel belastingvoordeel meer genieten voor hun studerend kind? ‘Als het kind werkelijk een afzonderlijk gezin vormt, dan kunnen de ouders hem een onderhoudsuitkering betalen om de leefkosten te dekken. Die kan fiscaal worden ingebracht, maar de werkwijze leidt in de praktijk vaak tot geschillen met de fiscus’, zegt Wellens. Betaalde onderhoudsuitkeringen heten in het vakjargon ‘aftrekbare bestedingen’. Tachtig procent van de betaalde onderhoudsgelden wordt afgetrokken van het gezamenlijk netto belastbare inkomen. Daardoor ontsnapt een deel van uw inkomsten aan belastingen en dat levert een voordeel op tegen het hoogste belastingtarief waartegen u belast wordt. Dat bedraagt minstens 25 procent en kan oplopen tot 50 procent (plus gemeentebelastingen).
Voor de student zijn de ontvangen onderhoudsuitkeringen een belastbaar inkomen dat in een belastingaangifte moet worden aangegeven. De fiscus neemt niet het hele bedrag in aanmerking voor de belastingberekening, maar houdt slechts rekening met 80 procent van de onderhoudsgelden. En ook dan is het nog niet zeker dat de onderhoudsgelden belast worden. Er moeten geen belastingen betaald worden als de totale inkomsten - inclusief netto-inkomsten uit een (studenten)job - onder de belastingvrije som van 7.730 euro blijven.
4. Studietoelage
Gezinnen met een beperkt inkomen kunnen een studietoelage krijgen. Voor het academiejaar 2018-2019 bedraagt de minimumtoelage voor hogeschool- en universiteitsstudenten in Vlaanderen 265,90 euro. Die kan oplopen tot 2.649,80 euro voor een pendelende student en 4.115,01 euro voor een kotstudent.
Of u recht op een studententoelage hebt, hangt in grote mate van de samenstelling en het inkomen van uw gezin af. Als uw inkomen te hoog is, krijgt u geen toelage. Daarvoor wordt in principe gekeken naar het gezinsinkomen van de ouders. Dat een student op kot gaat en daar zijn domicilie vestigt, verandert daar niets aan. ‘Het criterium is niet de domicilie van de student, maar wel wie in het levensonderhoud voorziet’, zegt Hilde Crevits (CD&V), Vlaams minister van Onderwijs. Zolang de ouders voor hun studerende kinderen instaan, telt hun gezinsinkomen. Alleen bij studenten die zelf in hun levensonderhoud voorzien, worden de eigen inkomsten bekeken.
Weet dat niet naar uw huidige inkomen wordt gekeken voor de studietoelage, maar naar dat van 2016. Uw gezamenlijk belastbaar inkomen vindt u terug op de laatste belastingberekening die u van de fiscus kreeg: het aanslagbiljet voor het inkomen van 2016 (aanslagjaar 2017).
Houd ook in het achterhoofd dat een student die verblijft in een kamer, appartement of studio waarvan zijn ouders eigenaar zijn, geen extra toelage voor een kotstudent kan krijgen. ‘Die is er alleen voor studenten die een huurcontract kunnen voorleggen voor een studentenwoning, waar ze niet gedomicilieerd zijn’, legt Crevits uit.
Behalve naar uw inkomen wordt ook gekeken naar het vastgoed waarvan u eigenaar bent. En dan komt het appartement of de studio die u kocht voor uw studerende kinderen in het vizier: wie veel grond en huizen bezit, krijgt geen studietoelage. Er wordt geen rekening gehouden met een eigen gezinswoning of een gebouw dat u beroepsmatig gebruikt. Maar wel met al het andere vastgoed, zoals een tweede verblijf, een studio voor uw studerende kroost, verhuurde panden of een bouwgrond.
Om na te gaan of u te veel vastgoed bezit om een studietoelage te krijgen, wordt een kadastraalinkomentest gedaan. Daarbij wordt het kadastraal inkomen (ki) van uw vastgoed - zonder de gezinswoning en beroepspanden - vergeleken met uw inkomen. Als dat ki drie keer hoger is dan uw inkomen, krijgt u geen studietoelage meer.