Het heeft bloed, zweet en tranen gekost, maar na meer dan een maand bakkeleien over aanvankelijk alleen de nieuwe referentiewaarde voor de bepaling van het voordeel alle aard van bedrijfswagens is er een heel pakket nieuwe fiscale regels voor de pendelende werknemer.
De zwaardere fiscale aanpak van fossiele bedrijfswagens wordt een jaar uitgesteld
Met kunst- en vliegwerk en gegoochel met testwaardes, waar alleen doorgewinterde fiscalisten nog aan uit kunnen, is minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) erin geslaagd de voorziene forse stijging van de belasting op het privévoordeel van fossiele bedrijfswagens in elk geval nog een jaar uit te stellen.
De nieuwe referentiewaardes voor de CO2-uitstoot van benzine- en dieselwagens dalen tegenover 2023 maar een fractie. Voor de meeste gebruikers van een bedrijfswagen met een benzine- of dieselmotor resulteert dat in een stijging van hun belasting op het voordeel alle aard van niet meer dan enkele euro’s. De exacte impact verschilt van bedrijfswagen tot bedrijfswagen en is behalve van de CO2-uitstoot ook afhankelijk van de leeftijd.
Voordeel alle aard (VAA) stijgt amper
Voor de meeste gebruikers van een bedrijfswagen met een benzine- of dieselmotor bedraagt de stijging van hun belasting op het voordeel alle aard niet meer dan enkele euro’s.
Een voorbeeld op basis van de populairste bedrijfswagen van vorig jaar: de BMW X1. Bij een basisbenzineversie stijgt de belasting op het voordeel alle aard met 3,3 procent, van 187 naar 193 euro per maand. Bij een gelijkwaardige variant met een dieselmotor bedraagt de stijging slechts 1,7 procent, of amper 3 euro per maand. De belasting op schonere plug-inhybrides en volledig elektrische versies blijft gebaseerd op 4 procent van de cataloguswaarde en stijgt daardoor niet. Alleen het minimumbedrag voor het voordeel alle aard (VAA) stijgt met 3,9 procent tot 133,33 euro per maand. Daarmee stijgt de belasting op de goedkoopste elektrische auto’s sneller dan die op veel - duurdere - diesels.
De gematigde stijging van de belasting op het voordeel alle aard is maar van korte duur. Gezien de razendsnelle elektrificatie van het bedrijfswagenpark en het grote aandeel van bedrijfswagens in de verkoop van nieuwe auto’s staat het in de sterren geschreven dat de CO2-referentiewaarde waarop de belasting is gebaseerd dit jaar opnieuw fors zal dalen. Dat belooft voor 2024 opnieuw een forse stijging van wellicht 10 tot 20 procent of meer van de belasting op het voordeel alle aard voor fossiele bedrijfswagens op te leveren.
Wie met de fiets naar het werk gaat, krijgt een hogere vergoeding
Om de maatregelen voor de fossiele bedrijfswagens te compenseren komt er een extra ruime fiscale aanpak voor wie met de fiets naar het werk gaat. Tot nu konden werknemers van hun werkgever maximaal 2.500 euro per jaar belastingvrij aan fietsvergoedingen ontvangen. Dat bedrag wordt opgetrokken tot 3.500 euro per jaar.
Om aan dat jaarlijkse maximum te komen moesten werknemers dagelijks minstens 44 kilometer van en naar het werk fietsen en de maximale fietsvergoeding van 27 eurocent per kilometer van de werkgever ontvangen. Amper 0,4 procent van de werknemers die hun fietsvergoeding fiscaal inbrachten, kwam in 2022 aan dat maximum, blijkt uit cijfers van de federale overheidsdienst Financiën.
Maar sinds 1 januari is de maximale kilometervergoeding gestegen van 0,27 naar 0,35 euro per kilometer. Daardoor is het plafond van 2.500 euro per jaar al bereikt voor wie dagelijks 34 kilometer van en naar het werk fietst. Daarmee bereiken naar verwachting almaar meer fietsende werknemers dat plafond, zeker met het nog altijd gestaag groeiende netwerk aan fietssnelwegen en de aanhoudende stijging van de verkoop van speedpedelecs. Door het plafond op te trekken tot 3.500 euro botsen een pak minder werknemers tegen het plafond.
Treinreizigers kunnen een extra tegemoetkoming krijgen
Wie met de trein naar het werk gaat, maar niet van de aantrekkelijke derdebetalersregeling profiteert, krijgt een extra tegemoetkoming van de federale overheid. De voorwaarde is wel dat de werkgever ook een extra inspanning doet. Als de werkgever belooft minstens 71,8 procent van de kosten van het NMBS-abonnement voor zijn rekening te nemen, komt de federale overheid nog eens voor 7,5 procent tussen. Daardoor betaalt de werknemer uiteindelijk niet meer dan 20,7 procent zelf.
Als de werkgever belooft minstens 71,8 procent van de kosten van het NMBS-abonnement te dragen, komt de federale overheid nog eens voor 7,5 procent tussen. Daardoor betaalt de werknemer uiteindelijk 20,7 procent.
Een groot deel van de lasten van die regeling komt bij de werkgevers terecht. Veel bedrijven passen voor treinpendelaars nu al de derdebetalersregeling toe. Dat betekent dat ze 80 procent van de abonnementskosten betalen. De overheid betaalt vervolgens de rest, waardoor het treinvervoer voor de werknemer gratis is.
Werkgevers die daar geen gebruik van maken, betalen gemiddeld 56 procent van de kosten voor een treinabonnement terug. Bedrijven zullen dat percentage fors moeten optrekken om aan het minimum van 71,8 procent te raken dat nodig is om in aanmerking te komen voor de extra overheidsbijdrage.
