Mijn geld Het antwoord op al uw geldvragen
Advertentie

De groepsverzekering: appel voor de dorst via uw werkgever

Met een groepsverzekering legt u via uw werkgever een spaarpot opzij, boven op uw wettelijk pensioen. Deze zogenaamde ‘tweede pijler’ is van belang om uw levensstandaard na de pensionering op niveau te houden.
©Filip Ysenbaert

1. Wie betaalt de premie?

In een aantal gevallen betalen zowel de werkgevers als de werknemers een bijdrage voor de groepsverzekering. Maar sinds de Wet op het Aanvullend Pensioen (WAP) in 2004 worden er in de nieuwe contracten bijna nooit nog bijdragen door de werknemers opgenomen.

2. Welke soorten pensioenverzekeringen bestaan er?

Er bestaan drie types van pensioenverzekeringen: het type vaste prestaties, het type vaste bijdragen en het type 'cash balance'.

Advertentie

Vaste prestaties

Bij pensioentoezeggingen met vaste prestaties - in verzekeringsjargon 'defined benefit' - ligt vooraf vast welk bedrag de werknemer op het ogenblik van zijn pensionering zal krijgen. Voor de opbouw van het aanvullend pensioen worden bijdragen gestort aan de pensioeninstelling. Die berekent hoeveel bijdragen er betaald moeten worden om het beloofde aanvullend pensioen tegen de pensioenleeftijd te financieren.

De pensioeninstelling belegt deze bijdragen. Doorgaans gebeurt dit in tak 21-producten, die risicoloos zijn omdat ze een vaste rente garanderen.

 Afhankelijk van het rendement dat door de pensioeninstelling wordt behaald op de beleggingen, zal de kost voor de werkgever (of sectorale inrichter) hoger of lager liggen. Hoe hoger het rendement is, hoe minder bijdragen er moeten worden gestort. Het is dus de werkgever die het beleggingsrisico van de pensioentoezegging draagt.

Vaste bijdragen

Advertentie

Bij dit type van pensioentoezegging  - ook wel 'defined contribution' genaamd - belooft de werkgever geen vast eindresultaat. Er wordt alleen gegarandeerd dat de bijdragen worden betaald.

Bij dit type van pensioentoezegging - ook wel 'defined contribution' genaamd - belooft de werkgever geen vast eindresultaat.

Hoe hoog het aanvullend pensioen zal zijn, ligt niet bij voorbaat vast. Dat hangt af van hoeveel bijdragen er betaald worden, hoelang er wordt gespaard en hoeveel rendement de beleggingen opbrengen. In dit geval ligt het beleggingsrisico - of de beleggingen veel of weinig rendement halen - bij de aangesloten werknemers.

Om het beleggingsrisico voor de werknemers te beperken, heeft de wet aan de werkgever een minimale rendementsgarantie opgelegd. Zoals eerder al gezegd, bedraagt dat minimumrendement op dit ogenblik 1,75 procent. Wanneer bij pensionering of bij een overdracht van de reserves na de uitdiensttreding van een werknemer blijkt dat de bijdragen minder hebben opgebracht dan het wettelijke minimum, moet de werkgever bijbetalen.

Cash balance

Met de groepsverzekering via 'cash balance' bepaalt de werkgever het toegekende bedrag en het te bereiken rendement. Als de verzekeraar in een bepaald jaar niet het te bereiken rendement haalt, verbindt de werkgever zich ertoe het verschil bij te passen. De werkgever kan flexibel met de rendementen over de jaren heen omspringen. Hij kan het hogere rendement van een gunstig jaar gebruiken om het verschil bij te passen. Maar hij kan ook het overschot aan rendement rechtstreeks toekennen aan de werknemer.

3. Zijn er risico's verbonden aan een groepsverzekering?

De werkgever mag de samengebrachte fondsen niet zelf beheren. Kwestie van de werknemer niet met lege handen achter te laten mocht het bedrijf failliet gaan. Ondernemingen zijn wettelijk verplicht om hun geld in bewaring te geven bij een ‘pensioeninstelling’ die gespecialiseerd is in het beheer van financiële middelen.

Ondernemingen zijn wettelijk verplicht om hun geld in bewaring te geven bij een ‘pensioeninstelling’ die gespecialiseerd is in het beheer van financiële middelen.

Maar aan dat externe beheer zijn uiteraard kosten verbonden. Die komen op rekening van de werkgever en niet van de werknemer, maar ze kunnen wel in meerdere of mindere mate inwerken op het pensioenkapitaal dat de werknemer opbouwt.

De wet op de aanvullende pensioenen (WAP) legt een aantal spelregels vast. De werkgever moet een rendement van - op dit ogenblik - 1,75 procent garanderen. Voor de werkgeversbijdragen mag rekening worden gehouden met kosten. Die mogen maximaal 5 procent van de premies bedragen. Het rendement moet dus berekend worden op minstens 95 procent van de betaalde premies. Lopen de kosten hoger op, dan moet de werkgever bijpassen. Op de eventuele bijdragen van de werknemer moet hij een rendement van 1,75 procent garanderen, zonder aftrek van kosten.

Als de werkgever bijvoorbeeld 5 procent kosten in rekening moet brengen op zijn bijdragen, moet een premie van 100 euro een jaar later minstens 96,66 euro (95 +1,75 procent van 95) bedragen. Dit is het laagste bedrag dat gegarandeerd moet zijn. Heeft de werkgever een overeenkomst met een pensioeninstelling waarvoor de kosten 6 procent bedragen, dan blijft er van 100 euro na een jaar 95,64 euro (94 + 1,75 procent van 94) over. In dat geval zal de werkgever voor elke 100 euro die werd ingelegd 1 euro moeten bijpassen.

De werknemer staat zelf  niet in voor de kosten van de groepsverzekering, maar die kosten zijn wel bepalend voor het bedrag dat de werknemer uiteindelijk overhoudt. Als de kosten bijvoorbeeld maar 3 procent bedragen, staat er tegenover een premie van 100 euro een jaar later een bedrag van 98,69 euro (97 + 1,75% van 97).

4. Hoe wordt de groepsverzekering bij uitkering belast?

Meestal wordt de groepsverzekering als een eenmalig kapitaal uitgekeerd. De belasting verschilt naargelang het kapitaal werd opgebouwd met bijdragen van de werkgever of met eigen bijdragen van de werknemer.

Het belastingtarief op het deel van het kapitaal dat opgebouwd is met werkgeversbijdragen hangt af van het tijdstip van uitbetaling. Hoe ouder u bent bij de uitbetaling, hoe lager de verschuldigde belasting.

Als u een loopbaan van 45 jaar hebt volgemaakt, betaalt u 10 procent. Voor iemand die op zijn 18de is beginnen te werken, is dat bijvoorbeeld op 63 jaar. Als de 45 jaar niet worden gehaald, zijn de tarieven als volgt:

  • Vanaf 60 jaar: 20 procent
  • Vanaf 61 jaar: 18 procent
  • Vanaf 62 tot 64 jaar, bij wettelijke pensionering of bij overlijden: 16,5 procent
  • Vanaf 65 jaar: 10 procent. Voorwaarde is wel dat u tot uw 65ste effectief aan de slag bent gebleven en dat het pensioenkapitaal ook ten vroegste vanaf die leeftijd wordt uitgekeerd. Als niet aan die voorwaarde voldaan is, bedraagt het tarief 16,5 procent.
3,55
procent
Hou er ook rekening mee dat u boven op de belastingen nog een RIZIV-bijdrage van 3,55 procent en een solidariteitsbijdrage van 2 procent moet betalen.

Het deel van het kapitaal dat uit werknemersbijdragen komt en dat betaald werd na 1993 wordt belast tegen 10 procent (plus gemeentebelasting) bij een uitkering vanaf 60 jaar. De andere stortingen worden tegen 16,5 procent (plus gemeentebelasting) belast.

Hou er ook rekening mee dat u boven op de belastingen nog een RIZIV-bijdrage van 3,55 procent en een solidariteitsbijdrage van 2 procent moet betalen.

Ondanks alle kosten en belastingen blijft een aanvullend-pensioenplan een interessante vorm van alternatief belonen. Met eenzelfde budget kan een werkgever een hoger nettovoordeel bieden aan zijn werknemers. Bij een loonsverhoging van 1.000 euro krijgt de werknemer slechts 32% van de totale loonkosten netto in handen, terwijl dat bij een groepsverzekering bijna 73% is.

Meer weten over uw pensioen?

Wilt u meer weten over uw pensioen, lees dan zeker ook onze rubriek 'Pensioen'. U vindt er alles wat u moet weten over het wettelijk en het aanvullend pensioen, en over hoe u zelf kunt sparen voor uw oude dag. Via onze Pensioencoach ontdekt u of u klaar bent om zorgeloos met pensioen te gaan.

Advertentie
Advertentie
Advertentie
Gesponsorde inhoud