Volgende maandag bestaat de mogelijkheid om een bedrijfswagen in te ruilen voor een mobiliteitsbudget twee jaar. Met dat geld kunnen werknemers zich een kleinere, milieuvriendelijke wagen aanschaffen en de rest besteden aan een treinabonnement voor de woon-werkverplaatsing en/of een fiets.
Tot zover de theorie, want in de praktijk houdt de werknemer met een bedrijfswagen vast aan zijn oorspronkelijke auto. Uit een steekproef van het hr-dienstenbedrijf Acerta bij 260.000 werknemers blijkt dat het mobiliteitsbudget 1,5 op de 1.000 werknemers met een bedrijfswagen bereikt. Dat is een heel mager succes, maar wel al een grote sprong vooruit tegenover begin 2020, toen het maar 1 op de 10.000 was.
Geen budget over
Een rem op het succes is dat het mobiliteitsbudget niet altijd ver genoeg reikt. ‘Door de strenge uitstooteisen voor wagens, ook kleinere, blijft geen budget over voor een extra plooifiets of voor een busabonnement’, zegt Karolien Van Herpe, juridisch adviseur bij Acerta.
Ook kijken werknemers volgens Acerta de kat uit de boom wegens de administratieve rompslomp. ‘Dat elke medewerker voor zichzelf de beste oplossing kan kiezen, maakt de opvolging er niet gemakkelijker op’, zegt Van Herpe.
Acerta ziet het mobiliteitsbudget toch de goede kant uitgaan. Door de coronacrisis volgt in 2021 mogelijk de doorbraak, klinkt het. ‘Zowel werkgevers als werknemers voelen dat de manier van werken voorgoed veranderd is.'
Ook voor huishuur
Volgens de juridisch adviseur van Acerta kan het mobiliteitsbudget een duw in de rug krijgen als werknemers beseffen dat ze met hun mobiliteitsbudget ook hun huur en de intresten van hun hypothecaire lening kunnen betalen. Dat kon in de oorspronkelijke regeling al voor werknemers die binnen een straal van 5 kilometer van hun werkplek wonen. ‘Maar de overheid verduidelijkte recent dat ook werknemers die voor minstens 60 procent van thuis uit werken hun mobiliteitsbudget voor de betaling van huisvestingskosten kunnen gebruiken.'
