Vanaf volgend jaar komen er opnieuw subsidies voor de installatie van zonnepanelen, kondigde Vlaams minister van Energie Zuhal Demir (N-VA) een week geleden aan. Dat is opmerkelijk, want vijf jaar geleden werd een andere vorm van steun voor zonnepanelen - de groene stroomcertificaten - afgeschaft.
De nieuwe steun komt echter niet uit de lucht gevallen. Vanaf volgend jaar kunnen nieuwe eigenaars van zonnepanelen niet langer gebruikmaken van de terugdraaiende teller. De meterstand van die analoge teller draait letterlijk terug als meer stroom wordt opgewekt dan op dat ogenblik wordt gebruikt. Vanaf 2021 wordt de digitale meter de norm, maar die maakt zonnepanelen vaak minder rendabel en dat kan mensen doen aarzelen om er te plaatsen. Niet ideaal, want dat kan de omslag naar milieuvriendelijke energiebronnen doen haperen.
De beslissing van Demir leidt ertoe dat u als zonnepaneleneigenaar in spe moet afwegen of u nog dit jaar zonnepanelen plaatst - met de mogelijkheid van de terugdraaiende teller - of pas volgend jaar. Waar moet u rekening mee houden bij die keuze?
Digitale meter versus terugdraaiende teller
Vorig jaar is het startschot gegeven voor de geleidelijke vervanging van de oude analoge elektriciteitsmeters door digitale meters. De eigenaars van zonnepanelen zijn een prioritaire groep voor de installatie van de nieuwe meters en zouden tegen eind 2022 allemaal een exemplaar in huis moeten hebben.
Met de digitale meter kan de netbeheerder de werking van het net beter beheren. Ook beschikt de consument over meer informatie over het dagelijkse verbruik. Op basis daarvan kan hij zijn verbruikspatroon herschikken.
De meter registreert apart hoeveel niet onmiddellijk gebruikte elektriciteit de eigenaar van zonnepanelen op het net zet en hoeveel hij er afhaalt. Dat betekent dat voortaan, net zoals bij andere elektriciteitsgebruikers, een precieze vergoeding voor het gebruik van het net kan worden berekend.
De subsidie heeft het voordeel dat ze meteen betaald wordt en de investeringsinspanning verkleint.
Vandaag betalen eigenaars van zonnepanelen een forfaitair bedrag voor de nettarieven, het prosumententarief. Dat is op 1 juli 2015 ingevoerd en gebaseerd op de capaciteit van de geïnstalleerde omvormers, de apparatuur die wisselstroom maakt van de door de zonnepanelen geleverde gelijkstroom. Het bedrag kan alleen forfaitair zijn, omdat het met een analoge meter onmogelijk is de netvergoeding exact te bepalen. Die meter kan alleen het verschil tussen het totale stroomverbruik en de opgewekte stroom vaststellen.
De optie om de netvergoeding precies te berekenen veroorzaakte ongerustheid bij eigenaars van zonnepanelen. Velen vreesden dat de reële netvergoeding hoger zou liggen dan het prosumententarief en dat zo de terugverdientabellen voor zonnepaneelinstallaties onderuit zouden worden gehaald. Uit enkele simulaties die we op de website van de Vlaamse energieregulator VREG deden, blijkt dat voor verschillende soorten van gebruikers de reële netvergoeding doorgaans boven het prosumententarief uitkomt.
De Vlaamse overheid was er beducht voor dat dat een rem zou zetten op de installatie van zonnepanelen. Daarom lanceerde ze een overgangsregeling. Eigenaars van zonnepanelen die nog voor het einde van 2020 worden geïnstalleerd, kunnen zelf kiezen om maximaal 15 jaar met het systeem van het prosumententarief voort te gaan. Voor nogal wat mensen was dat het signaal dat er nog snel een installatie op het dak moest komen.
Weet wel dat de VREG de beslissing over de terugdraaiende teller aanvecht bij het Grondwettelijk Hof. De regulator vindt het discriminerend om bij de ene persoon de capaciteiten van de digitale meter helemaal te benutten, terwijl iemand anders hem kan blijven gebruiken als een virtueel terugdraaiende teller.
Vlaamse subsidie
Sinds een week is er een nieuw element in het beslissingsproces. Laat u vanaf 1 januari 2021 zonnepanelen op uw dak plaatsen - en laat u dus de terugdraaiende teller schieten - dan kunt u een Vlaamse premie krijgen. De nieuwe subsidie is aanzienlijk, zeker als u weet dat een doorsnee installatie 5.000 à 5.500 euro kost. Voor 2021 bedraagt de premie 300 euro per geïnstalleerde kilowattpiek voor de eerste 4 kilowattpiek en 150 euro per kilowattpiek voor de schijf tussen 4 en 6 kilowattpiek. Voor alles wat boven dat geïnstalleerd vermogen uitkomt, is geen steun meer. Voor een installatie van 6 kilowattpiek of meer krijgt u dus 1.500 euro steun.
Het komende jaar wordt het interessantste voor de nieuwe premie. Daarna zakken de bedragen.
De subsidiëring loopt over vier jaar en geldt alleen voor bestaande woningen met een bouwaanvraag vóór 2014. Het komende jaar wordt het interessantste omdat de bedragen daarna telkens met 75 en 37,5 euro per kilowattpiek zakken voor respectievelijk de eerste 4 kilowattpiek en de schijf daarboven tot 6 kilowattpiek.
Vergelijking maken
U kunt de oefening maken welke maatregel u het beste uitkomt. De keuze voor de terugdraaiende teller brengt in enkele scenario’s op lange termijn meer geld op. In één scenario moet een zonnepaneleneigenaar met een doorsnee installatie van 4 kilowattpiek (zie grafiek) 157 euro per jaar minder betalen, als hij het prosumententarief aangerekend krijgt en niet de netvergoeding op basis van het reële gebruik. Omdat u dat prosumententarief 15 jaar kunt behouden, levert dat 2.355 euro op. Maar in een ander geval zult u met een gelijkaardige installatie 40 euro goedkoper uitkomen met een reële netvergoeding, waardoor u over 15 jaar 600 euro verlies zou lijden als u voor het prosumententarief kiest.
Alles hangt af van hoeveel u van het net afneemt. Het komt erop aan uw verbruikspatroon te veranderen en de consumptie af te stemmen op de uren waarop uw zonnepanelen het meeste elektriciteit produceren. Want hoe meer u rechtstreeks verbruikt, hoe minder u van het net moet halen en hoe lager bijgevolg uw netvergoeding ligt.
Tegenover het voordeel dat de terugdraaiende teller in heel wat gevallen oplevert, staat een subsidie van 1.200 euro die u vanaf volgend jaar voor een installatie van 4 kilowattpiek ontvangt. Die subsidie heeft het voordeel dat ze meteen betaald wordt en de investeringsinspanning bij het installeren van de zonnepanelen verkleint.
3
vragen aan
Alex Polfliet
Zaakvoerder van Zero Emission Solutions
1	Wordt de terugverdientijd van zonnepanelen langer door het wegvallen van het systeem met de terugdraaiende teller?
‘Als vuistregel gold tot nu dat een installatie zich in goed zeven jaar terugbetaalde. De nieuwe premie houdt de terugverdientijd op
tien jaar. Zonder de premie zou dat 13 jaar zijn bij een zelfconsumptie (waarbij u de opgewekte stroom meteen zelf verbruikt, red.) van 35 procent.’
2	Om de netvergoeding in te perken moet de verbruiker zijn zelfconsumptie opschroeven. Hoe haalbaar is dat?
‘Voor een doorsnee gezin van wie iedereen overdag uit huis is, is het bijna onmogelijk boven 35 procent zelfconsumptie uit te komen. De enige manier om het zelfgebruik aanzienlijk op te drijven is met thuisbatterijen die de elektriciteit van de zonnepanelen opvangen. Maar zulke batterijen zijn duur.’
3	In welke mate kan een thuisbatterij de terugverdientijd inkorten?
‘Door een thuisbatterij aan de zonnepanelen te koppelen kan je de terugverdientijd naar negen jaar terugbrengen (in de situatie met een premie en met een zelfconsumptie van 35%, red.). Wie een thuisbatterij een te grote investering vindt om meteen te doen, kan zich wel op de toekomst voorbereiden. Zorg er bij een nieuwe installatie van zonnepanelen voor dat de omvormers batterijcompatibel zijn.’