Begin het nieuwe jaar met een financiële voorsprong dankzij onze gids 'Uw geld in 2021'.
Zaterdag 12 december gratis bij De Tijd.
1. Meer pensioen voor zelfstandigen
Vanaf 2021 zal het pensioen van zelfstandigen op dezelfde manier worden berekend als van werknemers. Een zelfstandige met een jaarlijks inkomen van bijvoorbeeld 30.000 euro zal daardoor vanaf 2021 voor elk gewerkt jaar 127 euro extra pensioenrechten opbouwen. Wie er een volledige loopbaan van 45 jaar op heeft zitten, zal na de hervorming jaarlijks 5.552 euro meer pensioen krijgen.
Voor de loopbaanjaren tussen 1984 en 2020 worden de zelfstandigenpensioenen vandaag nog berekend op basis van 69 procent van hun beroepsinkomen, terwijl voor werknemers het volledige loon in rekening wordt gebracht (zie verder: Ook maximumpensioen omhoog). De correctie tot 69 procent van het loon komt er omdat zelfstandigen minder sociale bijdragen betalen dan werknemers. Zelfstandigen dragen 20,5 procent van hun inkomen af. Op het brutoloon van een werknemer betaalt een werkgever 25 procent sociale bijdragen. De werknemer zelf telt ook nog eens een persoonlijke bijdrage van 13,07 procent neer op het brutoloon.
Hoewel aan de bijdragen zelf niets verandert, verdwijnt vanaf volgend jaar de correctiecoëfficiënt van 69 procent. Voor gepresteerde jaren vanaf 2021 wordt het volledige beroepsinkomen meegeteld voor het pensioen. ‘Het was de hoogste tijd dat er een einde kwam aan de oneerlijke verschillen in de berekeningswijze’, aldus David Clarinval, minister van Zelfstandigen en Kmo’s (MR). ‘Werknemers dragen misschien meer bij, maar dat geld wordt ook gebruikt om de werkloosheidsuitkeringen te financieren, iets waar zelfstandigen geen recht op hebben. Bovendien bestaat de pensioenloopbaan van werknemers voor een derde uit gelijkgestelde periodes, zoals werkloosheid of ziekte. Voor die jaren betalen werknemers geen bijdragen, maar bouwen ze wel rechten op. Bij zelfstandigen ligt het aandeel gelijkgestelde periodes veel lager. Als die gelijkgestelde periodes in rekening worden gebracht, zijn de bijdragen van zelfstandigen evenwaardig aan die van werknemers.’
2. Minimumpensioen boven 1.300 euro
Op 1 januari 2021 wordt de drempel opgetrokken vanaf wanneer een gepensioneerde de ZIV-bijdrage (ziekte- en invaliditeitsverzekering) moet betalen. Het plafond van 1.561 euro wordt verhoogd naar 1.597 euro voor een alleenstaande en van 1.850 euro tot 1.893 euro voor een gezinspensioen.
De maandelijkse ZIV-bijdrage bedraagt 3,55 procent van het brutobedrag van uw pensioen als dat die drempel overschrijdt.
Op 1 januari 2021 wordt het minimumpensioen voor werknemers en zelfstandigen opgetrokken met 2,65 procent. Voor een volledige loopbaan van 45 jaar gaat het van 1.291 naar 1.326 euro bruto. Voor een gezinshoofd stijgt het minimumpensioen van 1.614 naar 1.657 euro.
Voor onvolledige loopbanen blijft de proportionele berekening gelden. Met andere woorden: iemand met een loopbaan van 40 jaar zal een minimumpensioen krijgen van 1.326 x 40/45 = 1.179 euro bruto.
‘Het is de eerste stap in de richting van een minimumpensioen van 1.500 euro voor wie een loopbaan van 45 jaar heeft’, aldus minister van Pensioenen Karine Lalieux (PS). De ministerraad zette midden november het licht op groen voor de stapsgewijze verhoging van het minimumpensioen tussen 2021 en 2024 tot 1.580 euro. Daarmee concretiseerde de ministerraad de in het regeerakkoord beloofde verhoging tot 1.500 euro (zie blz. 36).
3. Ook maximumpensioen omhoog
Het loonplafond, het maximale loon dat meetelt voor de berekening van het pensioen van een werknemer, wordt in 2021 opgetrokken met 2,38 procent.
Niet alleen de laagste pensioenen worden opgetrokken. Ook de hoogste pensioenen gaan erop vooruit. Want het loonplafond, het maximale loonbedrag waarop de pensioenen berekend worden, stijgt in lijn met de verhoging van het minimumpensioen.
Het principe ‘meer loon is gelijk aan meer pensioen’ gaat voor werknemers en zelfstandigen op tot aan het bereiken van het loonplafond. Dat maximale loon dat meetelt voor de berekening van het pensioen van een werknemer wordt in 2021 opgetrokken met 2,38 procent. Tussen 2021 en 2024 zal het elk jaar verder worden verhoogd, tot een totale stijging van 9,86 procent tegenover vandaag.
De inkomensgarantie voor ouderen (IGO), een uitkering voor 65-plussers die niet over voldoende financiële middelen beschikken, wordt opgetrokken met 2,58 procent. Concreet stijgt de IGO van 770 tot 789,5 euro voor een samenwonende. Voor alleenstaanden neemt het bedrag toe van 1.154 tot 1.184 euro per maand.