Wat met mijn pensioen als ik deeltijds werk?
- Voor u berekend: welke gevolgen hebben gezins- en carrièrekeuzes voor uw latere pensioen?
- Pensioenhervorming: welke plannen heeft de regering-De Croo?
- Het magische getal: krijgt iedereen nu een minimumpensioen van 1.500 euro?
- Corona & co.: heeft het virus ook een financiële impact op uw oude dag?
De Pensioengids, zaterdag 20 maart gratis bij De Tijd.
Deeltijds werken kan niet alleen leiden tot een lager pensioen, misschien is ook een vervroegd pensioen niet langer mogelijk.
Pensioenbedrag
Wie minder gaat werken via een systeem van tijdskrediet of een thematisch verlof en daarvoor een premie van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) ontvangt, zal pensioen blijven opbouwen alsof hij voltijds aan de slag was. Officieel hebben dergelijke werknemers overigens nog een voltijds contract bij hun werkgever, al wordt hun voltijdse werkschema tijdelijk onderbroken.
Maar niet iedereen komt in aanmerking voor deze systemen. Wilt u toch minder werken, dan zult u een voltijds contract moeten inruilen voor een deeltijds. Daardoor ziet u niet alleen uw maandelijks loon terugvallen, u zult ook minder pensioenrechten opbouwen. Dat komt doordat het toekomstige pensioenbedrag afhangt van hoeveel u verdiende tijdens uw loopbaan. Hoe lager uw loon, hoe lager uw pensioen.
Maar wat als iemand met een 4/5-contract evenveel verdient als een voltijdse werknemer? ‘Als zij dit jaar bijvoorbeeld allebei 50.000 euro verdienen, zullen ze voor dit jaar evenveel pensioenrechten opbouwen’, legt Pieter Stallaert van de Federale Pensioendienst uit.
Wie deeltijds aan de slag is en veel verdient, moet er ook rekening mee houden dat het loonplafond van 60.026,75 euro bij een deeltijds contract pro rata wordt berekend. ‘Verdient een deeltijdse werknemer meer dan dat loonplafond, dan wordt de opbouw van zijn pensioenrechten afgetopt op dat plafond, in verhouding tot zijn tewerkstellingspercentage’, aldus Stallaert.
Concreet: wie 4/5 werkt en daarmee 65.000 euro verdient, ziet zijn pensioenrechten niet beperkt tot 60.026,75 euro, maar tot 4/5 daarvan, ofwel 48.021,40 euro. Zijn pensioen wordt dan berekend op een loon van 48.021,40 euro, en niet op zijn werkelijk verdiende loon. Bij een voltijds contract zou het loon worden afgetopt op 60.026,75 euro voor de pensioenberekening.
Wie met een deeltijds contract evenveel verdient als een voltijdse werknemer, zal evenveel pensioen opbouwen.
Voor alle duidelijkheid: zolang een deeltijdse werknemer 60.026,75 euro of minder verdient, zal hij wel pensioenrechten opbouwen op elke verdiende euro. Dus iemand die met een 4/5-contract 60.000 euro verdient, zal pensioenrechten opbouwen op die 60.000 euro. Stijgt het loon van die deeltijdse werknemer echter tot 61.000 euro, dan worden zijn pensioenrechten berekend op 48.021,40 euro (4/5 van het loonplafond).
Voor zelfstandigen is het aantal gewerkte uren of dagen niet van belang. Het enige wat telt voor de pensioenberekening is het netto belastbaar beroepsinkomen waarop die zelfstandige sociale bijdragen betaalde, plus het feit of die alleenstaand is of niet. Elk kwartaal dat er sociale bijdragen werden betaald, telt mee. Een zelfstandige die elk jaar netto 45.000 euro verdiende door gemiddeld maar twee dagen per week te werken, zal dus hetzelfde pensioen krijgen als een zelfstandige die zeven dagen per week 10 uren per dag heeft gezwoegd.
Wie deeltijds werkt en veel verdient, moet er rekening mee houden dat het loonplafond van 60.026,75 euro bij een deeltijds contract pro rata wordt berekend.
Vervroegd pensioen
Door deeltijds te werken zult u ook pas later of zelfs helemaal niet met vervroegd pensioen kunnen. Werknemers kunnen met vervroegd pensioen vanaf 63 jaar als ze minstens 45 loopbaanjaren op de teller hebben staan. Een gewerkt jaar wordt echter maar meegeteld als loopbaanjaar als u dat jaar een minimaal aantal dagen actief was. ‘Werknemers moeten minstens één derde van een volledig arbeidsregime of 104 voltijdse dagen in dat jaar aan de slag zijn geweest’, legt Stallaert uit. Bij ambtenaren komt dat overeen met minimaal vier voltijdse maanden. In de regeling voor zelfstandigen moeten er voor minstens twee kwartalen pensioenvormende sociale bijdragen in hoofdberoep zijn betaald.
Wat als ik tijdskrediet opneem om voor de kindreren of een ziek familielid te zorgen?
Als u een tijdlang niet of minder werkt, vertaalt zich dat in principe onverbiddelijk in een lager wettelijk pensioen. Dat pensioen is immers de optelsom van de pensioenrechten die u elk jaar opbouwt. En wie een periode niet of minder werkt, bouwt minder rechten op.
Er zijn echter uitzonderingen op die regel: sommige niet-gewerkte periodes kunnen tóch meetellen voor de pensioenberekening, precies alsof u wél aan de slag was. Dat zijn de zogenaamde ‘gelijkgestelde periodes’. Een gelijkgestelde periode kost u in principe niets: de staat betaalt voor die periodes de pensioenbijdragen in uw plaats.
In een bedrijf met minder dan elf werknemers kan een werkgever de aanvraag voor tijdskrediet weigeren. In grotere ondernemingen kan een weigering niet, maar uw tijdskrediet kan wel worden uitgesteld.
De periode waarin u tijdskrediet opneemt, is zo’n gelijkgestelde periode. Tenminste, als u tijdens dat tijdskrediet of thematisch verlof een premie ontvangt van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA). In dat geval heeft het tijdskrediet geen enkele impact op het moment dat u met pensioen kunt gaan. En het beïnvloedt ook het pensioenbedrag niet dat u zult ontvangen. De periode van het tijdskrediet telt mee om te kijken of u vroeger met pensioen mag. Voor uw pensioenbedrag wordt de tijdskredietperiode berekend op basis van het loon dat u verdiend zou hebben als u tijdens die periode gewoon was blijven werken.
Sinds 2017 bestaat er alleen nog gemotiveerd tijdskrediet. Er zijn zes geldige motieven:
- Zorgen voor uw kind(eren) jonger dan acht.
- Palliatieve zorg verlenen.
- Zich ontfermen over een zwaar ziek gezins- of familielid.
- Zorgen voor uw gehandicapte kind, jonger dan 21 jaar.
- Bijstand of zorg verlenen aan uw zwaar zieke minderjarige kind of aan een zwaar ziek minderjarig kind dat deel uitmaakt van uw gezin.
- Een erkende opleiding volgen.
De duur van het tijdskrediet hangt af van het motief. Voor de zorgmotieven bedraagt de maximale duur 51 maanden, voor het volgen van een erkende opleiding is dat 36 maanden. Tijdens uw hele loopbaan mag u maximaal 51 maanden tijdskrediet opnemen. U kunt die 51 maanden spreiden over de verschillende motieven.
Tijdskrediet is geen absoluut recht. Om er aanspraak op te maken moet u minstens 24 maanden aan de slag zijn bij uw werkgever. Is dat nog niet het geval, dan kunt u toch tijdskrediet opnemen als u uw volledige ouderschapsverlof al hebt uitgeput en u het tijdskrediet zonder onderbreking op dat ouderschapsverlof laat aansluiten.
In een bedrijf met minder dan elf werknemers kan een werkgever de aanvraag voor tijdskrediet weigeren. In een grotere onderneming kan uw baas niet weigeren, maar het tijdskrediet kan wel worden uitgesteld. Op bedrijfsniveau mag slechts een klein deel van de werknemers – vaak 5 procent – gelijktijdig tijdskrediet opnemen. Zodra die drempel bereikt is, moet de werknemer wachten tot er een plaatsje vrijkomt.
Tijdskrediet kan op verschillende manieren worden opgenomen: u kunt uw loopbaan voltijds onderbreken, u kunt halftijds aan de slag gaan of 4/5 werken.
Ik koos voor tijdkrediet zonder motief. Krijg ik straks minder pensioen?
Vandaag kunt u alleen nog tijdskrediet met een motief opnemen. Het systeem van tijdskrediet zonder motief werd in 2017 afgeschaft, nadat eerder al voor aanvragen sinds 2015 de RVA-uitkering voor die vorm van tijdskrediet werd stopgezet.
Koos u in het verleden voor tijdskrediet zonder motief en kreeg u daarbij een premie van de RVA, dan zijn er geen gevolgen voor uw pensioen.
Kiezen voor tijdskrediet zonder motief kan dus niet langer. Nam u in het verleden tijdskrediet zonder motief op, dan is het tijdstip van belang om de impact te kennen op uw toekomstige pensioen.
Kreeg u tijdens het tijdskrediet zonder motief een premie van de RVA, dan zijn er geen gevolgen voor uw pensioen. Dat wordt berekend op basis van het loon dat u verdiend zou hebben als u tijdens die periode gewoon was blijven voortwerken.
Koos u voor tijdskrediet zonder motief en kreeg u geen premie van de RVA, dan worden uw pensioenrechten voor die periode berekend op basis van uw deeltijdse prestatie. Dat heeft niet alleen gevolgen voor uw latere pensioenbedrag, u zult daardoor ook pas later voldoen aan de voorwaarden voor het vervroegd pensioen.
Heeft ouderschapsverlof gevolgen voor mijn pensioen?
Ouderschapsverlof is een van de drie thematische verloven. De andere twee zijn verlof voor medische bijstand en verlof voor palliatieve zorg. Die verloven staan los van het recht op tijdskrediet met motief. Het is geen of-ofverhaal, maar een en-enverhaal. U kunt dus kiezen voor zowel een tijdskrediet met motief als een thematisch verlof.
Ouderschapsverlof heeft geen enkele impact op het moment dat u met pensioen kunt gaan. En ook niet op het pensioenbedrag dat u later zult ontvangen.
Ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand en verlof voor palliatieve zorg hebben geen enkele impact op het moment dat u met pensioen kunt gaan. En ook niet op het pensioenbedrag dat u later zult ontvangen. De periode van het thematisch verlof telt mee om te kijken of u vroeger met pensioen mag gaan. Voor uw pensioenbedrag wordt de tijdskredietperiode dan weer berekend op basis van het loon dat u verdiend zou hebben als u tijdens die periode gewoon zou hebben voortgewerkt.
Dat geldt ook voor de vierde maand ouderschapsverlof. Die wordt alleen vergoed door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) voor ouders wier kinderen geboren zijn sinds 8 maart 2012. Maar voor alle ouders – ook zij die geen uitkering van de RVA krijgen – is er een gelijkstelling voor de pensioenberekening.
Het ouderschapsverlof moet beginnen voordat uw kind 12 jaar wordt. Als uw kind een fysieke of mentale handicap van minstens 66 procent heeft, bedraagt de leeftijdsgrens 21 jaar. Uw werkgever mag het ouderschapsverlof niet weigeren. Als hij een gegronde reden heeft, kan hij dat verlof wel met maximaal zes maanden uitstellen.
De patiënt aan wie u palliatieve zorgen verstrekt, moet geen gezins- of familielid zijn.
Als u voor een zwaar ziek gezinslid of familielid wilt zorgen, kunt u verlof voor medische bijstand nemen. Dat is een recht. Werkt u in een bedrijf met maximaal 50 personeelsleden, dan kan uw werkgever dat recht toch weigeren om organisatorische redenen als u er al 6 maanden volledig of 12 maanden gedeeltelijk uw baan voor hebt onderbroken. De enige uitzondering is als u als alleenstaande bijstand verleent aan uw minderjarige kind. Werkt u in een bedrijf met minder dan elf werknemers en wilt u halftijds of 1/5 thematisch verlof opnemen, dan hebt u eveneens de toestemming van uw baas nodig.
Als u palliatieve zorg wilt verstrekken aan een ongeneeslijk zieke, terminale patiënt, kunt u palliatief verlof nemen. De patiënt aan wie u palliatieve zorgen verstrekt, moet geen gezins- of familielid zijn. Palliatief verlof is een recht. Het kan niet geweigerd worden en u hoeft er geen toestemming voor te krijgen van uw werkgever.
Ik werk minder met een landingsbaan
Een landingsbaan is een bijzondere vorm van tijdskrediet waarmee oudere werknemers het professioneel wat kalmer aan kunnen doen in de aanloop naar hun pensioen.
In tegenstelling tot de andere vormen van tijdskrediet geldt er geen maximale duurtijd voor een landingsbaan: u kunt zo’n landingsbaan opnemen tot op de dag dat u met pensioen gaat.
Ook voor deze vorm van tijdskrediet geldt dat dit maar een gelijkgestelde periode is voor uw pensioenberekening en voor uw recht op vervroegd pensioen als u ook een uitkering van de RVA krijgt. Want er zijn periodes dat u kunt gebruikmaken van het systeem van de landingsbaan, maar toch geen recht hebt op zo’n RVA-uitkering.
Met een gewone landingsbaan kunt u uw loopbaan met de helft of met 1/5 verminderen vanaf 55 jaar. In tegenstelling tot andere vormen van tijdskrediet kunt u uw prestaties niet volledig opschorten. Ook al kunt u vanaf uw 55ste zo minder gaan werken, een RVA-uitkering voor een gewone landingsbaan kunt u tegenwoordig alleen nog krijgen vanaf 60 jaar. Tot 2015 kon dat vanaf 55 jaar.
Tegelijk zijn er bijzondere vormen van landingsbanen die al mogelijk zijn vanaf 50 jaar. Ze gelden voor:
- Werknemers die aan de slag zijn in wisselende ploegen, die permanent in onderbroken diensten actief zijn of vooral nachtarbeid uitvoeren.
- Werknemers met lange loopbanen.
- Personeelsleden van een onderneming in herstructurering of in moeilijkheden.
Ook die medewerkers hebben sinds begin 2021 alleen nog recht op een uitkering vanaf hun zestigste, omdat de kader-cao die een uitkering vanaf een lagere leeftijd (55 jaar bij een 4/5-landingsbaan en 57 bij een halftijdse landingsbaan) toeliet, niet langer van kracht is. De sociale partners hebben intussen nog geen nieuwe interprofessionele cao gesloten. Werknemers van 55 tot en met 59 jaar die vanaf 1 januari 2021 een landingsbaan aanvatten, krijgen daardoor geen onderbrekingsuitkering. ‘Het is nog niet duidelijk of er een nieuwe NAR-cao komt. En als die er komt, zullen de sectoren opnieuw de nodige cao’s moeten afsluiten om die van kracht te laten worden’, zegt Annelies Bries, expert tijdskrediet bij de hr-dienstengroep Acerta.
In tegenstelling tot de andere vormen van tijdskrediet is er geen maximale duurtijd voor landingsbanen: u kunt zo’n landingsbaan opnemen tot op de dag dat u met pensioen gaat. De minimale duurtijd van het tijdskrediet eindeloopbaan bedraagt 3 maanden als u halftijds gaat werken en 6 maanden in een 4/5-statuut.
In kleine bedrijven moet de werkgever zijn toestemming geven. In ondernemingen met meer dan tien personeelsleden is een landingsbaan een recht, al kunnen niet te veel werknemers er gelijktijdig van gebruikmaken. ‘Standaard ligt de drempel op 5 procent, maar de sector of de onderneming kan daarvan afwijken’, preciseert Bries. ‘Zodra dit drempelpercentage bereikt is, zal de aanvang van een nieuw aangevraagde landingsbaan moeten worden uitgesteld tot er een plaats vrijkomt. Dat geldt echter niet voor aanvragen voor 1/5-tijdskrediet door werknemers van 55 jaar of ouder. Zij kunnen hun landingsbaan ook aanvatten als het drempelpercentage bereikt zou zijn’, aldus Bries.
‘Sinds 2015 wordt de periode tijdskrediet voor nieuwe ‘intreders’ in beginsel berekend op basis van het loon dat de werknemer verdiende voordat het tijdskrediet inging. Dat geldt onbeperkt voor landingsbanen in de bijzondere stelsels, maar slechts tijdens de eerste 312 dagen in het stelsel van de ‘gewone landingsbaan’. ‘Na die eerste 312 dagen gebeurt de gelijkstelling op basis van het minimumjaarrecht. Dat is een forfaitair bedrag dat bepaald is op 25.833,78 euro’, legt Ellen Van Grunderbeek, juridisch adviseur bij het kenniscentrum van Acerta uit.
‘Voor landingsbanen die al lopen van vóór 2015 hangen de regels voor de maximumduur en het bedrag van de gelijkstelling af van het tijdstip.’