Met de recente goedkeuring van het wetsontwerp van minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) in de Kamer is de vergroening van leasewagens definitief ingezet. Tegen 2026 moeten alle nieuwe bedrijfswagens broeikasgasvrij zijn om de bijbehorende kosten fiscaal aftrekbaar te houden voor de werkgever. De fiscale aftrekbaarheid van voertuigen met een verbrandingsmotor (diesel, benzine én hybride) verdwijnt, terwijl het gunstregime voor elektrische voertuigen behouden blijft.
Volgens Van Peteghem is eerst de bedrijfswagens aanpakken de ideale hefboom om tot een versnelde vergroening van het Belgische wagenpark te komen. Bedrijfswagens rijden gemiddeld niet alleen meer dan privéwagens, het zijn ook vooral die wagens die later op de tweedehandsmarkt terechtkomen en zo privéwagens worden.
Kan ik nu nog een diesel of benzine kiezen?
Als u met een bedrijfswagen rijdt die voor 30 juni 2023 aan vervanging toe is, dan hebt u nog de kans om tegen de huidige voorwaarden een benzine- of dieselwagen te kiezen. Voor personenauto’s op fossiele brandstof die u vanaf 1 juli 2023 leaset, geldt een overgangsregeling (zie verder).
De kosten voor benzine- en dieselwagens zijn vandaag voor 50 tot 80 procent aftrekbaar, afhankelijk van het type wagen. E-wagens kunnen voor 100 procent fiscaal worden afgetrokken, maar zijn duurder in aankoop waardoor u over een hoger leasingbudget moet beschikken dan voor een gelijkaardige auto met een verbrandingsmotor.
De gemiddelde cataloguswaarde van elektrische bedrijfswagens die in 2021 ingeschreven werden, bedraagt zowat 51.500 euro. Dat blijkt uit cijfers van het hr-dienstenbedrijf Acerta. Voor wagens op fossiele brandstoffen is dat zo’n 34.500 euro. Dat verschil maakt dat het maandelijkse leasingbedrag voor een elektrisch voertuig een stuk hoger ligt dan bij diesel- of benzinewagens. De jongste drie jaar is de aankoopprijs van een elektrische leaseauto wel minder fors toegenomen dan die van wagens met een verbrandingsmotor.
‘De hoge cataloguswaarde van een e-wagen schrikt veel bedrijven nog af’, zegt Karolien Van Herpe, experte bij Acerta Consult. ‘Maar de cataloguswaarde is niet de enige factor waarmee u rekening moet houden. U kijkt beter naar het volledige kostenplaatje van een bedrijfswagen per jaar. Daarin zitten ook het verbruik, de taksen en de fiscale aftrekbaarheid.’ Of in vakjargon: de total cost of ownership (TCO).
De restwaarde van e-auto’s evolueert gunstig.
Die TCO schuift voor e-bedrijfswagens de jongste tijd op richting die van wagens met een verbrandingsmotor. Uit een berekening van Acerta blijkt dat die voor een VW Golf Diesel op jaarbasis 10.288,70 euro bedraagt, tegenover 10.315,92 voor een Nissan Leaf.
Volgens een simulatie van Renta, de sectorfederatie voor leasingmaatschappijen, betaalt u voor een Tesla Model 3 een maandelijks leasebedrag van 797 euro, terwijl dat voor een BMW 3 666 euro is. Op basis van de TCO is de Tesla zelfs goedkoper: 1.030 euro, tegenover 1.055 euro voor de BMW 3 (voor een leasecontract van vier jaar en 30.000 kilometer per jaar).
‘Dat komt omdat de restwaarde van e-wagens gunstig evolueert. Ook krijgen we een beter beeld van de onderhoudskosten. Die liggen voor een e-auto beduidend lager’, zegt Frank Van Gool, de algemeen directeur van Renta. Ook het aanzienlijk verschil in fiscale aftrek speelt een rol: 65,5 procent voor de BMW en 100 procent voor de Tesla. Daarnaast maakt het lagere verbruik de Tesla interessant. De BMW 3 tankt voor 144 euro per maand diesel, terwijl de elektriciteitsfactuur voor een Tesla Model 3 93 euro bedraagt. ‘Hoe meer kilometers u doet, hoe interessanter elektrisch rijden wordt omdat de gebruikskosten lager liggen’, aldus Van Gool.
Kiezen voor een e-auto moet niet betekenen dat u van een ruime diesel naar een klein elektrisch autootje moet overstappen.
Bovendien wordt het fiscaal voordeel voor auto’s op fossiele brandstof die tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 worden aangeschaft geleidelijk uitgegomd: van 75 procent in 2025 naar maximaal 50 procent in 2026, 25 procent in 2027 en 0 procent in 2028.
Koopt u vanaf 2026 een leasewagen op benzine of diesel, dan is die niet meer aftrekbaar, terwijl elektrische wagens die in dat jaar geleased worden voor 100 procent aftrekbaar zijn. ‘Daar komt voor gebruikers met een werknemersstatuut ook nog de sterk verhoogde solidariteitsbijdrage RSZ bij’, zegt Van Gool. ‘In feite weegt die zwaarder door in de TCO dan de aftrekbaarheid die naar nul gaat.’
Maar ook voor elektrische leasewagens daalt het fiscaal voordeel geleidelijk:
- Aangeschaft in 2027: 95% aftrek
- Aangeschaft in 2028: 90% aftrek
- Aangeschaft in 2029: 82,5% aftrek
- Aangeschaft in 2030: 75% aftrek
- Aangeschaft in 2031: 67,5% aftrek
Kiest u vanaf 1 januari 2023 voor een plug-inhybride als bedrijfswagen, dan wordt de fiscale aftrekbaarheid van de benzine- of dieselkosten beperkt tot 50 procent. Zo wordt u aangemoedigd om elektrisch te rijden met uw plug-inhybride.
De fiscale verschuivingen maken dat e-wagens binnenkort de voordeligste keuze worden. Een bedrijf dat zijn vloot vanaf 2026 wil vervangen met dezelfde auto’s met de fiscaal voordeligste aandrijving belandt automatisch bij de elektrische variant. Daarvan zijn de kosten in 2026 even hoog als nu, maar diesels en hybrides zullen dan aanzienlijk duurder zijn. Het verschil in kosten voor de werkgever tussen de goedkoopste variant nu en in 2026 loopt op tot meer dan 10 procent.
Zal mijn auto nog even groot zijn?
Of u nog met hetzelfde type wagen zal kunnen rijden als u voor elektrisch moet kiezen, hangt af van de bereidheid van uw werkgever om eventueel uw leasingbudget te verhogen. Elektrisch wordt vanaf 2026 de goedkoopste optie, maar de leasingbedragen liggen in een aantal gevallen toch nog hoger. De vraag is waarop de focus ligt: het leasingbedrag of de total cost of ownership (zie hoger).
‘Ik ben er zeker van dat de TCO de maatstaf wordt voor leasewagens’, zegt Van Herpe. ‘Kiezen voor een e-wagen zal niet moeten betekenen dat u van een ruime diesel naar een klein elektrisch autootje moet overstappen. Als een werkgever toch voor kleinere wagens kiest, zal dat eerder te maken hebben met de stijgende prijzen van auto’s in het algemeen.’
Wordt mijn elektrische auto minder belast?
Hebt u een bedrijfswagen en gebruikt u die voor privéverplaatsingen, dan wordt dat als een voordeel gezien. Dat voordeel wordt belast. De belasting wordt niet berekend op het werkelijke voordeel, maar op een forfaitair voordeel van alle aard (VAA). De twee belangrijkste elementen in de berekeningsformule zijn de cataloguswaarde van uw wagen en de CO₂-uitstoot.
Aangezien elektrische voertuigen geen CO₂ uitstoten, is dat gunstig voor het VAA. De hogere catalogusprijs speelt dan weer in het nadeel, maar die weegt doorgaans minder door. In het eerder genoemde voorbeeld zult u voor de BMW 3 belast worden op een bedrag van 233 euro per maand, terwijl dat voor de Tesla Model 3 slechts 146 euro is.
Vervangt een laadstation mijn tankkaart?
Bij een leasewagen hoort doorgaans een tankkaart. Die maakt deel uit van het belastbare voordeel voor het persoonlijke gebruik van de bedrijfswagen. In heel wat gevallen zal die kaart vervangen worden door een laadstation dat bij de werknemer thuis op kosten van de onderneming wordt geïnstalleerd. Maar aan een laadpaal hangt wel een heel ander prijskaartje dan aan een plastic kaart. Reken op zo’n 2.000 euro.
Een voordeel voor de werkgever is dat hij de investering volledig fiscaal kan aftrekken. ‘Bovendien is er geen bijkomend VAA van toepassing voor de werknemer. Fiscaal zeer interessant dus’, zegt Van Gool. ‘Al kan de werknemer in dat geval de paal niet meer privé inbrengen in zijn belastingen.’
Wat als ik van werk verander?
Een tankkaart levert u gewoon in bij de fleetverantwoordelijke. Maar als uw bedrijf een laadstation bij u plaatste, dan staat dat wel aan uw huis. Een werkgever kan u als werknemer in principe niet verplichten om het laadpunt, dat op kosten van het bedrijf bij u thuis werd geplaatst, over te nemen. De arbeidsovereenkomstenwet uit 1978 zegt: ‘Alle met de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten strijdige bedingen zijn nietig voor zover zij ertoe strekken de rechten van de werknemer in te korten of zijn verplichtingen te verzwaren.’
‘Dat betekent dat een beding waarbij een werknemer verplicht wordt de laadpaal over te nemen belemmerend kan werken om ander werk te zoeken’, zegt Veerle Michiels, juridisch adviseur van het Kenniscentrum van SDWorx.
In de praktijk blijft het laadstation ongeveer net zo vaak staan als dat het wordt weggenomen. De meeste bedrijven schrijven de laadinfrastructuur over dezelfde periode als de leasewagen af. Als de werknemer halfweg zijn leasecontract het bedrijf verlaat, dan kan het voor de werkgever nog altijd interessant zijn om het laadstation te recupereren en het elders te installeren.
Maar als u van job verandert, valt het te overwegen om het laadstation tegen bijvoorbeeld 1.000 euro over te nemen. Het kan best zijn dat uw volgende werkgever ook bereid is een laadpunt te installeren: een extra exemplaar is geen overbodige luxe als ook andere leden van het gezin op een elektrische wagen overstappen.
Het laadstation vormt geen extra belastbaar voordeel voor de werknemer.
Wordt een laadpaal van de werkgever belast?
Er is een vrij grote consensus om het laadstation - met inbegrip van de installatiekosten - als één geheel te beschouwen met de elektrische wagen die de werkgever ter beschikking stelt. Het laadstation vormt dus geen extra belastbaar voordeel voor de werknemer. Om ook de terugbetaling van de elektriciteit, nodig om de batterij van de wagen op te laden, als één geheel met de wagen te kunnen beschouwen, vraagt een werkgever best een ruling aan bij de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB). Dat is zeker nodig als u de elektriciteitskosten tegen een forfaitair tarief terugbetaalt.
Uit gepubliceerde rulings is gebleken dat de DVB de laadinfrastructuur en de forfaitair terugbetaalde elektriciteitskosten als één geheel beschouwt met de wagen. Maar een ruling geldt alleen voor de onderneming of belastingplichtige die de ruling heeft aangevraagd. ‘Wie op veilig wil spelen, moet nog altijd zelf een ruling vragen’, benadrukt Michiels.
De afschrijving van een laadstation gebeurt normaal over dezelfde periode als de leaseperiode van 48 maanden. Nadien gebeurt er - afhankelijk van de afspraken in de car policy - eventueel een eigendomsoverdracht van het laadstation tussen de werkgever en de werknemer. Volgens bepaalde rulings ontstaat ook daardoor geen bijkomend belastbaar voordeel van alle aard voor de werknemer.
Maar er is wel een verschil in interpretatie tussen de fiscus en de RSZ. In tegenstelling tot de DVB ziet de RSZ in een achtergebleven laadstation wel een voordeel in natura. Op dat voordeel moet u een bijdrage betalen.