Ruim 500 rijke families ontlopen erfbelasting via private stichtingen
Meer dan 500 families ontsnappen in ons land, generatie na generatie, aan erfbelasting door hun fortuin te verschuiven naar een private stichting. Uit onderzoek van De Tijd en L’Echo blijkt dat een op de vier van die Belgische stichtingen gebruikt wordt voor successieplanning, ook al moeten ze volgens de wet een ‘belangeloos doel’ nastreven.
De aankoop van een auto, woning, tweede verblijf of studentenkot, inclusief meubels, computer, printer of telefoon. De kosten van een kinderoppas of huishoudhulp ‘in de meest ruime zin van het woord’, lees: tuinman, strijkhulp, klusjesman, butler en/of conciërge. De financiering van alle mogelijke buitenlandse reizen, opleidingen en bijscholingen, maar ook goedkope leningen om zelf een bedrijf te starten, een tweede verblijf te financieren, een zwembad of tennisveld aan te leggen of een privéjet of jacht te kopen. Geld om hobby’s te bekostigen en alle mogelijke familiefeesten - doopsel, verjaardag, huwelijk, jubileum - te organiseren. Tot een vergoeding voor medische kosten, thuisverpleging, aanpassingen aan de woning, rusthuisfacturen en finaal een begrafenis.
Honderden vermogende families in ons land laten dergelijke uitgaven en facturen betalen door een Belgische private stichting, zonder dat de volgende generaties daar schenkings- of erfbelastingen op moeten betalen.
Deze families hebben hun fortuin - of toch een groot deel ervan, zoals geld, beleggingen, villa’s en kastelen - in de stichting ondergebracht. Wanneer leden van de familie, ook de generaties die nog niet zijn geboren, dan bijvoorbeeld een huis nodig hebben, kan de stichting dat voor hen regelen en ook opdraaien voor alle energie-, water- en andere vaste kosten.
De lange lijst met uitgaven waarvoor alle begunstigde familieleden kunnen rekenen op de stichting, staat vaak al opgesomd in de oprichtingsakte. De meeste stichtingen gebruiken daarvoor identiek dezelfde standaardlijst. Dat belet de begunstigden niet om ook andere uitgaven, die nog niet op de lijst staan, af te wentelen op de stichting. Zolang de bestuurders ermee akkoord gaan, is er geen haan die ernaar kraait.
De bestuurder is vaak de pater familias zelf, die de stichting liet oprichten en zijn vermogen erin onderbracht, en/of nog een ander familielid of een adviseur. Zij blijven het vermogen beheren dat in de stichting zit, bijvoorbeeld door het te beleggen, te investeren in kunstwerken en vastgoed en die te verhuren, contracten af te sluiten en belangen te nemen in bedrijven. Na de dood van de stichter zullen andere bestuurders dat vermogen verder beheren voor de volgende generaties.
Het belangeloos doel is de enige beperking in de wet. Als zo’n stichting dan uitkeringen doet, zou dat naar pakweg projecten rond armoede moeten gaan. Niet naar alle nakomelingen van de familie. Dan schurkt zo’n stichting aan tegen wat de wet toelaat.
Verschillende Vlaamse ondernemersfamilies blijken zulke stichtingen te gebruiken voor hun nageslacht, onder andere uit de bouw-, hotel-, diamant-, farma- en kledingsector. Zoals de verschillende familietakken-Schaltin van de Zuidnederlandse Uitgeverij (ZNU), eigenaar van de Standaard Boekhandel-keten, of telgen van de busbouwersfamilie Van Hool en de chemiefamilie Solvay.
Het gaat soms ook om zelfstandigen en vrije beroepers, gaande van een oogarts en een oncoloog tot een kunstenares, een lokale schepen of een uitbater van Delhaize-winkels en een veroordeelde beleggingsadviseur die honderden gedupeerden maakte.
Ook 25 adellijke families gebruiken zo’n stichting voor hun nageslacht, vooral in Wallonië en Brussel. Zoals verschillende takken van de prinsenfamilie de Merode, die dan bijvoorbeeld als doel van hun stichting opgaven ‘leden van de familie in staat te stellen waardig en volgens familietradities te leven’.
Belangeloos
Maar wat is zo’n private stichting precies? Al in 1921 was er in ons land een wet die naast vzw’s ook stichtingen invoerde. Maar de private stichting bestaat nog maar sinds 2002. Sindsdien is er in ons land een verschil met stichtingen ‘van openbaar nut’, die - zoals hun naam het zegt - een openbaar nut hebben dat is erkend door de minister van Justitie. Die zijn alleen bedoeld voor filantropische, levensbeschouwelijke, religieuze, wetenschappelijke, artistieke, pedagogische of culturele werken. Het bekendste voorbeeld is de Koning Boudewijnstichting. Daarnaast zijn er dus ook private stichtingen, die volgens de wet een ‘belangeloos doel’ moeten nastreven. Het vermogen van de stichting moet dat belangeloos doel helpen te verwezenlijken.
Vandaag zijn er 2.105 private stichtingen actief in ons land, blijkt uit een uniek en grootschalig onderzoek van De Tijd en L’Echo. Daarvan zijn er 349 opgericht om uitsluitend een welbepaald ‘goed’ doel te behartigen, zoals hulp aan daklozen, preventie tegen obesitas of om jongeren die kampen met depressies bij te staan. Er zijn ook meer dan 110 private stichtingen om te voorzien in het verdere levensonderhoud van een gehandicapte of hulpbehoevende persoon. Andere stichtingen zijn bijvoorbeeld opgericht om het oeuvre van een artiest te beschermen (104 stichtingen) of voor een kloosterorde of een andere religieuze groepering (88).
Maar het zijn de familiale stichtingen die veruit de grootste groep uitmaken. Daarvan zijn er intussen 517 in ons land, goed voor een kwart van alle private stichtingen. De eerste familiale stichtingen zijn al opgericht in het jaar 2004, maar de laatste jaren zijn er steeds meer bijgekomen. Meer dan een derde van de 517 familiale stichtingen is opgericht na 2019.
Hoe vallen zulke familiale stichtingen te rijmen met de wettelijke verplichting een belangeloos doel na te streven? Onze wet blijkt zo vaag te zijn dat het belangeloos doel zeer ruim ingevuld kan worden. Dat wordt dan bijvoorbeeld ‘de verzorgingsgedachte van de familie van de stichter’ of ‘de familiale belangen behartigen’ van vrouw, voorouders, afstammelingen en hun partners.
‘Op die manier wordt de wettelijke voorwaarde totaal uitgehold’, waarschuwt Joeri Vananroye, professor ondernemingsrecht aan de KU Leuven. ‘Dat is een probleem, want dat belangeloos doel is de enige beperking in de wet, ook als zo’n stichting uitkeringen doet. Die uitkeringen zouden echt wel belangeloos moeten zijn, bijvoorbeeld voor projecten rond armoede, om een prijs of studiebeurs uit te reiken of om na je dood een gehandicapt kind te blijven ondersteunen. Het wringt als dat gebeurt om uitkeringen te doen aan alle kinderen, om je volledige nageslacht te verwennen. Dat is geen belangeloos doel meer. Wat mij betreft, schurkt zo’n familiestichting aan tegen wat de wet toelaat.’
En daaraan is niets veranderd in mei 2019, toen het Wetboek Vennootschappen grondig onder handen genomen werd. ‘Er is nooit echt gedebatteerd over de wenselijkheid van zulke familiale stichtingen, zelfs niet bij de invoering van de private stichtingen in 2002’, zegt Vananroye. ‘Waarom wordt dat niet aangepakt? Bij het opstellen van de nieuwe vennootschapswet had je de regels kunnen aanpassen en nog alleen uitkeringen door stichtingen toelaten voor echt ideële en sociale doelen. Er was echter geen wens om dat te doen.’
Naast het ‘familiaal doel’ van de stichting - om dus allerlei uitgaven te bekostigen voor het nageslacht - hebben familiale stichtingen meestal nog andere ‘goede doelen’. Zoals een stichting die in haar oprichtingsakte eerst de bestrijding van vier ziektes opsomt (hart- en vaatziekten, kanker, alzheimer en parkinson) als ‘belangeloze doelen’, om pas in het vijfde doel ‘de verzorgingsgedachte van de stichters en hun afstammelingen’ te vermelden. Soms is het familiedoel zelfs pas te vinden als het negende doel van de stichting.
Maar het lijdt geen twijfel dat bij het merendeel van de 517 stichtingen het familiebelang voorgaat op die andere goede doelen. Vaak staat dat letterlijk zo te lezen in de oprichtingsakte. ‘Met die andere doelen camoufleren ze het eigenlijke familiale doel van de stichting. Want dat laagje cosmetica, door er nog wat echt ‘ideële’ doelen aan toe te voegen, maakt het moeilijker om de stichting aan te vallen’, stelt professor Vananroye. ‘Daarom staan er zulke ontroerend mooie woorden in de statuten van deze stichtingen. Maar ze verhullen alleen het meer prozaïsche, werkelijke doel.’
Carpe Diem
Twee op de drie familiale stichtingen bevinden zich in Vlaanderen (66%), gevolgd door Brussel (22%) en Wallonië (12%), blijkt uit ons onderzoek. De 517 familiale stichtingen dragen soms kleurrijke namen, zoals Carpe Diem, Firenze, Voorspoed, Sans Souci of De Mooiste Familie Stichting. Andere dragen gewoon de naam van de stichter of de familie. Sommige fiscale advocaten hebben op hun eentje al tientallen private stichtingen opgericht voor families.
Bij de bekende Belgen die zo’n familiale stichting gebruiken, vinden we bijvoorbeeld de 70-jarige Herman Schueremans, de organisator van concerten en festivals zoals Rock Werchter. Al sinds 2006 heeft hij een private stichting die zijn naam draagt, waarvan hij de statuten in december vorig jaar nog liet bijsturen door een notaris. Zijn stichting vermeldt vier belangeloze doelen: het steunen van medisch wetenschappelijk onderzoek, het bestrijden van armoede, het verzamelen van kunst - vooral Belgische en Vlaamse - en tot slot ‘de behartiging van de belangen binnen het kader van de verzorgingsgedachte’ van zijn familie en nageslacht. Dat laatste wordt ook in zijn stichting in detail opgesomd, gaande van het ter beschikking stellen van huishoudhulp tot een woning.
Nog een bekende Belg met zo’n stichting is modeontwerper Dries Van Noten, die naast het levensonderhoud van zichzelf en zijn familie en het onderhoud van zijn kasteeldomein in Lier, ook het verzamelen van (vooral Vlaamse) kunst en het steunen van de medische wetenschap (vooral kanker- en aidsonderzoek) opgaf als doelen van zijn stichting.
Je kan een stichting oprichten terwijl je leeft, maar het kan ook gebeuren bij testament na je overlijden. Voor jazzlegende Toots Thielemans is bijvoorbeeld zo’n stichting opgericht in 2016, enkele maanden na zijn dood. Die voorziet als eerste belangeloos doel ‘een jaarlijkse toelage onder de vorm van een uitkering in speciën’ aan zijn weduwe om allerhande levenskosten te dekken. Het koppel had geen kinderen, maar als zij overlijdt, zal de stichting ook voorzien in de levenskosten van zijn nichten en neven.
De stichting vervult echter ook twee andere doelen: de toekenning van de Toots Thielemans Jazz Award toe en sinds 2020 ook nog ‘de promotie van de naamsbekendheid en van het oeuvre van Toots Thielemans’, waarmee onder andere zijn archiefmateriaal is overgedragen aan de Koninklijke Bibliotheek van België. Maar pas nadat alle begunstigden zijn overleden mag het volledige vermogen van de stichting naar die twee andere doelen gaan.
De stichting zou zijn opgericht omdat Thielemans ook Amerikaans staatsburger was, in de VS een testament had en er hier is gezocht naar een equivalent voor een Anglo-Amerikaanse trust.
Hoeveel vermogen de families onderbrachten in al die stichtingen, kunnen we niet berekenen. Slechts 20 van de 517 familiale stichtingen publiceren jaarrekeningen die je kan terugvinden op de website van de Nationale Bank van België. Die maken wel duidelijk dat het om grote bedragen gaat. Eén familie blijkt een vermogen van ruim 29 miljoen euro te hebben in haar stichting, een andere 10,7 miljoen euro, vooral in de vorm van beleggingen.
Soms worden in de oprichtingsaktes wel (grote) bedragen genoemd. Zoals de stichting van een Antwerpse familie die voorziet dat een familielid elk jaar voor maximaal 600.000 euro ‘netto’ kan genieten van de stichting, ‘uit te keren in maandelijkse schijven volgens een verdedigbare nood’.
Belastingen
Besparen de families via zo’n private stichting belastingen? Als je een deel van je vermogen schenkt aan een private stichting betaal je daarop in Vlaanderen 5,5 procent schenkingsrechten. Die rechten zijn echter gemakkelijk te vermijden als je bij roerende goederen met hand- of bankgiften of een onrechtstreekse schenking werkt. De overdrager moet dan wel drie jaar blijven leven. Als na iemands dood een testamentair legaat belandt in een private stichting betaal je daarop 8,5 procent erfbelasting. Op beleggingsinkomsten betaalt de stichting evenveel taksen als particulieren. Eens het vermogen in de stichting zit, kunnen de volgende generaties er decennialang begunstigde van zijn, zonder eender welke successie- of schenkingsrechten te moeten betalen.
Om dat te compenseren betalen stichtingen - niet enkel familiale - wel elk jaar een ‘compensatie- of patrimoniumtaks’ op het totale vermogen, zoals de gebouwen, cash en beleggingen die eronder vallen. Maar die tarieven zijn al honderd jaar laag en waren tot voor kort ook niet progressief (ze stegen niet naargelang de omvang van het vermogen). Bij aanvang, vanaf 1921, was er een vast tarief van 0,11 procent van kracht. In 1939 werd dat opgetrokken naar 0,15 procent en sinds 1961 gaat het om 0,17 procent op alle vermogens boven 25.000 euro.
De regering heeft de patrimoniumtaks opgetrokken voor stichtingen, maar die zal nooit opwegen tegen de besparing aan successierechten’
Sinds begin dit jaar is het tarief wel opgetrokken en progressief gemaakt. Tot 50.000 euro betaal je geen belastingen, tot 250.000 euro geldt er een taks van 0,15 procent. Daarboven gaat het om 0,30 procent en vanaf een half miljoen euro om 0,45 procent.
‘Die patrimoniumtaks is inderdaad opgetrokken en dat zal zich bij de grote stichtingen wel laten voelen, maar als je de rekening maakt, zal die nooit opwegen tegen de besparing aan successierechten’, stelt Luc De Broe, hoogleraar fiscaal recht aan de KU Leuven. Ook hij stelt vast dat de invulling van het ‘belangeloos doel’ van de Belgische private stichtingen doorheen de jaren is verwaterd om er een alternatief van te maken voor de Liechtensteinse stichtingen en andere buitenlandse structuren zoals trusts die rijke families al langer gebruikten. ‘Het probleem is dat onze wet het begrip belangeloos doel nog altijd niet precies definieert. De vraag is hoever je dat kan uitrekken en of zo’n familiaal belang wel een echt een belangeloos doel is. Dat is geen fiscale kwestie, wel een vraag van vennootschapsrecht, maar het gevolg is wél fiscaal: dat je op die manier successierechten kan uitsparen.’
De Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) is echter niet bevoegd om te oordelen of het doel van een stichting nu echt belangeloos is of niet. ‘Al kan het doel van de stichting niet bestaan uit de zuivere overdracht van een vermogen naar een volgende generatie’, besloot Vlabel wel al in mei 2019 in één concreet geval waarbij ondernemers hun vastgoed en familiebedrijf in een private stichting wilden steken voor het nageslacht.
Maar er bestaat nog geen duidelijke rechtsleer over de fiscale situatie van de Belgische private stichtingen die families op deze manier gebruiken, stelt De Broe. Volgens hem zou de fiscus zo’n familiale stichting wel kunnen bestempelen als een ‘fictief legaat’ en daarop alsnog successierechten heffen. ‘De redenering is dat wat in de stichting belandt, niet meer van de oprichter is en dus ook niet meer in de nalatenschap zit waarop successierechten verschuldigd zijn. Maar bij de meeste familiale stichtingen zal de oprichter geen echte vrijheid geven aan het bestuur van zijn stichting, maar concreet bepalen wie van zijn familie, wanneer, hoeveel en voor wat allemaal uitkeringen kan krijgen. Dat kan dan beschouwd worden als een fictief legaat. De Vlaamse belastingdienst besloot al dat er sprake was van zo’n fictief legaat bij buitenlandse constructies: een Liechtensteinse stichting en een structuur op het eiland Man. Die visie is ook al bevestigd door recente rechtspraak in Gent. Ik zie geen reden waarom die analyse dan ook niet zou gelden voor Belgische private stichtingen.’
‘De fiscaliteit is de grootste motivatie voor deze familiestichtingen, maar ze laten ook toe om een stuk vermogen af te schermen van je schuldeisers’, merkt Vananroye ten slotte nog op. ‘Op het moment dat schuldeisers komen aankloppen, kan je dan zeggen: ‘Dat is niet van mij, maar van de stichting, een andere rechtspersoon.’ Dat is wrang omdat de meeste mensen zonder zo’n stichting in zo’n situatie wel alles dreigen te verliezen.’
Tiberghien is één van de advocatenkantoren die hun cliënteel adviseren over het gebruik van private stichtingen, blijkt uit ons onderzoek. Gerd D. Goyvaerts, fiscaal advocaat bij Tiberghien, verdedigt de praktijk. ‘Zo’n stichting moet je zeker niet oprichten om belastingen te besparen’, stelt hij. ‘Dan kan je beter schenkingen doen, tegen 3 procent in de rechte lijn en 7 procent in de zijlijn van neven en nichten. En als je verhuist naar Zwitserland, Oostenrijk of Zweden betaal je géén successierechten.’
‘Een stichting is fiscaal nooit de goedkoopste oplossing. Zeker niet nu het tarief van de jaarlijkse patrimoniumtaks is verhoogd naar 0,45 procent. Dat is echt wel véél, de regering wilde gewoon cashen op deze stichtingen. Als de stichting honderd jaar meegaat, zal die taks nu al oplopen tot 45 procent van het vermogen. Want zo’n stichting is een planning op zéér lange termijn: vijftig jaar en langer, ten gunste van verschillende generaties van de familie waarvan er ook nog niet geboren zullen zijn bij de oprichting.’
‘Als de stichting ook nog eens meer dan 1 miljoen euro aan beleggingen heeft, komt daar de jaarlijkse taks op effectenrekeningen bij, die ook nog eens 0,15% bedraagt. De overheid heeft er dus alle belang bij dat er nog meer van deze private stichtingen zouden komen in België. Telkens rinkelt de kassa voor de fiscus. En deze private stichtingen zijn tenminste Belgische structuren, geen buitenlandse: het is een betonnering van vermogen in ons land. Dat wil toch elke overheid?’
Goyvaerts is het ook niet eens dat het begrip ‘belangeloos doel’ door deze familiale stichtingen wordt uitgehold. ‘Vanuit het standpunt van de stichter is dit wél een belangeloos doel. Het moet daarvoor geen charitatief doel zijn, dat is slechts een subcategorie van verschillende soorten belangeloze doelen. De charitatieve doelen die zulke stichtingen wel opgeven, zijn ook niet alleen bedoeld als ‘cosmetica’, want oudere stichters doen sowieso vaak al veel giften aan allerlei goede doelen. De meeste families sterven ook uit, waarna het resterende vermogen volledig naar de andere opgesomde charitatieve doelen zal gaan.’
De voorbije jaren zijn opvallend meer private stichtingen opgericht in ons land. Sinds 2019 kwamen er 785 nieuwe bij, ruim een derde van het totale aantal, blijkt uit onderzoek van De Tijd. Die worden om de meest uiteenlopende redenen opgericht, gaande van burleskshows en boerenprotest tot het verheerlijken van God.
De Tijd heeft voor het eerst alle Belgische private stichtingen doorgelicht. Daar is maandenlang onderzoek in gekropen. Met de hulp van de specialist in bedrijfsgegevens, Openthebox, ontdekten we dat er 2.105 private stichtingen actief zijn in ons land. We hebben van elke stichting de oprichtingsakte en andere publicaties in het Belgisch Staatsblad uitgeplozen. Zo hebben we volledig in kaart gebracht waar en wanneer elke stichting is opgericht, wie dat deed, voor welke doelen, wie de bestuurders zijn, wie de begunstigden zijn, waar de stichting gevestigd is, welke financiële gegevens bekend zijn, enzovoort.
Het is een weinig zichtbare wereld. Een private stichting heeft geen leden zoals bij een vzw, ook geen aandeelhouders zoals bij een vennootschap en moet zelfs maar één bestuurder hebben. De stichter of stichters kunnen zowel mensen zijn als bedrijven, vzw’s of andere rechtspersonen. De stichter bepaalt in de oprichtingsakte wat de doelen zijn van de stichting. Het vermogen dat hij of zij steekt in de stichting moet die doelen helpen verwezenlijken.
De private stichtingen blijken de meest uiteenlopende doelen te hebben: het promoten en adviseren van paardenfokkers, het beschermen van een collectie miniatuurtreinen, het beschermen van oeuvres van artiesten zoals de overleden kunstenaar Panamarenko, het organiseren van burlesk-shows, opkomen voor de Romabevolking of tegen ‘de grote big bang-machine’, voor het ‘verheerlijken van God’ of de heiligverklaring van een bepaalde prinses, een ondernemer die via een stichting de Scientology Kerk van België steunt tot een stichting waarmee recent nog de Belgische afdeling is opgestart van de ‘Farmers Defence Force’, die mee achter de boerenprotesten zit.
De helft van de 2.105 private stichtingen bevinden zich in Vlaanderen, bijna een derde in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en amper één op de vijf in Wallonië. Veruit de meeste stichtingen bevinden zich in de provincie Antwerpen (405). De private stichtingen tellen samen 6.581 bestuurders.
Van slechts 151 private stichtingen of amper 1 op de 14 zijn er gegevens gepubliceerd over hun ‘eigen vermogen’. Dat blijkt samen opgeteld toch al te gaan over ruim 944 miljoen euro. Van slechts 54 stichtingen weten we welke geldbeleggingen ze hebben, samen goed voor meer dan 387 miljoen euro. Vooral religieuze stichtingen blijken de grootste portefeuilles te vermelden, zoals één voor de congregatie Zusters van Vorselaar. We vonden ook nog 41 stichtingen die meer dan een half miljoen euro aan liquide middelen hebben, waarvan de meeste bij de stichting KANAL voor het Brusselse Museum 'Kanal, Centre Pompidou' dat in aanbouw is.
Meest gelezen
- 1 Betalen om eigen zonnestroom op het net te zetten wordt 'onafwendbaar'
- 2 Hoe gaat u het beste om met negatieve injectietarieven bij zonnepanelen?
- 3 Volvo-topman Jim Rowan: ‘De plotse versoepeling van de uitstootregels verbijstert en frustreert me’
- 4 De Wever zet zich voor investeringen in defensie op Duitse 'whatever it takes'-lijn
- 5 Trump stelt importtarieven op auto's uit Mexico en Canada uit