Schilderes Charline Tyberghein:‘Ik wil wegblijven van zekerheid'
Charline Tyberghein werd in oktober uitgeroepen tot beste Europese afstudeerstudente van de kunstacademies. Haar eerste solo-expo was een inslaand succes. Niet slecht voor iemand die twee jaar geleden bijna stopte met schilderen.
‘Ik kan niet ontkennen dat het een goed jaar was’, zegt Charline Tyberghein (25) enigszins beschroomd in haar appartement/atelier in Antwerpen. ‘Het was alleszins anders dan ik had verwacht. De opleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen is heel intens. Vier jaar lang leef je volgens een bepaald ritme. Met het afstuderen in het vooruitzicht had ik me voorbereid op een ander leven. Een leven zonder veel tentoonstellingen. Ik vreesde na juni een zwart gat. Dat is er dus niet gekomen.’
Net voor het afstuderen nodigde Keteleer Gallery in Antwerpen Tyberghein uit voor een solotentoonstelling in haar Next Door-ruimte. ‘Ik moest meteen aan de slag. Van het zwarte gat was geen sprake.’ De expo ‘One Trick Phony’ opende in november. Ze was een groot succes. Het toeval stak Tyberghein wel een handje toe. Net voor de opening werd ze verkozen tot beste afstudeerstudente van 14 Europese kunstacademies. Die publiciteit was mooi meegenomen. Tyberghein maakte twintig schilderijen voor de expo. Ze werden alle twintig verkocht.
Ik was lang bang om een slecht schilderij te maken. Dat is nu verbeterd.
Het is niet zo eenvoudig om de kunst van Tyberghein te beschrijven. Met eenvoudige figuratieve elementen (bakstenen, handen, vensters, trappen) bouwt ze een abstract universum waarin je veel werelden en verhalen aantreft. Niets ligt voor de hand.
Tyberghein blijft erg nuchter bij het succes van de tentoonstelling, een eenmalige samenwerking met Keteleer Gallery. Ze gaat voorlopig met geen enkele galerie permanent in zee. ‘Ik voel me nog te jong om me te binden. Met een galerie loop je het risico in een gezellige positie terecht te komen. Iedere twee jaar maak je een solotentoonstelling, je speelt in op wat de mensen verwachten. Dat wil ik op dit moment helemaal niet. Ik probeer zo ver mogelijk van zekerheid weg te blijven. Door mijn onafhankelijkheid moet ik ook aan niemand toestemming vragen om bijvoorbeeld aan groepstentoonstellingen deel te nemen. De komende maanden zijn dat er twee, met de galerie van Sofie Van de Velde. Een daarvan is op Art Rotterdam. Daarna heb ik een tentoonstelling in de Beursschouwburg in Brussel met schilderijen en installaties.’
U denkt erg rationeel voor een kunstenaar.
Tyberghein: ‘Mja. Ik zou dit graag heel lang doen. Het zou spijtig zijn dat over een jaar niemand meer in mij geïnteresseerd is. Je moet wel nadenken over je toekomst.’
Maakt u dan geen kunst voor uzelf?
Tyberghein: ‘Op een manier wel natuurlijk, maar je overleeft alleen door de appreciatie die je krijgt. Als je jezelf als kunstenaar positioneert, plaats je jezelf op een podium en zoek je applaus. Anders kun je net zo goed een gewone job zoeken en hobbyschilder worden. Maar beïnvloedt dat je kunst? Na mijn tentoonstelling vroegen mensen me wel of ik niet iets op bestelling wilde maken. Dat is goed bedoeld, maar zo werk ik niet. Ik ben geen decoratiewinkeltje. Ik denk dat ik toch in de eerste plaats voor mezelf schilder. Ik wil niet in het straatje belanden van altijd hetzelfde te maken omdat iemand dat goed vindt of verwacht.’
Ik wilde dat ik kon zeggen dat ik heel graag naar de Academie wilde, maar dat is niet zo. Het was meer iets van: whatever, laat ik dat eens proberen.
Uw stijl is heel gelaagd. Hoe bent u daartoe gekomen?
Tyberghein: ‘Uit noodzaak eigenlijk. De eerste twee jaren op de Antwerpse Academie waren een ramp. Naaktmodellen en stillevens schilderen was helemaal niets voor mij. Ik kon dat niet. In dat soort kunst kon ik geen emoties of intensiteit leggen. Dat was echt een drama. Je zit in de helft van je opleiding en je moet vaststellen dat je niet kunt schilderen. Ik ben toen op zoek gegaan naar een manier of stijl die wel bij mij paste. Zo ben ik bij die symbolen uitgekomen. Die vertelden een eigen verhaal. Ik ben begonnen met bakstenen. Die kon ik vrij gemakkelijk schilderen zonder veel verf te verspillen. Na een tijdje merkte ik dat ik rustig werd van de ritmische herhaling van die stenen. Bakstenen staan nu voor mij gelijk aan rust. Sigaretten werden symbolen voor pauze. Omdat ik pauzeer met een sigaretje. Zo vormden al die symbolen geleidelijk een zelfportret.’
Toen u na twee jaar op de Academie vaststelde dat u niet kon schilderen, dacht u dan: wat doe ik hier eigenlijk?
Tyberghein: ‘Totaal! Ik ben twee jaar lang bijna iedere avond huilend naar huis gegaan. Je doet acht uur lang iets wat je niet kunt. Je denkt voortdurend: hoe kan het dat ik dat niet kan? Want je collega-studenten en de docenten kunnen het wel. Ik was na het eerste semester ook gezakt. Dat was een kantelmoment. Ik zei tegen mezelf: ik stop of ik ga er helemaal voor. Het werd dat laatste. Ik zette mijn twijfels aan de kant en zocht een andere manier van motivatie. Ik beschouwde de opleiding niet meer als iets schools, maar als iets dat ik gewoon deed. Dat hielp.’
Zeggen uw twijfels iets over het kunstonderwijs? U had na twee jaar kunnen stoppen omdat u geen plantjes kon tekenen.
Tyberghein: ‘Na het tweede jaar stoppen veel mensen. De overgang tussen het tweede en het derde jaar is enorm. Veel studenten beginnen aan de opleiding omdat ze in de kunsthumaniora ontzettend goed konden tekenen. Vaak waren ze de beste van de klas. Daar kom je in de eerste twee jaar ontzettend ver mee. Je leert de techniek van het nabootsen van de realiteit, waar de meesten al heel goed in waren. In het derde jaar verandert de opleiding. Je moet vrij werk maken. Dan heb je niets meer aan de schouderklopjes van vroeger omdat je zo goed een adelaar kon schilderen. Er moet iets uit jezelf komen en voor veel studenten is dat een probleem. Ik ben doorgegaan. Ik zou stoppen nooit als iets ergs ervaren hebben. Soms loopt iets niet zoals je had verwacht. Dat is niet iets om je over te schamen, vind ik.’
Wilde u zelf altijd kunstenaar worden?
Tyberghein: ‘Totaal niet. Ik sprak er onlangs nog met mijn moeder over. ‘Hoe raar is het dat ik nu kunstenaar ben’, zei ik haar. Er zit geen kunsttraditie in de familie. Ik dacht soms om iets in de periferie van de kunsten te doen. Grafisch ontwerp of zo. Iets waarin je werk kunt vinden.’
De toegift
In onze eindejaarsreeks ‘De toegift' blikken we terug op het culturele jaar. Dat gebeurt in acht gesprekken met mensen die 2018 kleur gaven.
Waarom schreef u zich dan in voor de Academie?
Tyberghein: ‘Op mijn 21ste heb ik mijn diploma van het middelbaar onderwijs via de middenjury gehaald. Ik zat toen niet zo goed in mijn vel. Ik wist niet zo goed wat ik wilde doen. Ik had vooral nood aan structuur. Ik wilde dat ik kon zeggen dat ik heel graag naar de Academie wilde, maar dat is niet zo. Het was meer iets van: whatever, laat ik dat eens proberen. Het was eigenlijk een erg spontane keuze, terwijl ik helemaal geen spontane ben. Het was enigszins een paniekreactie. Ik wilde niet opnieuw een jaar in de zetel liggen.’
Uw atelier is de voorkamer in uw appartement. Vindt u het leuk om thuis te werken?
Tyberghein: ‘Dat is vooral erg handig. Ik kan wassen, koken en werken tegelijk. (lacht) In het begin vreesde ik dat ik het werkritme van de Academie zou missen. Dat valt goed mee. Ik sta op, drink koffie en begin te werken.’
U werkt niet zoals zoveel kunstenaars ’s nachts.
Tyberghein: ‘Daarvoor is mijn bestaan te truttig, denk ik. Om 8 uur ‘s avonds ben ik moe en wil ik met mijn lief naar een film kijken.’
Hoe gaat u precies te werk? A l’improviste of weldoordacht?
Tyberghein: ‘Ik weet precies wat ik ga doen. De aard van mijn werk vereist dat ook. Het is een puzzel die moet kloppen. Tijdens mijn opleiding werkte ik heel traag. Dat was een beetje een vlucht. Ik dacht: als het schilderij klaar is, moet ik aan een nieuw beginnen en wat moet ik dan weer schilderen. Zo kwam ik maar aan drie schilderijen per jaar. De docenten zeiden toen: allemaal goed en wel, maar je moet er toch een beetje vaart achter zetten. Ik was gewoon bang om een slecht schilderij te maken. Dat is verbeterd. Als ik een idee heb, voer ik het uit. Ik heb gemerkt dat een schilderij dat je eerst slecht vindt na een paar maanden toch goed kan zijn.’
Stel dat Luc Tuymans met u iedere maand een avond over kunst wil babbelen. Om u te helpen. Zou u dat willen?
Tyberghein: ‘Moeilijke vraag. Ik denk dat het geen goed idee is. Luc heeft een welomlijnd idee van wat kunst is. Ik heb dat niet. Ik ben, zoals ik al zei, nog zoekende. Ik zou tijdens zo’n gesprek snel defensief worden. Ik denk dat ik zou beginnen te mopperen. Het zou voor Luc niet zo’n interessant gesprek zijn, vrees ik.’
Hij zou u wel van alles kunnen vertellen over de kunstmarkt. Was daar tijdens de opleiding aandacht voor?
Tyberghein: ‘Helemaal niet. Ik vind dat echt een gemis. Je moet het allemaal alleen uitzoeken, zeker als je zonder galerie werkt. De opbrengst van de twintig verkochte schilderijen investeer ik in mezelf. Ik hoef de komende maanden geen job te zoeken, waardoor ik me kan concentreren op mijn schilderwerk.’
Uw schilderijen van de expo kosten tussen 800 en 2.300 euro. Wie heeft de prijs van uw schilderijen bepaald? U of de galerie?
Tyberghein: ‘In overleg. De galerie wilde meer vragen, maar ik ben op de rem gaan staan. Ik wilde dat mijn vrienden ook een werk van mij konden kopen. Ik vond dat belangrijk.’
Meest gelezen
- 1 Ghelamco-eigenaar Paul Gheysens verkoopt duurste penthouse van België
- 2 Fabien Pinckaers, de man achter miljardenbedrijf Odoo: ‘Ons grote geluk is dat de concurrentie shit is’
- 3 De must-reads van het weekend
- 4 De Croo en De Wever schuiven hete aardappel van budget ziekteverzekering naar elkaar door
- 5 Belgische olie-invoer spekt Russische oorlogskas en Poetins paleis