Schrijver Richard Powers: 'De toekomst van de mensheid wordt uitgevochten in een culturele oorlog’
Een schrijver kan vele huiden aan. Voor zijn nieuwe boek ‘Verwilderd’ kroop Richard Powers in die van een vader en zijn negenjarige bijzondere zoon. Maar hij kroop ook in die van verzonnen planeten, bedreigde dieren en oude bomen.
In salon Astrid van het oude Brusselse hotel Le Plaza neemt hij zijn mondmasker af. We zijn al voorbij die vervelende vuistbegroeting, nu is daar zijn hele gezicht onder dat opvallende kapsel. Hij lachten glimlacht vaak. Kijkt minzaam en vriendelijk. Indringende ogen: hij is de kijkende en goed luisterende schrijver die alles wat hij ziet, leest en hoort ooit misschien, een keer, kan opnemen in een volgend verhaal.
Brussel dus. Richard Powers is hier omdat later die avond in De Munt een publiek interview plaatsvindt over ‘Verwilderd’, zijn nieuwe boek. Maar ook over ‘The Time of our Singing’, de opera die componist Kris Defoort en librettist Peter Van Kraaij van zijn boek uit 2003 maakten. Zo’n status heeft de 64-jarige Amerikaan. ‘Verwilderd’ is zijn dertiende roman sinds hij in 1985 debuteerde. Zijn oeuvre mengt zijn fascinatie voor wetenschap en zijn bezorgdheid voor de planeet met de grote traditie van de verhalenvertellers in een fijne stijl. Voor zijn vorige roman - ‘Overstory’, bij ons vertaald als ‘Tot in de hemel’ - kreeg hij in 2019 de Pulitzer Prize voor fictie. En met zijn nieuwste boek is hij genomineerd voor de Booker Prize.
Powers is graag in Brussel, na een Europese promotietournee door zes landen. ‘Eind jaren tachtig, begin jaren negentig woonde ik in Heerlen. Vanwege de liefde voor een vrouw. Is dat niet altijd onze drijfveer?’, glimlacht Powers. ‘Maar daar in Nederlands-Limburg, (in het Nederlands:) ‘beneden de rivieren’, was mijn blik altijd meer op Vlaanderen gericht. Ik had meer affiniteit met jullie cultuur. Maastricht is al meer Belgisch, jullie hadden die stad nooit mogen afgeven. Ik reisde veel (opnieuw in het Nederlands:) ‘naar de kunststeden Leuven, Antwerpen, Mechelen en Brugge’ en dus vind ik het fijn om hier af te sluiten. Morgen stap ik in het vliegtuig naar huis.’
Sinds vijf jaar staat dat huis in de Smoky Mountains, een nationaal park dat van North Carolina naar Tennessee loopt. Hij was er ooit drie dagen ter voorbereiding van ‘Tot in de hemel’, zijn boek over negen bomen en negen mensen, en ging er nadien wonen. ‘Omdat ik acht maanden later nog aan die plek dacht.’
Daar in de ‘Smokies’ begint ‘Verwilderd’. Een boek over de astrobioloog Theo,
sinds kort weduwnaar, en zijn zoon Robin, een jongen met meer dan één diagnose. ‘Tot nu toe twee keer asperger, één keer waarschijnlijk OCD en één keer mogelijk ADHD’, lees je op bladzijde 104. Een jongen met een missie: hij wil de planeet redden. En ook een vader met een missie: hij wil zijn zoon redden. Daarom zoekt hij hulp bij de wetenschap en de experimentele neurofeedbacktherapie.
We praten eerst over die titel. Powers’ Nederlands is nog goed genoeg om het verschil te proeven tussen ‘Verwilderd’ en ‘Bewilderment’, de oorspronkelijke Engelse titel. ‘Bewilderment’ kan in het Engels desoriëntatie of verwarring betekenen, iets met een eerder negatieve connotatie’, zegt hij. ‘Maar het kan ook positief zijn: eerder verbaasd, verwonderd. En ‘wild’ kan letterlijk aan iets wild doen denken. Dus de vertaler had alle mogelijkheden en in ‘Verwilderd’ zit een beetje van de drie.’
Richard Powers (64) is geboren in Evanston, Illinois. Maar hij woonde in Lincolnwood en vanaf zijn tiende ook enkele jaren in Bangkok, omdat zijn vader er les gaf. Hij studeerde eerst natuurkunde, maar switchte uiteindelijk naar Engelse literatuur. Hij gaf onder meer les aan Stanford University, woonde enkele jaren in Nederland en debuteerde in 1985 met ‘Three Farmers on Their Way to a Dance’. ‘Verwilderd’ is zijn dertiende roman. Vandaag woont hij in een huis in de Smoky Mountains.
‘Ik las het woord ‘Bewilderment’ lang geleden voor het eerst, in een oud essay van Lewis Thomas. Hij zocht een woord om cultuur en wetenschap te verbinden en schreef dat het enige dat biologie, genetica, theater, poëzie en kunst delen, een toestand van ‘bewilderment’ is. Verbijstering. Al 25 jaar zat dat in mijn hoofd en toen ik dit boek schreef over hoe dit kind snel groeit in emotionele intelligentie, moest ik denken aan een boek van Daniel Keyes dat ik las toen ik net als mijn hoofdpersonage Robin negen jaar was. Daarin stond weer een vers uit de allegorie van de grot van Plato. Het oog kent twee soorten van verbijstering: als het plots naar het licht gaat en als het plots weer naar de duisternis gaat. Dat idee verbond ik met Robin. De titel had ik dus al lang. Het was gewoon wachten op het verhaal dat erbij paste.’
Hoe wordt een schrijver van 64 een jongen van negen met al die moeilijke diagnoses?
Richard Powers: ‘Nadat ik 120 bladzijden had geschreven, realiseerde ik me dat een kind de hoofdpersoon van mijn boek moest zijn. Tot dan was het een volwassene. Dus ik gooide die 120 bladzijden weg en herbegon. Ik dacht aan drie kinderen die ik goed heb gekend en met wie ik een soort van surrogaat vaderlijke relatie had: het zoontje van mijn zus, een nichtje van de kant van de familie van mijn vrouw en de zoon van een collega op Stanford University, waar ik ooit werkte. Drie bijzondere kinderen die worstelden, niet normatief waren en niet goed in de wereld pasten. Maar alle drie ook erg verschillend. De ene had een obsessie met tekenen, de andere kon oncontroleerbaar van vreugde naar woede switchen. Ze zitten allemaal in Robin. Maar ook mijn ‘vreemdheid’ als kind zit erin. Het is interessant om meer dan vijftig jaar later na te denken over welke diagnose ze over mij hadden gesteld.’
En?
Powers: ‘Robin is een pantheïst die heiligheid in dieren ziet, net zoals hij ze in mensen ziet. Dat was ik. Ik was als kind ‘vergiftigd’ door elk wezen in onze tuin in het voorstadje van Chicago waar we woonden. Ik was geobsedeerd door bijen, ze noemden me zelfs de ‘bijenjongen’. Ik wist er alles van: de taal van hun dansen, hun gedrag, hoe ze een kolonie maakten. Maar ik denk dat alle kinderen in se die ‘biofilie’ hebben. Die liefde voor alles wat leeft. Kinderen zijn meer verwonderd door de vlucht van een vogel dan door die van een vliegtuig. Helaas verliezen we dat als we verleid worden door de cultuur van de menselijke dominantie in de wereld.’
U was negen in 1966. Was u toen al, net als de jongen in uw boek, bezorgd over de toekomst van de planeet? Het begrip klimaatverandering was nog niet uitgevonden.
Powers: ‘Nee, maar er was wel al een kiem van bewustwording in de late jaren zestig. De eerste Earth Day vond in 1970 plaats en er gebeurden dingen die impact op me hadden. Zoals de iepenziekte, die veel bomen in onze straten vernietigde. Ik had al die vrees dat de wereld zou verdwijnen, maar het had nog wat jaren nodig voor het helemaal zou doordringen.’
U schrijft: ‘Negen jaar is de leeftijd van de grote veranderingen. Misschien was de mensheid wel een negenjarige: nog niet volwassen, maar ook geen klein kind meer.’ Dat zou hoopvol kunnen zijn. We kunnen nog veel leren.
Powers: ‘Hoop is de kern van dit boek en we zien die jongen van wanhoop naar een soort boeddhistische houding evolueren. Je zou die hoop op de mensheid kunnen overplanten. Ik citeer de Amerikaanse bioloog E.O. Wilson. Hij schrijft: ‘De mensheid heeft goddelijke technologieën, maar we zitten vast in middeleeuwse instellingen en we worden gestuurd door paleolithische hardware.’ Dat lijkt geen formule voor succes op lange termijn. Die technologieën gaan we niet opgeven, en we gaan ze zowel constructief als destructief gebruiken. Die paleolithische hardware veranderen we niet zo snel. Dus moeten we de middeleeuwse instellingen veranderen.’
Hebt u de hoop dat dat kan?
Powers: ‘Ik heb er weinig hoop op dat we de huidige wereld intact kunnen houden zonder bestraft te worden. Of zonder dat we de kogel die op ons afkomt, kunnen ontwijken. Maar ik denk ook niet dat dat een goed idee zou zijn.’
‘Voor de cultuur waarin we leven, die van de zeer individuele betekenis die de mens zo uitzonderlijk vindt en die de rest van de wereld alleen maar als grondstof voor de mens ziet, wil ik weinig hoop hebben. Aan Andrew Carnegie (de Amerikaanse staalgigant die tussen 1835 en 1919 leefde, red.) vroeg men ooit: ‘Hoeveel is genoeg?’ Hij zei: ‘Just a little bit more.’ (glimlacht) Zo leven wij: we willen altijd een beetje meer. Meer ervaringen, meer vrienden, meer prestige, meer materiële welstand.’
‘Maar heb ik hoop dat we misschien iets anders kunnen worden? Jazeker, grote hoop zelfs, omdat de mens al ooit anders was. De cultuur van vandaag is een aberratie, maar het is niet de norm. In de 19de eeuw was het niet raar als mensen zeiden dat ze niet bang voor de dood waren, want hun kinderen waren er na hen. Nu klinkt dat vreemd. Dat proces van ‘landing back on earth’ dat je met die Robin uit mijn boek ziet gebeuren, dat verontwaardigd worden, zit allemaal in onze mogelijkheden. Alles wat niet-menselijk is, moeten we even belangrijk vinden.’
Ondanks het kapitalisme.
Powers: ‘Er is die fameuze zin van de filosoof Frederic Jameson: ‘We kunnen ons gemakkelijker het einde van de wereld voorstellen dan het einde van het kapitalisme.’ En hij heeft gelijk. Het is zo moeilijk omdat dat altijd in negatieve termen wordt voorgesteld. Opofferingen, noem maar op. Misschien moeten we proberen dat op een andere manier te bekijken.’
Ooit was Powers al eerder, en langer, in Brussel. Op uitnodiging van Passa Porta verbleef hij hier als writer in residence. Hij leerde de Vlaamse literaire scene goed kennen, onder meer via Sigrid Bousset, ex-directeur van Passa Porta. Ze is vandaag onder meer de bezieler van het pas geopende Huis van Herman Teirlinck. Ze is ook de vrouw van Stefan Hertmans, die Powers een vriend noemt. Zo is dit een brugje. Net voor Powers’ komst naar België schreef Hertmans in een essay in De Standaard: ‘Wat in het neoliberalisme als bijkomstig werd beschouwd, is de afgelopen tijd naar het centrum van de aandacht verschoven.’
Terwijl wij hier in dit salon Astrid zitten, zitten 25.000 mensen in Glasgow te vergaderen over de toekomst van de aarde. Is daar dan toch weer de hoop voor deze tijd? Powers denkt even na. Dan zegt hij: ‘Dit boek speelt zich af in een parallelle wereld, maar het is ook heel herkenbaar. Het is Amerika in 2019...’
U noemt Trump niet, maar de president over wie u schrijft, tweet in hoofdletters. En Greta Thunberg heet Inga Alder...
Powers: ‘Voilà. Het is een wereld die we kennen, met een crisis die we kennen.
Toch gebeuren er dingen die de lezer niet kan voorspellen, en dat is bewust. Ik wilde hem in een staat van instabiliteit brengen. De wereld zit in een burgeroorlog, want er is een deel van de maatschappij die begrijpt waar Stefan (Hertmans dus, red.) het over heeft. Aan de andere kant staat het trumpisme. Dat is het absolute verwerpen van gelijkheid, de wil om terug te keren naar hoe mensen denken dat het in het verleden was. Een verleden waarin mannen boven vrouwen stonden, witten boven zwarten, Amerika boven de rest van de wereld, de mens boven alle andere leven. The good old days, zeg maar: niemand moet zich in die wereld verontschuldigen voor racisme.’
Ik wil de lezer in een staat van instabiliteit brengen.
‘Goed 40 procent van de mensen in mijn land is bereid terug te keren naar die wereld. De andere 60 procent neigt tot het inzicht dat er een noodzakelijke transformatie komt. In die wereld leven we dus. De toekomst van de mensheid wordt uitgevochten in een culturele oorlog.’
U laat het woord empathie vallen. Een empathiemachine zelfs, omdat met neurofeedback mensen via hersengolven kunnen worden beïnvloed. U zei ooit in een interview: ‘Ons lot, ons voortbestaan, hangt van de empathie voor de aarde af.’
Powers: (lachend) ‘Van die zin houd ik. Mag ik dat nog eens zeggen?’
Ik beloof hem in de vraag te behouden.
Powers: ‘Maar er is nog een ander woord waar ik erg van houd, en dat een goeie compagnon van empathie is: verwantschap.’
‘Er liggen twee soorten druk op de mens. Eén: de competitie tussen individuen. Daar speelt het ego een rol. We zijn zo goed in egoïstisch zijn. Maar twee: we zijn ook sociale wezens en er is dus een druk om beter samen te werken. Verwantschap is een deel van de formule die de link moet leggen tussen persoonlijk en publiek belang. We beschermen een broer of een zus en we riskeren ons leven om dat van onze kinderen te redden en dat doen we omdat we die mensen als een soort uitbreiding van onszelf beschouwen. Maar we kunnen het blijkbaar ook uitbreiden naar onze vrouw of man, met wie we geen bloedband hebben.’
‘Dus de grote vraag is: kunnen we verwantschap verder uitbouwen buiten familie, buiten de stam, buiten het land, naar bredere cirkels van de mensheid? En kunnen we dan nog verder? Naar dieren, bomen, de planeet? In ‘Tot in de hemel’ schreef ik dat we 25 procent van onze genen delen met bomen. Pre-neoliberale samenlevingen konden dat en ik denk dat wij dat ook kunnen. Dankzij verhalen.’
Denkt u dat verhalen, boeken, films, kunst tout court die impact kunnen hebben en dus de wereld kunnen veranderen?
Powers: ‘Er zijn voorbeelden van. ‘Max Havelaar’ deed het. ‘De Hut van Oom Tom’ deed het. Er zijn ook recentere voorbeelden. Als je me dertig jaar geleden had gevraagd of homohuwelijken op een dag legaal zouden worden in de Verenigde
Staten, dan had ik zeker nee geantwoord. Onmogelijk. Dit is een conservatief christelijke cultuur die generaties in Amerika gevormd heeft.’
Mensen die dertig jaar geleden homofoob waren, veranderden door films, boeken en series.
‘Maar dan kwamen er films, theaterstukken, tv-shows. ‘Philadelphia’ (de film uit 1993 met Tom Hanks en Denzel Washington’, red.) speelde een belangrijke rol. In tv-shows speelden non-binaire mensen een rol en die fictieve personages werden in de ogen van al die conservatieve Amerikanen echte personages. Ze gingen met hun liefdes en verdriet meeleven. Mensen die dertig jaar geleden homofoob waren, veranderden door die films, die boeken en die series.’
Is dat uw doel als schrijver: impact hebben?
Powers: ‘Zeker. Een boek als ‘Verwilderd’ is een poging om een verhaal te vertellen over twee verloren mensen die verwantschap vinden. Ze beginnen met hun liefde voor elkaar en voor de overleden echtgenote en moeder, en ze maken een reis waarin ze liefde krijgen voor buitenaards leven. Dit is mijn dertiende roman en ik heb de reputatie van ‘de wetenschapsjongen’. Ja, er zit wetenschap in dit boek, maar ik wilde dat mensen zonder interesse voor wetenschap of sciencefiction van de personages zouden houden. Door een traditioneel verhaal te vertellen schep ik hen beetje bij beetje ook wat wetenschap in.’
Zouden Trump-supporters uw boek wel lezen?
Powers: ‘Misschien houden ze er niet van. Maar misschien worden ze toch door het verhaal van die man en zijn zoon verleid en realiseren ze zich niet dat ze misschien een anti-Trump-boek lezen.’
‘De reacties in de Verenigde Staten zijn divers, dat had ik wel verwacht. Sommige recensenten vinden dat er te veel moraliteit in zit, anderen vinden dat een schrijver afstand moet houden en geen standpunt moet innemen. Maar interessant is wat ik in mijn persoonlijke mailbox krijg. Ouders schrijven me: ‘Jouw Robin is exact onze Jason of onze Abigail. We begrijpen helemaal de dilemma’s van zijn vader.’’
‘Eergisteren kreeg ik nog een bericht. Iemand schreef me dat hij het boek zelf nog niet gelezen had, maar dat vrienden hem hadden gevraagd om mij een foto van zijn zoon te sturen. Op die foto stond een jongen die voor Halloween verkleed was
in een kostuum dat het uitsterven van de wereld uitbeeldde en op zijn zwarte cape had hij allemaal dieren getekend die bedreigd waren. Wie het boek leest, weet het: dat was Robin. Dat ontroert me zeer.’
U liet eerder de term ‘landing back on earth’ vallen. Was dat voor u: in de bossen in de Smoky Mountains gaan wonen? U groeide op in Chicago, maar woonde ook onder meer in Bangkok, in Boston, Heerlen, Californië. Dat is allemaal ver van de bossen.
Powers: ‘Over Bangkok wil ik nog iets vertellen. We gingen er wonen toen ik tien was, mijn vader kon er gaan werken. Toen ik ‘Verwilderd’ klaar had en begon na te lezen, merkte ik dat er heel veel boeddhisme in het boek was gekropen. Ik vroeg me af waar dat vandaan kwam en dacht toen aan Bangkok: het land waar ik als jongen van de leeftijd van Robin was. Mijn broer werd er als monnik gewijd, om hem te zien ging ik vaak naar de tempel. Daar komt dat dus van.’
‘Van de Smoky Mountains wist ik niets, ik dacht alleen maar dat ik de bossen van Amerika al wat kende. Maar dit is een van die oudste oerbossen, je moet door de eerste bossen komen om diep in dat oerwoud te geraken en om dan te zien dat het licht, de geur en de bomen er gewoon anders zijn. In de Smokies heb je meer verschillende soorten bomen dan in heel Europa tussen Portugal en Rusland.’
Daar zat u dus in 2020 tijdens de lockdown.
Powers: ‘Ik voelde me bijna schuldig. Ik wist wat de pandemie het grootste deel van de wereld aandeed en ik zat daar samen met mijn vrouw in de wildernis, helemaal op onszelf, in alle rust en veiligheid. Voor een introvert als ik is dat een droom. Zoals het een bron van inspiratie was. Dit is een pandemieboek, maar een heel ander boek dan diegene die er ooit massaal over zullen verschijnen. Ik zweefde in die periode tussen het schuldgevoel van de overlever aan de ene en de artistieke hemel aan de andere kant.’
Ik wist wat de pandemie het grootste deel van de wereld aandeed, en ik zat daar samen met mijn vrouw in de wildernis. Ik voelde me bijna schuldig.
We moeten nog dit schrijven: ‘Verwilderd’ is een indrukwekkend boek. Powers slaagt in wat hij wilde: iemand zonder interesse voor wetenschap en met een afkeer van sciencefiction voert hij via dit ontroerende verhaal van een vader en zijn zoon (en over hun passie, hun rouw, hun pijn, hun vreugde, zelfs zijn jaloezie - alles wat menselijk is dus) mee naar het einde. Met prachtig parelende zinnetjes. Zoals: ‘Lesgeven is zoiets als fotosynthese: van lucht en licht voedsel maken.’ Over de overleden vrouw: ‘Haar lijfje had altijd de houding van een atleet vlak voor het startschot: overal uitdagingen.’ Of: ‘Wat is rouw? Een wereld die beroofd is van iets wat je bewondert.’
Bewondering is een mooie gedachte om mee af te sluiten, dus vragen we of hij
zijn handtekening in ‘Verwilderd’ wil zetten. Hij verrast: ‘Dat doe ik nooit. Maar ik bezorg je een ex libris die ik liet maken. Ik heb er alleen nu geen bij. Als je je adres geeft, stuur ik het op.’
U bent vast de enige schrijver die zijn eigen boek niet wil signeren. Waarom is dat?
Powers: ‘Mijn eerste roman, ‘Three Farmers on Their Way to a Dance’, schreef ik met een bekende foto van August Sander als inspiratie. Het boek gaat over de zoektocht naar de authentieke print van die foto. Wat bij fotografie natuurlijk niet mogelijk is. Walter Benjamin schreef daar ooit een essay over. In het tijdperk van mechanische reproductie is het zinloos te proberen iets een aura te geven door artificiële zeldzaamheid.’
‘Met een handtekening een gelimiteerde editie maken van een boek dat op duizenden exemplaren wordt gedrukt, is hypocriet. De waarde van een boek wordt alleen uniek door de waarde die de lezer ervan maakte. Dus ik heb het nooit willen doen. (lacht) Had ik geweten hoe kwaad mensen soms op me zouden worden bij publieke events, dan was ik dat pad misschien nooit ingeslagen. Maar nu is mijn geschrift zo lelijk geworden dat ik mijn boeken zou verpesten mocht ik er mijn naam inzetten.’
‘Zo’n ex libris is beter. En in covidtijden ook handig. Vanuit mijn huis in de Smokies kan ik ze de hele wereld rondsturen.’
‘Verwilderd’ van Richard Powers is verschenen bij Atlas Contact, telt 294 pagina’s en kost 22,99 euro.
Meest gelezen
- 1 Familieman Willy Naessens schonk ook twee externen het vertrouwen voor zijn opvolging
- 2 Tesla ziet verkoop in België met twee derde terugvallen
- 3 De Wever heeft nog altijd geen akkoord over hoger defensiebudget
- 4 Loopbaancheques voor heel april in 7,5 minuten de deur uit
- 5 Voordelig geld uit bedrijf halen? Jambon laat keuze tussen oud en nieuw regime