Marieke Lucas Rijneveld: 'Ik geniet alleen van schrijven, het leven daarbuiten vind ik moeilijk'
Het leven van de Nederlandse schrijver Marieke Lucas Rijneveld was de voorbije twaalf maanden een rollercoaster. In augustus 2020 won ze de International Booker Prize, daarna hield het niet meer op. Onrust en ambitie stuwen haar vooruit. ‘Rust nemen, hoe doe je dat?’ We praten met haar over schrijven, leven en geloven. En over Harry Potter.
Het aperitief is sober om 10 uur in de ochtend. Marieke Lucas Rijneveld (30) houdt het bij een glas melk. We zitten op een bankje in de tuin van Uitgeverij Atlas Contact aan de Prinsengracht in Amsterdam. Al snel verhuizen we naar het grote tuinhuis, waar handtekeningen van schrijvers de muren sieren. ‘Staat uw naam erbij?’, vraag ik. Ze knikt en wijst hem aan.
Boven en tussen Marieke Rijneveld heeft ze in een uitsprong Lucas bijgeschreven. Daaronder prijkt een kleine koe. Veel gebalder kan je niet weergeven waar je als mens en schrijver voor staat. Marieke Rijneveld voegde op haar 25ste Lucas aan haar naam toe om haar genderneutraliteit zichtbaar te maken. De koe wijst op haar afkomst. Ze groeide op in een gereformeerd Nederlands landbouwersgezin in de
provincie Noord-Brabant.
Marieke Lucas Rijneveld (30) groeide op in een gereformeerd boerengezin in Nieuweveld in de Nederlandse provincie Noord- Brabant. Op haar 19de ging ze in Utrecht een docentenopleiding Nederlands volgen, maar na een jaar hield ze ermee op. Ze schreef zich daarna in aan de Schrijversvakschool in Amsterdam.
Al snel werd haar werk gepubliceerd in literaire magazines. In 2015 verscheen haar eerste poëziebundel ‘Kalfsvlies’. Drie jaar later volgde haar debuutroman ‘De avond is ongemak’. De Engelse vertaling leverde haar in 2020 de Booker International Prize op. Haar tweede dichtbundel ‘Fantoonmerrie’ verscheen in 2019, een jaar later volgde de roman ‘Mijn lieve gunsteling’.
Dat leven loopt als een rode draad door haar oeuvre. Ze debuteerde in 2015 met de poëziebundel ‘Kalfsvlies’, die haar meteen de prestigieuze C. Buddingh’-prijs opleverde. Een nieuwe literaire ster was geboren. Met haar debuutroman ‘De avond is ongemak’ won ze in augustus vorig jaar samen met vertaler Michele Hutchison de International Booker Prize. Een primeur voor een Nederlandstalige roman. Het boek draait om het meisje Jas. Ze probeert de dood van haar broer - door het ijs gezakt bij het schaatsen - een plaats te geven in haar leven.
In november 2020 verscheen ‘Mijn lieve gunsteling’, een verpletterend en ongemakkelijk verhaal over de relatie tussen een veearts van middelbare leeftijd en een meisje op de drempel van de puberteit. Wie het las, zal het nooit vergeten. Het boek was genomineerd voor de Libris Literatuurprijs, maar Jeroen Brouwers sleepte hem met ‘Client E. Busken’ in de wacht. ‘Ik was een beetje teleurgesteld. Maar als ik iemand de onderscheiding gunde, was het Jeroen Brouwers’, zegt ze.
Met de zomer en vakantie op de achtergrond vraag ik wat genieten voor haar betekent. ‘Ik geniet van taal. Ik leef van taal. Als ik ’s ochtends opsta, begin ik meteen te schrijven. Dat gaat de hele dag door. Ik kan eigenlijk alleen maar genieten van schrijven. Ik denk weleens: die liefde voor taal zal wel een keer ophouden. Maar ze neemt alleen toe. Ik vind het wel fijn om in de natuur te wandelen en ik zwem graag, maar dan nog zit het schrijven in mijn hoofd.’
Zijn er dagen dat u niet schrijft?
Marieke Lucas Rijneveld: ‘Ze zijn zeldzaam. Vandaag wordt het moeilijk. (lachje) Na dit interview treed ik nog op tijdens een online literair festival. Het is goed om er af en toe uit gehaald te worden. Maar ik ben heel bang dat als ik een dag niet schrijf, ik het de volgende dag kwijt ben.’
De Belgische schilder Luc Tuymans zei me onlangs dat hij lijdt aan faalangst als hij voor een leeg canvas staat. Is dat herkenbaar?
Rijneveld: ‘Zeker. Een gedicht, een stuk van een boek. Het is elke keer een overwinning als het op papier staat. Ik mag er niet van uitgaan dat het zomaar komt. Ik leef van het bewijs dat ik het nog kan. Zo sta ik in het leven. De ene dag weet ik goed hoe ik het leven moet aanpakken, de dag erna kan ik het kwijt zijn. Ik weet dan zelfs niet meer waarom ik het normaal vond wat ik de vorige dag deed. Begrijpt u? Ik denk dat ik daarom bang ben dat ik het schrijven ook kan verliezen. Al heb ik dat nu zo over me heen getrokken dat het bijna niet meer weg kan.’
Dat lijkt vermoeiend.
Rijneveld: ‘Dat niet zozeer. Het maakt me eerder krampachtig. Als we het over genieten hebben: ik neem me weleens voor om zoals andere mensen twee weken met vakantie te gaan, en niet te schrijven. Maar dat is moeilijk. Ik ga deze zomer een week naar Oostkapelle in Zeeland. Maar ik zal daar toch ook weer schrijven.’
Er is niemand die zegt: ontspan je eens.
Rijneveld: ‘Jawel. Maar rust nemen, hoe doe je dat? Ik vind dat heel lastig. Je klapt je laptop dicht en dan? Dan komt ineens het leven om de hoek kijken. Maar hoe moet ik buiten het schrijven leven? Dat weet ik niet zo goed. Ik kan moeilijk met vrije tijd omgaan. Ik heb nu een racefiets gekocht. Dat vind ik fijn. Het maakt mijn hoofd leeg. Maar nietsdoen zit niet in mijn systeem. Mijn hoofd blijft malen. Ook ’s avonds. Ik neem een pilletje om te kunnen slapen. Drank is niet zo aan mij besteed. Ik ben een ochtendmens. Aan een kater heb ik geen behoefte. Ik vind alcohol ook niet zo lekker.’
Misschien hebt u de onrust nodig om te kunnen schrijven.
Rijneveld: ‘Precies. Ik praat er soms over met collega’s, en dan blijk ik toch de meest obsessionele van het stel te zijn. Ik ben net klaar met mijn nieuwe dichtbundel, die in februari verschijnt. Tweehonderd gedichten heb ik geschreven, elke dag één. Elke dag een adrenalineshot. Dat is echt een geweldig gevoel. Uiteindelijk heb ik er tachtig weerhouden voor de bundel.’
Uw twee eerdere dichtbundels, ‘Kalfsvlies’ (2015) en ‘Fantoommerrie’ (2017), lezen vaak als kortverhalen. De nieuwe ook?
Rijneveld: ‘Nee, de nieuwe gedichten zijn veel compacter, het zijn bijna liedjes. Ik kan bijna niet wachten om ze te delen.’
Zijn lezers belangrijk voor u?
Rijneveld: ‘Als je een roman schrijft, wil je een lezerspubliek. Bij poëzie heb je die druk veel minder. Het publiek is kleiner. In poëzie leef ik me helemaal uit. Ik zie dan wel of de lezers volgen. Ik wil vooral evolueren. Al wat ik schrijf, moet beter zijn dan het vorige. Ik ben blij dat ik poëzie met literatuur kan combineren, maar mijn hart ligt het dichtst bij gedichten.’
Jeroen Brouwers levert zijn manuscripten in en er mag geen letter aan veranderd worden. Hoe is dat bij u?
Rijneveld: ‘Bij ‘Kalfsvlies’ en ‘De avond is ongemak’ heb ik tips gekregen van mijn redacteuren. Ik wist niet hoe dat ging, boeken uitgeven. Ik dacht: waarom moet ik iets herschrijven, het staat er toch al? Nu weet ik dat voor een roman het herschrijven het belangrijkste is. Soms zie je zelf niet meer dat iets krom loopt. Ik heb geen moeite om suggesties te aanvaarden. Toch als ik zelf vind dat het mijn werk ten goede komt. Jeroen Brouwers heeft zoveel meer ervaring. 72 boeken heeft hij geschreven. Dan weet je hoe het moet. Hij heeft de overtuiging dat het niet beter kan. Ik heb dat minder. Ik heb andermans ogen nog af en toe nodig.’
Uw twee romans zijn niet autobiografisch, ze zijn wel gebaseerd op eigen ervaringen. Zou u ook Harry Potter kunnen verzinnen?
Rijneveld: ‘Grappig dat u Harry Potter zegt. Mijn derde boek wordt wat Harry Potter-achtig. Het eerste hoofdstuk staat in de steigers. Dit keer vertrek ik niet van mezelf. Het wordt een roman die ik volledig moet componeren.’
Is het niet moeilijker om een roman te schrijven die volledig is verzonnen?
Rijneveld: ‘Dat weet ik zo nog niet. Mijn fantasie is grenzeloos. (lachje) Alles is mogelijk. In mijn eerdere boeken bleef ik dichter bij mezelf, al ben ik nooit trouw aan de herinnering. Het derde boek wordt weer een nieuwe stap. Ik ben het niet gewend met een echte spanningsboog te schrijven, alles moet kloppen. Ik ben zelf benieuwd hoe dat uitdraait. ‘Mijn lieve gunsteling’ is bijna in één ruk geschreven. Dat zat al jaren in mij, het moest er alleen nog uit komen.’
Bent u er zich van bewust dat er veel wreedheid in uw boeken schuilt?
Rijneveld: ‘In alle twee, vindt u?’
Toch wel, maar vooral in ‘Mijn lieve gunsteling’.
Rijneveld: ‘De wreedheid van het leven. Maar ik hoop dat je ook de lichtvoetigheid hebt ontdekt.’
Ik voelde me vooral heel ongemakkelijk bij het lezen. Ik had enige moeite om empathie met de veearts te onderdrukken.
Rijneveld: ‘Dat snap ik. Je komt in conflict met jezelf. Achter wie ga ik staan? Wie veroordeel ik? Rationeel is dat heel simpel. De veearts moet worden gestraft voor zijn daden. Maar ik wilde tonen dat achter de feiten ook een heel verhaal zit, de achtergrond van de veearts. Hoe wordt iemand zo? Dat lees je in dergelijke zaken nooit. In ‘De avond is ongemak’ komt de veearts ook al voor. Mensen vroegen me soms: wie is die man? Dat wist ik ook niet. (lachje) Tot ik ineens het eerste hoofdstuk van ‘Mijn lieve gunsteling klaar had. Herinnert u zich de otterscène nog? Die is heel wreed, maar ze was zo leuk om te schrijven. Echt.’
Blijven de personages uit uw boeken lang in uw hoofd ronddwalen?
Rijneveld: ‘Jasje heeft toch zo’n zes jaar in mijn hoofd gezeten. Ik heb lang aan het boek gewerkt. Het was niet zo eenvoudig haar los te laten. Bij de gunstelinge was het anders. In het begin had ik een soort heimwee. Ik dacht: ik wil haar helemaal niet kwijt, ik ben er nog niet aan toe. Ik had gemakkelijk een tweede boek uit haar kunnen puren. Maar ik heb haar achter mij gelaten. Ik ga nu samenwonen met een ander hoofdpersonage.’
Ik heb lang gedacht: ik hoef niet naar een museum, ik fantaseer de kunst wel bij elkaar.
Bent u veranderd de voorbije twaalf maanden, na de Booker Prize?
Rijneveld: ‘Ik denk het wel. De prijs heeft me de zekerheid gegeven dat ik iets kan. De hele wereld weet het nu. Op school was ik nergens goed in. De bekendmaking van de Booker Prize was een waanzinnig moment. Ik zat in bad in het hotel in Amsterdam na de bekendmaking en ik dacht: dit moment moet ik koesteren en zo lang mogelijk vasthouden.’
‘De eerste maanden leefde ik op een wolk. Ik kon veel meer aan. Aan Zoom-interviews met buitenlandse journalisten had ik een hekel voor de bekendmaking. Daarna niet meer. Ik deed alles. Ik leek wel een kop gegroeid. De uitgeverij stond er ook van te kijken. Ik vind het ook belangrijk dat de Nederlandse literatuur nu wat meer op de wereldkaart is gezet. Er worden nu meer Nederlandstalige boeken in vertaling opgemerkt.’
Wordt u rijk van het schrijven?
Rijneveld: ‘Van schrijven word je sowieso rijk, maar meer als mens. Om het geld hoef je het niet te doen. Ik verdien meer met optredens en lezingen. Ik ben al blij dat ik geen bijbaantje meer hoef te hebben. Ik heb een tijd op een boerderij gewerkt, en ook als afwasser. Het is me niet om het geld te doen. Van een vertaling krijg ik nog minder trouwens. ‘De avond is ongemak’ verschijnt binnenkort in China. Waanzinnig, toch?’
Ging dat boek ook niet worden verfilmd?
Rijneveld: ‘De Nederlandse regisseur Pieter Verhoeff was ermee aan de slag gegaan, maar hij is helaas twee jaar geleden overleden. Maar er komt nog wel iets in de toekomst. Ik mag daar nog niets over vertellen.’
Toch geen musical?
Rijneveld: ‘Wie weet.’ (lacht)
Een film, een theaterstuk, een vertaling, kunt u uw geesteskinderen loslaten?
Rijneveld: ‘Tot op een bepaalde hoogte. Ik heb wel mijn zegje in de covers van de vertalingen. De plaatselijke uitgeverijen kennen hun markt het best, maar ik ken het verhaal en het beeld dat daarbij hoort. Ik was niet gelukkig met de cover van de Franse vertaling van ‘De avond is ongemak’. Die is uiteindelijk veranderd.’
Eind februari kwam Rijneveld in een (sociale)mediastorm terecht. Uitgever Meulenhoff had haar gevraagd ‘The Hill We Climb’ van Amanda Gorman te vertalen. De jonge Afro-Amerikaanse vrouw had het gedicht met veel bijval gedeclameerd bij de inauguratie van president Joe Biden. Al snel kwam er kritiek vanuit bepaalde hoek
op de keuze voor een blanke vrouw als vertaler. Geschrokken door de reacties gaf Rijneveld de opdracht terug.
Hoe kijkt u op die periode terug?
Rijneveld: ‘Ik heb daar niet zoveel over te vertellen. Ik heb er toen een gedicht over geschreven. Het was heftig, maar ik heb geen schade opgelopen. Ik ben wel geschrokken van de heftigheid van de reacties. De uitgeverij is in haar aanpak wat onhandig geweest, terwijl iedereen alleen maar goede bedoelingen had. Ik werd afgerekend op mijn gebrekkige Engels. Maar dat klopt niet. Ik versta het prima. Ik spreek het alleen niet zo zuiver. Bovendien gingen we met een team aan de vertaling werken. Voor mij lag de klemtoon op de tekstbeleving. Dat had ik echt wel gekund. Maar ik had snel door dat de kritiek verder ging dan mijn vertaalcapaciteiten.
Ik heb dat onderschat.’
Op de trein naar Amsterdam vroeg ik me af of ik u schrijver of schrijfster moet noemen. Haar of hem. Hij of zij. Hen. Wat wilt u?
Rijneveld: ‘Schrijver! Zonder meer. Ik vind schrijfster een vreselijk lelijk en oneerbiedig woord. Net als dichteres. Los van alle genderissues is iedereen schrijver en dichter. De discussie over de voornaamwoorden is genuanceerder voor mij. In het Engels vind ik they en them best oké. Maar niet ‘hen’ in het Nederlands. Dat is lelijk. Er zou een nieuw woord moeten worden gevonden.’
Wat houdt u tegen?
Rijneveld: ‘Inderdaad, ik krijg er zoveel vragen over. Maar om heel concreet op uw vraag te antwoorden. U mag mij ‘zij’ en ‘haar’ noemen, zolang ik niet daadwerkelijk tot een verandering overga. Die intentie is er op dit moment niet. Iedereen weet nu wel dat ik een tussenmens ben. Dat is geaccepteerd. Dat geeft me rust. Er is nu geen noodzaak om verdere stappen te zetten. Ik loop daar ook niet elke dag over te dubben.’
Als ik u binnenkort tegenkom op het kunstenfestival in Watou, waar u gaat optreden, mag ik dan ‘dag Marieke’ zeggen?
Rijneveld: ‘Natuurlijk. Ik ben ook Marieke. Ik vind het heel belangrijk dat ik als schrijver de dubbele naam heb. Maar in het gewone leven is het Marieke. Weet u, ik heb het soms moeilijk met reacties van anderen. Ze schrikken soms in mijn plaats als iemand alleen mijn meisjesnaam gebruikt. Dat hoeft helemaal niet. Ik heb mijn meisjesnaam ook niet veranderd, hè. Ik heb een jongensnaam toegevoegd.’
Lucas was eerst een denkbeeldig vriendje voor Rijneveld. Haar kinderjaren werden getekend door de dood van haar broer. Hij was toen twaalf, zij drie. ‘Ik heb geen gewone kindertijd gehad’, zegt ze. ‘Mijn moeder heeft erg onder de dood van mijn broer geleden. Ze was er niet voor mij, eigenlijk. Ik heb als kind natuurlijk wel mooie momenten gekend, maar over mijn kindertijd heeft lang een soort van rouwkleed gehangen. Dat was moeilijk.’
De moeder in uw twee boeken is erg afwezig.
Rijneveld: ‘Zeker. In ‘Mijn lieve gunsteling’ zelfs letterlijk. Ze woont in Noorwegen.’
Is de band met uw moeder hersteld?
Rijneveld: ‘Het is anders dan toen ik klein was. Ik verlang nog altijd naar haar aanwezigheid, denk ik. Dat zal nooit weggaan. Maar ik heb nu de leeftijd dat ik zelf de weg in het leven moet zoeken. Je kan ook moeders om je heen creëren. Sommige mensen kunnen je dat gevoel wel geven.’
Bent u goed in vriendschappen?
Rijneveld: ‘Totaal niet. Ik denk dat ik zoveel energie steek in het schrijven omdat ik slecht ben in het onderhouden van relaties. De mensen die me kennen, weten dat het een week kan duren voor ik een WhatsApp-bericht beantwoord.’
Uit tijdsgebrek?
Rijneveld: ‘Nee, ik kan het soms niet aan een bericht te beantwoorden. Ik moet daarvoor iets overwinnen. Ik werk daaraan, maar het is niet gemakkelijk. Met de liefde is het ook zo. Ik kan me gewoon niet voorstellen om met iemand samen te zijn. Als het ooit komt, zal het geen klassieke relatie zijn. Lang heb ik gedacht dat het huwelijk de standaard was. Maar waarom? Het samenwonen slaan we gelijk over. Ik zou de liefde willen plannen. In mijn agenda. Dan en dan zijn we samen. Klaar en duidelijk.’
Ik zou de liefde willen plannen. In mijn agenda. Dan en dan zijn we samen. Klaar en duidelijk.
In het begin van het gesprek zei u dat uw liefde voor taal alleen toeneemt. Bent u niet bang dat het schrijven over een jaar of tien ophoudt?
Rijneveld: ‘Mijn angst is dat ik ooit word vergeten. En dat ik dan denk: had ik maar wat meer gedaan in mijn leven dan alleen schrijven.’
U moet ook durven te leven natuurlijk.
Rijneveld: ‘Dat is zo. Ik ben nogal faalangstig. Ik heb lang gedacht: ik hoef niet naar een museum, ik fantaseer de kunst wel bij elkaar. Tot ik in Parijs in 2014 een tentoonstelling van de Amerikaanse videokunstenaar Bill Viola zag. Die was zo mooi. In ‘Kalfsvlies’ heb ik er drie gedichten aan gewijd. Ik probeer nu vaker naar musea te gaan. Thuis kenden we geen kunst.’
Vanwege de gereformeerde geloofsovertuiging?
Rijneveld: ‘Nee, nee. Er was geen traditie, van generatie op generatie.’
Mijn angst is dat ik ooit word vergeten.
Al die bijbelcitaten in uw boeken, kent u die echt vanbuiten?
Rijneveld: ‘Dat is overdreven. Ik kan tijdens het schrijven gemakkelijk passages in mijn romans koppelen aan Bijbelspreuken. Ik moet dan wel opzoeken hoe ze precies gaan. Op school leerden we ze. Dat blijft hangen. En mijn vader las thuis elke dag voor uit de Bijbel. De taal in de Bijbel is fantastisch. Ik heb een oude Statenvertaling waarin ik vaak lees. Er staan woorden in die al lang niet meer bestaan. Prachtig. Mijn hernieuwde liefde voor de Bijbel komt door de taal.’
Bent u gelovig?
Rijneveld: ‘Jazeker. Veel mensen zijn daar verbaasd over. Het past niet bij het beeld van de jonge, hippe schrijver. Ik ga niet meer naar de kerk, maar ik maak me niet los van het geloof. Ik denk niet dat dat ooit gebeurt.’
Zondag 22 augustus treedt Marieke Lucas Rijneveld op in Watou. Voor het kunstenfestival schreef ze drie nieuwe gedichten.
Meest gelezen
- 1 Familieman Willy Naessens schonk ook twee externen het vertrouwen voor zijn opvolging
- 2 Tesla ziet verkoop in België met twee derde terugvallen
- 3 De Wever heeft nog altijd geen akkoord over hoger defensiebudget
- 4 Voordelig geld uit bedrijf halen? Jambon laat keuze tussen oud en nieuw regime
- 5 Loopbaancheques voor heel april in 7,5 minuten de deur uit