Overheden, architecten en ontwikkelaars moeten slim omspringen met stadsontwikkelingen, de toegang tot hernieuwbare energie en beschikbare ruimtes. Hiermee kunnen ze de duurzaamheid van vastgoed én van de omgeving boosten. ‘We moeten sommige elementen radicaal anders bekijken’, zegt Joachim Declerck van Architecture Workroom Brussels.
Van een sterke kruisbestuiving tussen locatie en duurzaamheid bij vastgoed wordt iedereen beter. ‘In de eerste plaats kan de omgeving of locatie helpen om vastgoed duurzamer te maken’, meent architect en stedenbouwkundige Joachim Declerck. Als oprichter van denktank Architecture Workroom Brussels brengt hij publieke en private partijen samen om innovatieve concepten en investeringsprogramma's rond architectuur en stedenbouw te ontwikkelen.
Groenzones, groene energie en landbouwvelden
Een voor de hand liggend voorbeeld daarvan zijn groene ruimtes en waterlopen in steden: die verhogen de lucht- en levenskwaliteit, koelen de omgeving en geven waarde aan nabij gelegen panden. Maar de omgeving kan ook bijdragen tot een slimmer energieverbruik. In plaats van woningen individueel uit te rusten met warmtepompen voor verwarming en koeling kan dat ook op buurtniveau geregeld worden, zoals nu al in Nederland gebeurt. Declerck: ’In ons land hebben we bijna in elke wijk een voetbalveld. Als we onder elk daarvan geothermische boringen kunnen uitvoeren, zouden we in één keer energie uit de bodem halen voor duizenden wijken.’
‘Misschien moeten we het principe van brownfield-reconversies vertalen naar andere binnenstedelijke ontwikkelingen‘
Vergelijkbare geïntegreerde collectieve principes zijn ook mogelijk op het vlak van onder andere zonnestroom, regenwaterrecuperatie en waterthermie op buurtniveau. Daarnaast vindt Declerck dat we anders moeten kijken naar verstedelijking en het locatiebeleid. ‘Er ligt bijvoorbeeld in de buurt van Winksele, nabij Leuven, een aardappelveld vlak bij het treinstation. We moeten landbouw zeker voldoende ruimte geven, maar dan wel op de juiste plekken. Misschien kunnen we ons afvragen of het niet beter is om dergelijke gronden een andere bestemming te geven. Geografisch en op het vlak van mobiliteit lenen ze zich immers perfect voor nieuwe duurzame en betaalbare wijken.’
Het potentieel van brownfield-reconversies
De voorbije jaren maakten heel wat overheden en ontwikkelaars werk van stadsreconversies. Hierbij worden oude industriële sites en brownfields nabij binnensteden – vaak na grondsaneringen – getransformeerd tot nieuwe kwalitatieve buurten met een duurzame mix tussen wonen, werken, shoppen en ontspannen. Absoluut een mooi voorbeeld van publiek-private samenwerkingen die de algemene duurzaamheid kunnen vergroten. ‘Maar de ontwikkelingspiek van dergelijke reconversies is intussen voorbij’, merkt Declerck op.
‘Er blijven nog maar weinig onbenutte leegstaande industriële locaties in de buurt van stadscentra over in ons land. Maar misschien kunnen we dat principe wel vertalen naar andere binnenstedelijke ontwikkelingen? Denk aan wijken met veel verouderde woningen, industriële panden of commerciële gebouwen op zeer strategisch gelegen locaties. Kunnen we een passend kader creëren om samen te werken aan de transformatie van deze plekken tot duurzame, energiezuinige buurten?’