Onze ingebakken aversie voor hoogbouw begint stilaan te keren. Woontorens op intelligente plekken in de stadsrand, ruim omgeven door groen, vormen het duurzame antwoord op de verregaande asfaltering van ons land. Daarmee keren we een beetje terug naar de plannen van de modernistische stedenbouwkundige Le Corbusier.
In het Museum Aan de Stroom (MAS) in Antwerpen loopt een tentoonstelling over Le Corbusier in de Scheldestad. De “Picasso van de moderne architectuur” wilde van het historische stadscentrum tabula rasa maken. Op Linkeroever wilde hij een stad van de toekomst neerpoten, une ville radieuse. Stedelijke functies als wonen, werken en recreatie trok hij uit elkaar. Woningen bracht hij onder in woontorens op pilotis, betonnen palen.
Le Corbusiers plannen voor Linkeroever uit de jaren dertig bleven dode letter. Pas in de jaren zestig kwam er een grootschalig huisvestingsproject met 2.800 sociale woningen op een terrein van 30 hectare. Het was een van de grootste woonprojecten ooit in ons land.
In de plannen waren ook allerlei gemeenschapsvoorzieningen opgenomen, maar de economische crisis in de jaren 1970 gooide roet in het eten. Het zogenoemde Europapark groeide uit tot een geïsoleerde, mistroostige buurt. De woontorens stonden jarenlang symbool voor alles wat fout kon lopen in een woonbuurt: criminaliteit, vandalisme, sluikstorten en de clash tussen nationaliteiten.
Oud en nieuw in dialoog
Hoogbouw had lang te kampen met een negatief imago. En hoewel velen blijven dromen van een alleenstaande woning in het groen, lijken de geesten stilaan rijp voor ruimtelijke verdichting. Hoogbouw maakt daarvan deel uit. De Vlaamse bouwmeester, Leo Van Broeck, is een grote pleitbezorger van hoogbouw.
Hij deed al in 2013 stof opwaaien met de boutade dat hij naast elke dorpskerk een woontoren wilde zien verrijzen. Later nuanceerde hij: hij wilde niet de hele skyline volproppen met veredelde zeedijken en er moet een gezonde mix komen tussen hoog- en laagbouw.
‘De veelbesproken betonstop is een absolute win-winsituatie voor het milieu, de mobiliteit en de maatschappij.’
‘Volgens Van Broeck snijden we in ons land dagelijks maar liefst 5 tot 6 hectare open ruimte aan. Dat zijn 12 voetbalvelden per dag’, zegt Johan Van Wassenhove, CEO van het bouwbedrijf Denys. ‘Greenfields of nieuwe bouwgronden aansnijden wordt op termijn onmogelijk.
De veelbesproken betonstop is een absolute win-winsituatie voor het milieu, de mobiliteit en de maatschappij. Waar het uitbreiden stopt, begint het inbreiden. Ook al gaan we kleiner wonen, steden kunnen alleen nog uitbreiden in de hoogte en in de diepte om extra leefruimte te scheppen.’
Leegstaande gebouwen en historisch erfgoed moeten we niet afbreken, zoals Le Corbusier beoogde. ‘Maar we moeten die intelligent omvormen met zicht op hun nieuwe invulling. Gebouwen moeten we niet louter restaureren, maar doortastend herbestemmen. Voor ons staat de restauratie van historische gebouwen voortdurend in dialoog met het creëren van nieuwe ruimte, denk maar aan stadsinbreidingsprojecten als de Handelsbeurs in Antwerpen of de voormalige thermen van Spa.’
Dialoog met de buurt
Ook Philippe Janssens, CEO van de projectontwikkelaar Immpact, pleit voor meer groen en open ruimte, en tegelijk voor meer hoogbouw. ‘Natuurlijk niet in het midden van een historisch centrum, maar wel aan de stadsrand. De torens op de kop van Park Spoor Noord in Antwerpen zijn een fantastisch voorbeeld van hoe hoogbouw een plaats kan krijgen in een stad en hierdoor open ruimte en park creëert.
Jammer genoeg laten veel gemeentebesturen kansen liggen. Aan Spoor Oost, ook in Antwerpen, konden wij bijvoorbeeld nog vijf verdiepingen extra bouwen zonder ook maar iemand te storen. Dat mocht niet. In de plaats van een ranke woontoren met een uitgebreide groenzone errond kwam een lang, breed blok. Een gemiste kans.’
‘Oude gebouwen moeten we veel meer durven af te breken. Ze zijn monotoon en inefficiënt.’
Tegenkanting van bewoners vreest Janssens niet. ‘Wij gaan bij al onze projecten in dialoog. Aanpassingen zijn altijd bespreekbaar als ze goed beargumenteerd worden. De burger is vaak bang van grootse bouwplannen. Maar wij werken niet alleen aan een meerwaarde voor onszelf, maar ook aan winst voor de buurt.
Het is nooit de bedoeling om zomaar in steden in te grijpen, wel om ze te verbeteren. En sommige oude gebouwen moeten we durven af te breken. Want vaak zijn ze monotoon en inefficiënt.'