Steden trekken almaar meer mensen aan, en die evolutie zet de levenskwaliteit onder druk. Een “groenblauw netwerk” moet zowel mensen, dieren als planten in stedelijke omgevingen beter beschermen.
Lawaai, luchtvervuiling en hittestress zijn slechts enkele voorbeelden van negatieve evoluties voor stadsbewoners. ‘Maar ook voor planten en diersoorten is de stad een belangrijke biotoop’, weet Geert De Blust, verbonden aan de Onderzoeksgroep voor Stadsontwikkeling van de Universiteit Antwerpen. ‘Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt bijvoorbeeld 92 verschillende inheemse broedvogels, 19 van de 23 vleermuissoorten die in ons land voorkomen én zowat de helft van de Belgische flora.’
‘Een “groenblauw netwerk” kan de leefbaarheid van de stad aanzienlijk verbeteren. Dat is een verzameling van parken, tuinen, plantsoenen, bomenrijen, waterlopen, vijvers, begraafplaatsen, bermen, geveltuinen en groendaken. Zulke elementen vangen fijn stof op, milderen het lawaai, brengen verkoeling en schaduw, verhogen de luchtvochtigheid, houden water vast of laten het makkelijker infiltreren in de bodem, … Ze verhogen de klimaatbestendigheid van de stad. En dat komt dan weer de gezondheid, de economie en de sociale cohesie ten goede.’
Maar een stad is niet homogeen: de activiteiten verschillen van plaats tot plaats. Ook het groen en de biodiversiteit, de mate van hittestress, droogtegevoeligheid, wateroverlast, luchtvervuiling en geluidshinder variëren. ‘Voor de algemene leefbaarheid heeft elk stadsdeel eigen troeven, noden en potenties’, zegt Geert De Blust. ‘Door die in kaart te brengen en het beleid daarop te enten, evolueer je naar een duurzame stad. Groen en water in een bepaalde zone kunnen bijvoorbeeld koelte genereren die naar andere delen van de stad kan doorstromen.’
Doel definiëren
De grote uitdagingen voor steden kunnen volgens De Blust niet met de klassieke aanpak alleen opgelost worden. ‘Als je groenblauwe infrastructuren doeltreffend wil maken, moet je hun doel al van bij de aanvang van de bouwprojecten definiëren’, zegt hij. ‘Dat betekent: streven naar een geïntegreerde realisatie met oog voor de verschillende functies en kwaliteiten. Die bepalen dan mee de inplanting, de samenstelling, de opbouw en de uitvoering van het project. Een stad vergroenen betekent vandaag veel méér dan louter windowdressing.’
‘De vergroening van een stad betekent vandaag veel méér dan louter windowdressing.’
Steden als Den Haag en Amsterdam tonen hoe het moet. Zij ontwikkelden instrumenten die van “natuurinclusief” bouwen de norm maken in woningbouwprojecten. Er wordt gewerkt met een puntensysteem waarbij per stadszone en project een minimaal ambitieniveau wordt vastgesteld. De punten hebben betrekking op zowel het gebouw zelf als de buitenruimte die erbij hoort. De Nederlandse bouwsector staat niet weigerachtig tegenover deze nieuwe uitdaging.
‘Den Haag toont dat je voor groenvoorziening kunt werken met een prestatieregelgeving, net zoals dat bij ons al kan voor energie’, zegt Geert De Blust. ‘België kent nog geen algemeen geldende verplichtingen voor projectontwikkelaars. Maar gemeentelijke verordeningen en bouwcodes kunnen wel specifieke regels opleggen. In Antwerpen bijvoorbeeld is een groendak verplicht op nieuwe platte daken van meldings- en vergunningsplichtige constructies die ten minste 20 vierkante meter groot zijn.’