De stad van de toekomst is een stad met veel groen en met veel flexibiliteit, zegt Jan Adriaenssens van imec. En met veel technologie? ‘Technologie is een middel, ideaal om flexibiliteit toe te voegen aan de stad.’
Jan Adriaenssens, directeur publieke technologie bij imec, is een stadsmens: ‘In een stad is er densiteit en nabijheid, maar ook serendipiteit, aangename verrassingen. In de ideale stad voel je je veilig, je kinderen kunnen er alleen fietsen, het is er niet te warm en niet te droog, er zijn geen overstromingen. Het is een aangename plek zonder zorgen, waar je kunt genieten van alles wat een stad te bieden heeft.’ De stad heeft ook andere noden dan het platteland, en dus moet je diverse strategieën ontwikkelen. ‘Want als je alles op één hoop gooit, kom je met slechte oplossingen voor stad én platteland.’
De stad van de toekomst is een slimme stad. Maar dat is een middel, geen doel, verduidelijkt Adriaenssens. ‘Als Antwerpenaren over hun stad praten, is dat in twee contexten. “Ik ga naar ‘t Stad”, de plek waar alles gebeurt. Of “’t Stad moet daar iets aan doen”, de overheid. Als je over een slimme stad praat, dan gaat het meer en meer over die tweede context, het beheer van die stad. Hoe maak je daar een betere plek van om te wonen en te werken?’
Een smart city gaat dus over veel meer sensoren en connectiviteit. ‘Sommige modellen lijken alleen over technologie te gaan, ze zien een stad als een plek die geoptimaliseerd moet worden. Terwijl je moet vertrekken vanuit de mens, en zo nadenken hoe je zinnig en effectief technologie kunt inzetten.’
Adriaenssens geeft het voorbeeld van een sensor. Die dient een doel, maar is niet het doel. ‘Sensoren geven data, en daarmee kun je monitoren: hoe druk is het verkeer, moet die vuilbak geleegd worden, hoe vol zijn de riolen bij een naderende regenbui? De essentie zijn de data, en wat je met die data wilt doen. En dus moet het begin van de oefening zijn: nadenken over wat je met de stad wilt doen. Wil je een fietsstad zoals Kopenhagen, een 15 minutenstad zoals Parijs, een wandelstad zoals Barcelona? Welke beleidsdoelen streef je na? Dan kijk je welke acties daarvoor nodig zijn, en welke inzichten. Dus zoek je uit met welke data je tot die inzichten komt, en welke sensoren die data kunnen leveren. Dat is de juiste volgorde. Het mag niet zijn: ik heb nog wat sensoren, wat zullen we daar eens mee doen?’
‘Technologie is inspirerend maar we moeten ze zelf inzetten en het ons niet laten overkomen’
Mobiliteit
En wat met Koning Auto? Blijft onze mobiliteit rond de privéwagen draaien? ‘Niet iedereen zal met een elektrische bakfiets rijden’, voorspelt Adriaenssens. ‘Mobiliteit wordt meer en meer een mix. Privé autobezit wordt deel van die mix, maar zal niet meer de dominante factor zijn, ook het as a service-model zal doorbreken. Je maakt een keuze die past bij je levensstijl. Als je een stad ontwerpt vanuit het oogpunt van een achtjarige en van een tachtigjarige, dan werkt die voor iedereen. Dan is je stad afgestemd op iedereen, niet op het gemiddelde.’
En daar speelt technologie een belangrijke rol: ‘Digitale systemen maken alles makkelijker en toegankelijker. Denk aan een app waarin je diverse vervoersmiddelen kunt boeken, betalen, switchen. Die flexibiliteit zal onze mobiliteit bepalen.’ Horen zelfrijdende voertuigen ook in dat plaatje? ‘Iedereen zegt al vijftien jaar: het kan over vijf jaar. Ik denk dat de mate van autonomie zal afhangen van de omgeving. Op sporen of vaste rijvakken zullen zelfrijdende voertuigen er snel zijn. Maar op complexe verkeersaders of in binnensteden zal het nog een tijd duren.’