De toppers in sport en zakenleven zijn de vedetten in de media. Maar op de achtergrond moeten heel wat voorwaarden vervuld zijn om die boegbeelden aan de top te krijgen. Hun prestatie is het resultaat van teamwerk. Er bestaan nog parallellen tussen de sporter en de manager aan de top. En uiteraard duiken er ook enkele forse verschillen op, vooral in de omgang met talent. Het bedrijfsleven kan leren van de coaching en scouting in de sport.
‘Iedereen denkt dat het allemaal om talent draait, zeker bij sporters. Maar noch atleten, noch managers worden als toppers geboren. Toppers worden gemaakt. Uiteraard speelt talent mee, maar het is vooral een kwestie van blijven doorwerken, timmeren aan die weg naar de top’, meent Bob Verbeeck. Het is een van de vele gelijkenissen die hij ziet tussen sporter en bedrijfsleider of manager. Bob Verbeeck leidt Golazo, een bedrijf dat sporttalent vertegenwoordigt, onder wie Kim Clijsters. Daarnaast publiceert het meerdere sportmedia, zoals de sportportaalsite sport.be en de tijdschriften Cyclosprint en Running. De voornaamste activiteit is de organisatie van maar liefst 270 sportevenementen in België en Frankrijk, waaronder de Memorial Van Damme (atletiek), de Diamond Games (tennis) of de Ronde van Vlaanderen voor wielertoeristen.
Tussen de sporter en de manager ziet Bob Verbeeck veel parallellen. ‘Wie slaagt op de het hoogte niveau? Mensen met een grote, mentale hardheid, die in belastende omstandigheden nog beter presteren. Neem Tia Hellebaut, die altijd op haar best is wanneer de inzet en de spanning het hoogst zijn. In een onderneming kan de bedrijfsleider of manager zich het best waarmaken, als hij het schip uit woelige wateren moet loodsen. Sporter en manager functioneren in een zeer competitieve omgeving. Beiden leggen een bijzonder sterke discipline aan de dag en hebben een enorme werklust. Je ziet managers veel werkuren presteren, net zoals bijvoorbeeld basketbalspelers na de training nog uren blijven doortrainen.’
Raad van bestuur als dreamteam
De topsporter en de topmanager vertonen volgens Bob Verbeeck een sterk leiderschap. ‘Ze omringen zich met een team van knappe deskundigen. Beide groepen werken ook graag met rolmodellen, een soort van dreamteam bovenop het team waarmee ze dagelijks werken. Een atleet neemt vaak een voorbeeld uit het verleden als toonbeeld. Zo was Kim Clijsters zeer onder de indruk van Steffi Graf. In de bedrijfswereld kan een raad van bestuur een dreamteam voor de bedrijfsleider vormen.’ Een andere doorslaggevende factor is de timing. ‘Het is essentieel dat je op het juiste moment de juiste zet doet, als sporter en als manager. Van Philippe Gilbert wordt gezegd dat hij zijn wedstrijden bijzonder goed weet in te delen. Hij gaat spaarzaam om met zijn energie als het nog niet om de knikkers gaat, en kan dan alle energie in zijn goed geplaatste aanval stoppen. Dat herkent een topmanager.’
Doelgericht doorgaan
Bob Verbeeck merkt dat sporters en managers ook een behoorlijke veerkracht moeten hebben. ‘Zij beseffen dat de wereld hen niet altijd goed gezind is, wat soms op hen drukt. Maar zij kunnen zich daar over zetten. Dat heeft te maken met die andere kwaliteit die zij gemeen hebben: hun focus. Ze stellen duidelijke doelen, ook op lange termijn. Dat hoge doel bereiken is een aaneenschakeling van wel honderden kleine doelstellingen die zij onderweg halen. Dat geldt voor wie uit het niets zijn bedrijf in de Bel20 wil loodsen, én voor wie olympisch goud als doel heeft.’ Opbouwen is de boodschap, altijd zeer doelgericht. Topsporter en -manager beleven dat traject ook op een gelijkaardige manier, meent Bob Verbeeck. ‘Het is een leer - proces. Ze weten dat een overwinning dient om te vieren en uit te leren. Maar je leert ook uit nederlagen. Je analyseert ze en maakt uit hoe je verder kunt, beter dan voordien.’
Coaching
Bob Verbeeck stelt ook enkele grote verschillen vast, en dan niet zozeer tussen sporter en manager, maar wel tussen de sport en het zakenleven. ‘De sport legt veel beter dan het zakenleven de nadruk op coaching. In de sport worden teams veel bewuster en gerichter opgebouwd en samengesteld. Veel sportclubs zijn constant zeer actief op zoek naar nieuw talent en coachen dat ook behoorlijk intensief.’ ‘In feite is scouting in de sport een prachtige hr-techniek, die het talent al zeer jong opspoort. In bedrijven blijft zo’n intense begeleiding vaak beperkt tot de top. Het talentbeleid is veel beter in de sport. Het besef leeft er sterker dat je met de beschikbare talenten verder moet. In het bedrijfsleven neemt men veel sneller maatregelen tegen talent dat uit de pas loopt. Sportorganisaties gaan daar soepeler mee om. Zij organiseren ook meer activiteiten, zoals stages en weekends, om alle neuzen in het team in één richting te krijgen.’
Positivo’s nodig
Dit brengt Bob Verbeeck bij een paar punten van gelijkenis. ‘Zij moeten allebei de kunst verstaan om zich te omringen met de beste specialisten én die goed met elkaar te laten samenwerken. Het moeten vooral positivo’s zijn, met een goede inleving, veel empathie en een grote zin voor dialoog. De interne en de externe communicatie moeten goed zitten. Rond een sporter als Kim Clijsters staat een team van een tiental medewerkers. Dat is een kmo, die alleen kan draaien met goede afspraken.’