Expertise alleen is niet langer voldoende voor een job in de farmaceutische industrie, waar multidisciplinair werken de nieuwe norm is. Maar daar worden jonge mensen tijdens hun opleiding niet altijd voldoende op voorbereid.
De Belgische biofarmaceutische industrie is met 42.000 werknemers een van de sleutelsectoren van de Belgische economie. Bijna 9 procent van de verwerkende industrie komt van de biofarmaceutische sector. Bovendien genereert elke directe job in de sector nog eens twee indirecte jobs bij onderaannemers zoals grondstoffenproducenten. De sector zorgt zo voor ruim 132.000 banen.
En dat aantal blijft stijgen omdat farmaceutische bedrijven blijven investeren in nieuwe productievestigingen in ons land. Zo was de groei van de tewerkstelling in 2021 meer dan vier keer groter in de biofarmaceutische sector dan in de totale verwerkende industrie. ‘Door de enorme complexiteit heeft de sector heel diverse profielen nodig, van personen actief in Onderzoek & Ontwikkeling en klinische proeven, over productie en logistiek, tot marketing en distributie’, zegt Ann Adriaensen, van pharma.be. Ze gaat in gesprek met professor Ans De Vos (Antwerp Management School), Frederik Peeters (een jonge werknemer die intussen ruim een jaar aan de slag is in de sector als medical affairs manager bij GSK) en Sonja Willems Willems (Voorzitter van het Observatorium voor de Pharmaceutische Industrie).
De biofarmaceutische sector staat bekend als een hoogtechnologische sector. Wil dat ook zeggen dat de sector vooral hoogopgeleiden nodig heeft?
ADRIAENSEN: Dat is een misverstand. Uiteraard zijn we op zoek naar bachelors, masters en mensen met een doctoraat. Maar als we ergens een tekort aan hebben, dan zijn het mensen uit relevante tso- en bso-richtingen. In de productie zijn die mensen cruciaal. Jammer genoeg denken jongeren uit die richtingen niet aan de biofarmaceutische industrie als potentiële werknemer. Dat komt deels omdat het onderwijs weinig affiniteit heeft met de sector. Zulke jongeren worden niet gestimuleerd om bij ons te solliciteren, hoewel farmaceutische bedrijven hen met een eigen opleidingsparcours kunnen omscholen tot hooggekwalificeerd technisch personeel.
‘ Dat de farmasector alleen op zoek is naar hoogopgeleiden, is een misverstand’
DE VOS: We vergeten soms dat het scholingsniveau en de graad van expertise niet noodzakelijk aan elkaar gelinkt zijn. In het technisch en beroepsonderwijs schuilt nog een heel groot potentieel voor de biofarmaceutische sector.
Welke talenten zijn cruciaal voor een job in de biofarmaceutische sector?
DE VOS: Door de stijgende complexiteit zijn er natuurlijk gespecialiseerde profielen nodig die hun domein helemaal tot in de diepte doorgronden. Tegelijkertijd zien we dat expertise alleen niet voldoende is. Er zijn ook meer generieke skills nodig om multidisciplinair te kunnen samenwerken. Je hebt niet veel aan doorgedreven expertise, als je niet kunt connecteren met anderen in een breder geheel. Zeker in een R&D-omgeving zijn dat cruciale elementen.
‘ Je hebt niet veel aan doorgedreven expertise, als je niet kunt connecteren met anderen in een breder geheel’
Slaagt het hoger onderwijs er voldoende in om die competenties aan te scherpen?
PEETERS: Tijdens mijn opleiding geneeskunde ben ik zes jaar vooral heel goed voorbereid op een job als klinisch arts. Toen ik overstapte naar de biofarmaceutische sector merkte ik dat zaken zoals digitalisering, IT en projectmanagement minder vanzelfsprekend zijn. De geneeskundeopleiding is perfect geoptimaliseerd voor de doorstroom naar de huisarts- of specialistenopleiding. Maar zodra je van dat pad afwijkt, moet je bepaalde drempels overwinnen.
WILLEMS: We zien allemaal dat de wereld verandert, het was nog nooit zo belangrijk om multidisciplinair te werken. En tegelijk blijft in het hoger onderwijs het silo-denken de boventoon voeren. Zo zijn IT en data science twee aparte opleidingen, die amper communiceren. Daardoor krijgen studenten altijd maar een deel van het verhaal, zonder de bredere context. Hoe maken we die opleidingen breder en relevanter? Stages kunnen een belangrijk hulpmiddel zijn. In Duitsland gaan ook studenten van het hoger onderwijs aan het einde van hun opleiding op stage in een bedrijf. Dat moet hier toch ook kunnen. Studenten krijgen zo voeling met het bedrijfsleven, terwijl de bedrijven zelf makkelijker talenten kunnen detecteren. Dat is een win-win voor iedereen.
Heeft de nieuwe generatie werknemers andere verwachtingen van de farmaceutische bedrijven?
WILLEMS: Jongeren staan veel meer stil bij de waaromvraag. Waarom zou ik hier werken? Waarom moet ik mij inzetten? Dat is een terechte en gezonde reflex.
DE VOS: Een aantal zaken is voor jongeren veel scherper gesteld. De uitdagingen van de klimaatopwarming en de globalisering zijn voor hen minder abstract geworden. Hoe draagt een organisatie of onderneming daaraan bij? Die vraag is voor veel jongeren een pak belangrijker geworden. Aan het begin van hun carrière gaan ze vooral op zoek naar merken en verhalen waarmee ze zich kunnen vereenzelvigen. Maar dat is nog iets anders dan je echt de vraag stellen waarom je een bepaalde job wilt doen en welke missie je voor jezelf ziet. Doorgaans zijn het werknemers met iets meer ervaring die echt de behoefte voelen om iets te betekenen in wat ze doen.
Wordt de maatschappelijke meerwaarde van een job in de farmaceutische sector voldoende belicht?
PEETERS: Je moet voelen wat een job in de biofarmaceutische sector inhoudt. Dat stuk ontbrak in mijn opleiding. Wat ik als klinisch arts kon betekenen voor een patiënt, dat was heel duidelijk. Maar dat ik vanuit de biofarmaceutische sector ook meewerkte aan het welzijn van diezelfde patiënt, dat was helemaal niet zo concreet. Een stage had me sneller een goed beeld kunnen geven van de sector. Dan had ik vermoedelijk sneller beslist om dat carrièrepad te volgen.
‘ Je moet voelen wat een job in de biofarmaceutische sector inhoudt. Dat ontbrak in mijn opleiding’
ADRIAENSEN: Nochtans hebben we als biofarmaceutische sector een stapje voor, want wij dragen rechtstreeks bij aan de gezondheid van mensen. Dat zou het makkelijk moeten maken om mensen te motiveren om in onze sector aan de slag te gaan.
WILLEMS: Jammer genoeg worden we in de media nog vaak negatief afgeschilderd. De voorbije 20 jaar is het aantal vroegtijdige sterfgevallen in België als gevolg van beroertes, diabetes type I en hartfalen met respectievelijk 17, 30 en 40 procent gedaald. Dat is te danken aan innovatieve geneesmiddelen. Voor hepatitis C en hiv bedraagt de daling van de sterftecijfers maar liefst 60 en 65 procent. Dankzij die medische vooruitgang leven Belgen langer en gezonder. Aan de verspreiding van dat soort boodschappen moeten we blijven werken.
‘ Het was nog nooit zo belangrijk om multidisciplinair te werken. En tegelijk blijft in het hoger onderwijs het silodenken de boventoon voeren’
Ook het Observatorium voor de Farmaceutische Industrie buigt zich over de personeelsnoden in de biofarmasector. Geert Steurs, Chief Economist bij pharma.be en lid van het Observatorium, geeft tekst en uitleg.
‘Op dit ogenblik loopt er in opdracht van het Observatorium een studie rond het aantrekken en behouden van lokaal en internationaal talent. Lokaal rijst de vraag hoe we meer jongeren naar STEM-opleidingen kunnen begeleiden. Hoe maken we hen mobieler in ons ecosysteem en hoe stemmen we hun curricula beter af op technologische evoluties in de sector? Internationaal kijken we hoe we België aantrekkelijker kunnen maken voor buitenlands talent én hoe we dat aanwezige talent hier kunnen houden. Daarnaast leggen we vanzelfsprekend ook de nadruk op levenslang leren in onze bedrijven, hoe we mensen langer actief kunnen houden en hoe we de wisselwerking tussen academische platformen en onze bedrijven mogelijk en aantrekkelijker kunnen maken.’