België hinkt niet meer achterop als het over financiering van start-ups gaat. Startend talent vindt nu eindelijk voldoende steun in eigen land. Dat is de conclusie na een gesprek met Frank Maene, Managing Partner van Volta Ventures en Bart Wyns van EY Subsidia.
Welke fases onderscheidt u in de financieringscyclus van een start-up?
Maene: In de conceptuele fase, als er nog geen inkomsten zijn, is er meestal zo goed als geen financiering. In Amerika spreekt men over ‘bootstrapping’: zeg maar de buikriem aanhalen. Je ontwikkelt je idee zo ver mogelijk met eigen middelen. Hoe meer je zelf realiseert, hoe meer indruk je verhaal maakt op potentiële investeerders.
Vaak gaan starters ook aankloppen bij friends, family & fools. Die kunnen nu goedkoper investeren door de taxshelter. Dat helpt om hen over de brug te halen.
Wyns: Ook in de conceptuele fase kun je al naar subsidies kijken. De bevoegde regionale overheidsdiensten Vlaio (Vlaanderen), Innoviris (Brussel) en DGO6 (Wallonië) bieden een aantal steunmaatregelen om inzichten te verkrijgen over de mogelijkheden en de haalbaarheid van de beoogde innovatie.
Maene: Begint het idee wat vorm te krijgen, dan kun je soms terecht bij businessangels, particuliere investeerders die vaak zelf ondernemer zijn. Die investeren typisch bedragen van 50.000 tot 300.000 euro. De meeste opereren individueel maar er zijn ook netwerken, zoals BAN voor Vlaanderen en BE Angels voor Wallonië. Ook crowdfunding wordt langzaamaan populair in ons land, met bedragen van 25.000 tot 100.000 euro. Bolero van KBC en MyMicroInvest timmeren daar hard aan de weg.
Als je weet waar je naartoe wil, je businessplan al wat concreter wordt en je echt snel wil groeien dan kun je een beroep doen op durfkapitalisten (venture capitalists). Fondsen zoals Volta Ventures investeren initieel tussen de 250.000 en 2 miljoen euro. Als je meer dan 5 miljoen nodig hebt, zoek je dat beter elders in Europa. In België zijn er in feite geen fondsen die dat kunnen trekken.
Wyns: Wij helpen starters bij de inventaris van hun financieringsbehoeften en zetten die uit tegen sleutelmomenten in de levenscyclus van de start-up. De belangrijkste vragen zijn: op welk tijdstip heb ik welk kapitaal nodig? Welke instrumenten passen daar het best bij? Vaak gaat het dan niet alleen om een businessangel, een kapitaalfonds of subsidies, maar afhankelijk van de nood telkens om een combinatie van verschillende instrumenten.
Kapitaal en subsidies
Hoe vindt een starter voldoende geld?
Maene: Toen ik in 2000 begon, was venture capital nog onbekend in België. Businessangels bestonden amper. Subsidies waren schaars. De dossiers die ik las, waren van lage kwaliteit. Nu is er een heel ecosysteem aan financiers, en de start-ups die hun ideeën komen voorstellen, zijn veel volwassener. We komen van ver, en het is vooral de jongste jaren snel gegaan. We zijn nu mee met Europa. Een kwalitatieve starter vindt vandaag voldoende kapitaal in België.
Dan moet je wel op een aantal dingen letten. Een idee alleen volstaat bijvoorbeeld niet om kapitaal op te halen. Werk een degelijk businessplan (marktopportuniteit, concurrentie, verkoopstrategie, team, budget …) uit, met realistische verwachtingen. Ik krijg af en toe starters over de vloer die me een omzet van 1 miljard euro in drie jaar voorspiegelen. Dat doet voor mij de deur dicht.
‘Als we investeren, willen we passie, kennis, intelligentie en gedrevenheid zien.’
Zoek ook niet louter geld, maar zoek een volwaardige partner. Een investeerder moet een klankbord bieden, helpen om het team uit te bouwen, zoeken naar kanalen om het product in de markt te zetten, zoeken naar bijkomende financiering. De toegevoegde waarde van een investeerder is zo mogelijk nog belangrijker dan het kapitaal.
Wyns: Belangrijk is om je ontwikkeling sneller in de beoogde doelmarkt af te toetsen. Iemand die lange tijd in afzondering aan een innovatieve technologie werkt, loopt het risico een technologie op te leveren die niet geheel beantwoordt aan de wensen of interesses van het doelpubliek. Aftoetsen en aanpassen tot je een perfecte marktfit hebt, is de boodschap.
Maene: Er passeren zo’n 1.500 dossiers per jaar. De doorslaggevende factor om daar toekomstige winnaars uit te pikken is het team. Ook al zijn de heren of dames ondernemer nog jong, als we investeren, willen we passie, intelligentie, marktkennis en gedrevenheid zien. De persoonlijkheid maakt het verschil.
Hoe verloopt de zoektocht naar overheidssubsidies?
Wyns: Ten eerste moet je duidelijk weten dat subsidies niet gratis zijn. Het is meestal een middelenverbintenis tussen start-up en overheid. Je moet bewijzen dat de investering op zijn minst gedeeltelijk zal terugvloeien naar de maatschappij, bijvoorbeeld in de vorm van werkgelegenheid.
Als je je financiële noden hebt opgesomd, moet je een lijst maken van mogelijke subsidiekanalen. Er bestaat in België een heel ruime waaier aan instrumenten, afhankelijk van de omvang van de investering en de fase in de levenscyclus van het bedrijf. Jammer genoeg is het aanbod regionaal versnipperd en zijn de procedures vaak ingewikkeld. De meeste start-ups en veel investeerders zien door het bos de bomen niet meer, en dat is begrijpelijk.
Als je zoekt naar interregionale of Europese steun, dan wordt het nog complexer, met een behoorlijk logge besluitvorming. De competitie is ook groter, wat resulteert in lagere slaagkansen. Vaak gaat het over consortiumgebonden steun. Een individueel bedrijf redt het dan meestal niet.
Vaak is de zoektocht naar overheidssteun voor starters een heikele klus. Bij EY Subsidia kennen we onze weg in de subsidiejungle. Dat biedt een reële meerwaarde. Zo kunnen starters alle energie in hun business steken.