‘Eén plus één moet drie zijn’
Strategische samenwerkingen over sectoren heen krijgen dankzij digitalisering een enorme impuls. ‘Het uiteindelijke doel? Een duidelijke meerwaarde voor de klant creëren. En zorgen dat niet alleen buitenlandse internetgiganten profiteren van deze kansen.’
Een alliantie tussen twee heel verschillende organisaties die hun assets – kennis, producten, technologie, klanten – samenbrengen om een gezamenlijk doel te bereiken of een probleem op te lossen. ‘Het is niet nieuw’, zegt Lawrence Landeloos, director EY VODW. ‘Maar door digitalisering zien we wel een toename van dit type samenwerkingen. Het wordt makkelijker om je klant een geïntegreerde oplossing aan te bieden.’
De klant moet centraal staan en één plus één moet drie zijn in zulke samenwerkingen, weet Landeloos. ‘Uber en Spotify hadden bijvoorbeeld een samenwerking waarbij klanten van de taxi-app via de streamingdienst muzieklijsten konden samenstellen voor hun rit. Dat is een win-winsituatie: het verbeterde de Uber-klantervaring en het vergrootte het bereik van Spotify.’ Is dat alleen iets voor de grote spelers? ‘Helemaal niet. Als lokale bedrijven competitief willen blijven, moeten ze zich verankeren en netwerken vormen. Je klant verwacht dat ook. Want de consument wordt veeleisender en hij wil een totaaloplossing.’
Grenzen vervagen
Afgelopen zomer kondigden bank Belfius en telecomoperator Proximus een verregaande samenwerking aan. ‘Bedrijven gaan meer en meer buiten hun traditionele scoop uitbreiden’, legt Jim Casteele uit, Chief Consumer Market Officer van Proximus. ‘Met de Chinese WeChat-app kun je communiceren, eten bestellen, betalen, hotels en vliegtuigen boeken.’
Casteele ziet daar zeker kansen voor lokale bedrijven: ‘Privacy en databeheer worden een belangrijk onderwerp. En daar heeft Proximus, een sterk merk dat klanten vertrouwen inboezemt, bijvoorbeeld een duidelijk voordeel tegenover de internetgiganten. Bovendien, als een lokaal bedrijf geen ecosysteem opzet, dan zullen de grote spelers wél een alternatief bieden. En zo verlies je lokale verankering, wat een negatieve invloed heeft op de lokale economie en werkgelegenheid.’
Voor een succesvolle samenwerking moet iedereen mee zijn, op alle niveaus. ‘Je moet dus interpersoonlijke relaties aangaan. In coronatijden is dat niet vanzelfsprekend. Aan de andere kant: het kan ook een impuls geven. Bij Proximus werken we al langer aan multidisciplinaire teams die de grenzen tussen afdelingen moeten afschaffen. Dan zie je dat drie verdiepingen hoger werken soms een barrière vormt om met elkaar te praten. Digitaal werken neemt die fysieke afstand weg.’
Uiteindelijk gaat Belfius een volledig digitaal bankaanbod voor Proximus ontwikkelen en zal Proximus voor de Belfius-klanten telecompromoties op maat maken. ‘Dat is de toegevoegde waarde voor de klant: hij krijgt the best of both worlds. Dat is de win-win.’
Uitdagingen
Meerwaarde creëren is de eerste voorwaarde voor een succesvolle samenwerking, weet Lawrence Landeloos. ‘Daarnaast is gelijkwaardigheid ontzettend belangrijk: beide partijen moeten evenveel voordelen uit de samenwerking halen. Maar het belangrijkst vind ik flexibiliteit: dat als iets niet werkt, je het opnieuw kunt proberen. Ga niet meteen een schuldige aanwijzen, maar zorg voor genoeg zuurstof om fouten te maken. Daarom is solide leiderschap ook belangrijk. Dat vraagt wel moed. Want er staat veel op het spel, niet alleen voor je eigen organisatie en investeringen, maar ook voor de andere.’
Crosssector-samenwerkingen zijn ook bijzonder interessant om de complexe problemen in onze maatschappij aan te pakken, denkt Landeloos. ‘Je overstijgt de zuivere winstgedachte van de privésector. Nu pakken we de grote maatschappelijke uitdagingen rond milieu, armoede, gezondheid, … nog te veel aan met gefragmenteerde oplossingen. Dus moet je kiezen. Richten we ons op één deel van een probleem en pakken we dat individueel aan? Of brengen we alle partijen samen en zoeken we een totaaloplossing? In die laatste keuze zie ik veel kracht. Je combineert de innovaties, de kennis en het merkaanzien van de privé met de invloed en het bereik van een overheidsorganisatie.’