Studenten moeten zich niet alleen voorbereiden op de arbeidsmarkt van vandaag, maar ook op die van morgen. Maak kennis met drie niet alledaagse ingenieursspecialisaties die de komende jaren technologie, organisaties en soms zelfs de wereld mee zullen veranderen.
‘Drones zijn multi-inzetbaar’
Data verzamelen, inspecties uitvoeren, luchtbeelden schieten: drones kunnen het allemaal. Jonas Van de Winkel, oprichter van Argus Vision, heeft er na zijn studies industrieel ingenieur zijn specialiteit van gemaakt. ‘Drones zijn louter de instrumenten, het is vooral de kennis erachter die mij drijft.’
Jonas Van de Winkel en zijn vennoot Seppe Koop zijn dronepioniers. Acht jaar geleden zagen ze al het grote groeipotentieel van deze op afstand bestuurde minihelikopters. Ze startten als dronepiloten die luchtbeelden maakten voor de video- en televisiesector. Inmiddels is hun bedrijf Kopterman een van de meest gerenommeerde spelers in ons land, ze werkten aan producties voor onder meer Netflix en Amazon. Met hun tweede bedrijf Argus Vision helpen ze vandaag ook overheden, ondernemingen en zelfstandige specialisten om data te verzamelen via drones.
‘Die gegevens kunnen na analyses ingezet worden als beslissingsinstrument of als hulpmiddel bij metingen, voorraadbeheer of risicoanalyses’, verduidelijkt Jonas Van de Winkel. Dat gaat van overstroomde gebieden in kaart brengen naar schade aan gebouwen inventariseren tot landmeters assisteren. Alles draait om data verzamelen en data slim inzetten. De drone is niet meer dan een slimme tool.
Iedereen kan bij wijze van spreken met drones leren vliegen, maar ingenieur word je niet via één cursus
Jonas Van de Winkel: ‘Als ingenieur en technisch specialist is het bij ons belangrijker om veel kennis te hebben over bepaalde vakgebieden, dan over het werken en vliegen met drones.’ Met een drone omgaan kun je snel leren, brevetten zijn vaak al in enkele weken tijd haalbaar. ‘Mensen die een specifieke droneopleiding volgen, komen soms bedrogen uit. Iedereen kan er bij wijze van spreken mee leren vliegen – net zoals iedereen met een pc kan werken – maar ingenieur word je niet via één cursus.’
Jonas Van de Winkel begon na zijn studies industrieel ingenieur als onderzoeker van compositiematerialen. Na vijf maanden werd duidelijk dat zijn passie en interesses elders lagen. Vandaag heeft hij volledig zijn roeping gevonden. ‘De tijd dat bedrijven korte experimenten opzetten met drones is inmiddels voorbij’, besluit Van de Winkel. ‘Dit is een volwaardige en bloeiende business met heel wat toekomstperspectief. De komende jaren willen we graag ook pijplijninspecties uitvoeren met drones. Dat gebeurt vandaag vaak met helikopters, en dat is niet alleen duur maar ook erg milieuvervuilend.’
‘Satellieten spreekt nog altijd tot mijn verbeelding’
De jongensdroom van Stijn Ilsen? Technologie ontwikkelen voor de ruimtevaart. Vandaag werkt hij bij het Belgische QinetiQ Space mee aan de ontwikkeling en productie van satellieten. ‘Elk klein onderdeel moet perfect functioneren, anders riskeert de missie te mislukken.’
Zeven zomers na elkaar deed Stijn Ilsen vakantiewerk als gids in het Euro Space Center in Libin, in de provincie Luxemburg. Daar was hij op een druilerige namiddag tijdens een schooluitstap toevallig terechtgekomen. Hij vond er uiteindelijk zijn vrouw én zag er zijn passie voor ruimtevaart en bijbehorende innovaties flink aangewakkerd worden. Ilsen volgde de opleiding Aerospace Engineering aan TU Delft en kon stage lopen bij de Europese ruimtevaartorganisatie ESA, met als studiebegeleider de bekende Nederlandse astronaut Wubbo Ockels.
Het besef dat wat je maakt in de ruimte raakt, dat geeft een kick
‘Mijn eerste werkervaring deed ik op bij Airbus, waar ik meewerkte aan de ontwikkeling van de ruimtetelescoop Herschel’, vertelt Stijn Ilsen. ‘Daarna ging ik aan de slag bij het ontwikkelingsteam van de Belgische PROBA-2 satelliet.’ Die ging in 2009 de ruimte in en testte technologie rond onder meer zonnewetenschap en ruimteweer. Vandaag werkt Ilsen bij QinetiQ Space aan de ontwikkeling van de nieuwe PROBA-3 satellieten, die normaliter in de loop van 2023 klaar zullen zijn om in duo de corona van de zon te observeren.
‘Ik heb veel respect voor ingenieurs die een brug doorrekenen, zien waar de krachten staan en optekenen hoeveel beton er voor de bouw nodig is’, zegt Ilsen. ‘Maar diezelfde principes en berekeningen pas ik liever toe in de lucht- en ruimtevaart. Satellieten ontwikkelen sluit meer aan bij mijn interesses, en spreekt nog altijd veel meer tot mijn verbeelding.’ Ook de complexiteit en de moeilijkheid van het werk, met veel analyses, testen en experimenten spreken hem enorm aan. ‘Dit is niet de job waarin je het snelst vooruitgang boekt, maar je beseft wel dat wát je maakt, uiteindelijk in de ruimte raakt. En dat geeft een kick.’ Ook dat hij nooit moet zoeken naar nieuwe uitdagingen, maar dat die vanzelf zijn professionele pad kruisen, vindt Ilsen fantastisch. ‘Bovendien vinden veel innovaties uit de ruimtevaart uiteindelijk ook hun weg naar afgeleide technologie op aarde.’
‘Ik wil als ingenieur bovenal met en voor mensen werken’
Weefselingenieurs ontwikkelen oplossingen waarmee de gezondheidszorg van morgen levende weefsels kan creëren op basis van cellen van de patiënt. Professor Liesbet Geris werkt er - op de scheidslijn tussen biomedische en ingenieurswetenschappen - vol passie aan mee. ‘Onze implantaten zullen uiteindelijk integreren in het menselijke lichaam.‘
Wat is 3D-bioprinten? Wetenschappers ‘printen’ er momenteel in een vergevorderde testfase levende weefsels mee. Die kunnen ingezet worden om onder meer verwondingen en trauma’s in en op het lichaam sneller en doelgerichter te behandelen. ‘We zitten nu in de fase met dierenexperimenten, de volgende stap wordt de mens’, zegt professor Liesbet Geris van het Onderzoekscentrum voor Skeletale Biologie en Engineering van de KU Leuven.
Om dat te realiseren werkt een groot multidisciplinair team al jaren nauw samen. Sommige experts bekijken welke biomaterialen het meest geschikt zijn, andere zoeken naar de beste manieren om stamcellen in te zetten bij het maken van weefsels, nog een andere groep zoekt manieren om data bij het onderzoek en de ontwikkeling beter te integreren en interpreteren. Liesbet Geris: ‘Daarbij werken we ook met computermodellen en digitale tweelingen van processen.’
Ik acht het tegen 2050 zeker niet onmogelijk dat we volledige organen kunnen printen
Die samenwerkingen zorgen voor een uitdagende dynamiek met veel menselijke interacties. ‘Dat is een van de redenen waarom ik ingenieur geworden ben’, getuigt Liesbet Geris. ‘Ik wil mét en voor mensen werken. En het liefst in team: daar haalde ik als volleybalspeelster vroeger ook veel voldoening uit.’ Geneeskunde studeren heeft ze even overwogen. Maar toen ze inzag dat een arts patiënt per patiënt behandelt en een ingenieur met nieuwe innovaties ineens een grotere groep bereikt, lagen haar studie- en carrièrekeuzes vast. ‘Mijn thesis in het laatste jaar burgerlijk ingenieur werktuigkunde en ook mijn doctoraat focusten op biomedische toepassingen.’
Een van de uitdagingen waar weefselingenieurs nog mee worstelen is de schaalvergroting. Het scheenbeen van een muis is ongeveer één centimeter lang. Bij de mens is dat meer dan dertig centimeter, terwijl een muizencel en mensencel ongeveer even groot zijn. ‘Ook om voldoende grote hoeveelheden kwaliteitsvolle en betrouwbare cellen te creëren, zoeken we nog oplossingen’, besluit Geris. ‘Of we over enkele jaren volledige organen kunnen printen? Dat weet ik niet, maar ik acht het tegen 2050 zeker niet onmogelijk.’