Uit de eerste Belgische editie van de M&A Barometer van EY en Vlerick Business School komt 2013 naar voren als een bijzonder luw overnamejaar voor Belgische groeibedrijven. Een analyse toont achter de slechte cijfers een al te conservatieve houding.
Absoluut laagtepunt
In 2013 daalde het aantal aangekondigde deals tot 392, tegenover 501 het jaar ervoor, een absoluut dieptepunt sinds 2009. Dat ondanks de betere beurzen, gunstigere economische vooruitzichten en goedkopere schuldfinanciering. Intussen steeg het aantal transacties bij Europese collega's met ruim 10 procent tot meer dan 22.000 deals. De cijfers uit het onderzoek illustreren de malaise. Hoewel 62 procent van de groeibedrijven vindt dat overnames waarde creëren, heeft nauwelijks de helft daarvan de voorbije drie jaar ook werkelijk de stap gezet. Een belangrijke verklaring is conservatief overnamegedrag: 57 procent van de overnameprijs komt uit eigen middelen, slechts voor 23 procent wordt bij de bank aangeklopt. Desondanks claimt eenzelfde percentage (62 procent) de komende drie jaar alsnog overnames te zullen doen.
Gevaar voor concurrentienadeel
'Het onderzoek wijst uit dat de Belgen op het vlak van financiering van overnames conservatiever zijn dan hun buitenlandse collega’s', zegt Marc Cosaert, vennoot EY Transaction Advisory Services. 'Die risicoaversie kan uitdraaien op een concurrentienadeel. Ondernemingen die een overname financieren met kredieten, kunnen immers vaak een betere prijs bieden in de overnamestrijd.'
Waarderingsmethodes en overnameconstructies
Zowat de helft van de respondenten koos bij een overname voor de eenvoudigste waarderingsmethode, de zogenaamde ‘multiple’. Daarbij wordt gekeken hoe de markt ondernemingen uit dezelfde sectorwaardeert, uitgedrukt in een veelvoud van de ebitda of bedrijfskasstroom.De'discounted cashflow'-methode daarentegen is een completere, maar ook complexerewaarderingsmethode, die de huidige waarde van de toekomstige kasstroom berekent. Amper een kwart van de respondenten gaf daaraan de voorkeur. Transactieswaarbij de aandelen van eigenaar wisselen, blijven het talrijkst, hoewel hun belang de voorbije jaren afnam. Joint ventures en strategische allianties gaan er gestaag op vooruit. 'Die constructies beperken het risico en vereisen geen cash', zegt Mathieu Luypaert, professor bedrijfsfinanciering aan de Vlerick Business School.
Moeilijke integratie na overname
De voornaamste valkuilen bij een overname zijn volgens 34 procent van de respondenten de culturele verschillen en volgens 54 procent een moeilijke integratie na de overname. Waarom doen bedrijven dan al die moeite? 'Schaalvoordelen zijn een belangrijk motief', steltMathieu Luypaert. 'Daarom zal een groeibedrijf niet noodzakelijk een rechtstreekse concurrent overnemen, maar veeleer mikken op een speler in een andere markt of een ander land.' Een bijkomend motief is een snelle intrede op een buitenlandse markt, al kunnen ondernemingen hierwel eens van een kale reis thuiskomen.
Rol van de tussenpersoon
Zeven op de tien respondenten deden bij hun overname een beroep op een consultant, meestal voor het onderzoek van de boekhouding en de opmaak van het overnamecontract. De selectie en de onderhandelingen bij overnames doen de ondernemingen nog steeds liever zelf. 'Hier zouden de overnemers beter met een tussenpersoon werken. Zowel bij onderhandelingen als bij de selectie van over te nemen ondernemingen kan een tussenpersoon de nodige emotionele afstand verzekeren', besluit Marc Cosaert.