Met het mobiliteitsbudget kunnen werknemers hun (recht op een) bedrijfswagen inruilen voor andere mobiliteitsuitgaven. Is het een goed idee om het mobiliteitsbudget ook in jouw bedrijf in te voeren?
Het mobiliteitsbudget viert in 2024 zijn vijfde verjaardag, maar een groot succes is het (nog) niet. Volgens cijfers van hr-dienstverlener SD Worx heeft 1 op de 250 werknemers vandaag een mobiliteitsbudget. Dat komt overeen met 1 op de 35 werknemers met een bedrijfswagen. Het aandeel werknemers met een mobiliteitsbudget is in 2023 wel verdubbeld tegenover 2022: van 0,2 procent naar 0,4 procent.
Europese koploper
‘We zijn in Europa het eerste en enige land dat een juridisch en fiscaal kader heeft gecreëerd voor multimodale mobiliteit’, zegt Bart Vanham, partner bij Fleet360. ‘Het doel is om werknemers met een salariswagen te laten kiezen voor andere mobiliteitsvormen. Het is geen verplichting, de werkgever kiest zelf of hij dat budget aanbiedt en aan welke werknemers. De werknemer moet formeel een aanvraag doen en de werkgever moet het formeel aanvaarden.’
‘Het doel van het mobiliteitsbudget is om werknemers met een salariswagen te laten kiezen voor andere mobiliteitsvormen.’
Drie pijlers
Het mobiliteitsbudget is gebaseerd op drie pijlers. De eerste is een milieuvriendelijke wagen met een CO2-uitstoot lager dan 95 g/km. In de praktijk is dat meestal een elektrische wagen. Vanaf 1 januari 2026 – de datum op de bestelbon of het leasecontract – komen trouwens alleen nog uitstootvrije wagens in aanmerking. ‘Als je je volledige mobiliteitsbudget wilt besteden aan die eerste pijler, dan behoud je beter de car policy, zodat je het strikte sociale en fiscale regime van het mobiliteitsbudget vermijdt’, adviseert Vanham.
Pijler twee bestaat uit zachte mobiliteit: de fiets, de step, het openbaar vervoer voor alle gezinsleden, microcars én huisvestingskosten: de huur of hypotheek. De derde pijler behelst dat het overschot van je mobiliteitsbudget dat je niet spendeerde, uitgekeerd wordt als fiscaalvriendelijke cash na afloop van het jaar. Daar betaal je dan wel 38,07 procent werknemersbijdrage op. Welke mobiliteitsoplossingen aangeboden worden, bepaalt de werkgever in de mobiliteitspolicy.
Huishuur en hypotheek zeer populair
In 2023 gebruikte 77 procent van de werknemers zijn mobiliteitsbudget voor huisvestingskosten, volgens SD Worx. ‘Die vormen vandaag de grootste drijfveer om voor het mobiliteitsbudget te kiezen. Dat is een lichte scheefgroei tegenover het oorspronkelijke doel’, zegt Vanham. Onder huisvestingskosten vallen de huishuur of de hypotheek van je woning, zowel de kapitaalaflossingen als de interest, als die binnen een straal van tien kilometer van de plaats van je werk ligt. Niet iedere werknemer komt daar dus voor in aanmerking. Je woning telt ook als plaats van tewerkstelling als je minstens 50 procent van de arbeidstijd thuis werkt.
Hoe bereken je het?
Het bedrag van het mobiliteitsbudget valt binnen bepaalde grenzen. Sinds 1 januari 2024 worden die jaarlijks geïndexeerd. In 2024 is dat minimaal 3.055 euro en maximaal 16.293 euro of een vijfde van het brutoloon. De mediaan van het mobiliteitsbudget lag volgens SD Worx op 7.800 euro in 2023. Hoe weet je op welk bedrag je recht hebt? ‘Het budget is de wettelijk vastgelegde total cost of ownership (TCO). Dat betekent: de leasekosten van de wagen, inclusief onderhoud en herstellingen, de energiekosten en de fiscale kosten.’
‘Er zijn twee methodes om dat te berekenen’, zegt Vanham. ‘Ofwel kijk je naar de werkelijke kosten van de wagen die je inruilt voor het mobiliteitsbudget. Je moet vier jaar teruggaan in de tijd en het gemiddelde nemen. Ofwel gebruik je forfaitaire waarden volgens een formule.
Behalve die twee systemen is het toegelaten om het mobiliteitsbudget te berekenen op basis van een referentiewagen per functiecategorie. Hoe dan ook moet je de gebruikte methodologie goed uitleggen in je mobiliteitspolicy. Bovendien moet de mobiliteitsrekening altijd beschikbaar zijn voor de werknemer, zodat die ziet hoeveel mobiliteitsbudget er nog beschikbaar is.’