Hoewel telewerk bij het IT- en netwerkbedrijf Cisco België vóór de pandemie al sterk ingeburgerd was, botste het bedrijf bij klanten nog vaak op een wat conservatieve aanpak. Managing director Arnaud Spirlet stelt vast dat het Belgische bedrijfsleven de voorbije maanden een stevige inhaalbeweging gemaakt heeft. ‘Willen we aantrekkelijk blijven voor jong talent, dan moeten we het nieuwe evenwicht op de werkvloer koesteren.’
Heeft u het gevoel dat de pandemie de verhouding tussen werkgevers en werknemers ingrijpend veranderd heeft?
Arnaud Spirlet: ‘Ongetwijfeld, en dan zeker in België. De wijze waarop mensen hier werkten en de criteria waarop ze werden geëvalueerd, waren in ons land bijzonder conservatief. Zeker in vergelijking met de Scandinavische landen, de VS of het VK. Belgische managers hadden het lastig om hun mensen meer vertrouwen te geven en om hun controledrang te laten varen. Begin 2019 – een jaar voor de pandemie losbarstte – verscheen er nog een studie over de situatie op de Belgische arbeidsmarkt waaruit bleek dat maar één bedrijf op twee een of andere vorm van telewerk toeliet. Als technologiebedrijf probeerde Cisco telewerk al veel langer te stimuleren, maar die pogingen botsten vaak op de conservatieve houding binnen het Belgische bedrijfsleven. Toen iedereen plots gedwongen werd om van thuis uit te werken, kwamen ook andere bedrijven tot de vaststelling dat de productiviteit van de werknemers daar helemaal niet onder te lijden had. Integendeel zelfs. En heel wat managers beseften, haast van de ene dag op de andere, dat telewerk een interessant alternatief kon bieden.’
De lockdown zorgde ervoor dat bij Cisco België iedereen constant van thuis uit aan de slag moest. Had dit een merkbare impact op de manier van werken en op betrokkenheid van de werknemers?
Veel vergaderingen zullen voortaan op hybride wijze verlopen. Dit is doorgaans heel efficiënt, maar een manager moet er absoluut voor zorgen dat iedereen even betrokken blijft.
‘Vergaderingen via Webex of Microsoft Teams verlopen heel gestructureerd en zijn doorgaans bijzonder productief en efficiënt. Maar ze kunnen nooit volledig de informele babbels in de wandelgangen of aan de koffiemachine vervangen. Je boet onvermijdelijk in op teamgevoel en bedrijfscultuur. Daar komt nog bij dat mensen thuis minder zelfdiscipline hebben en de neiging hebben te lang aan dat scherm gekluisterd te blijven. Op korte termijn zal het negatieve effect daarvan op de productiviteit van een bedrijf wellicht verwaarloosbaar zijn, maar op langere termijn heeft de mentale gezondheid van de werknemers hier wél onder te lijden. De rol van de managers heeft hier het voorbije anderhalf jaar dus sterk aan belang gewonnen: ze moesten die informele gesprekjes nu actief organiseren, en ze kregen de vraag om aandacht te besteden aan de thuissituatie van hun mensen.'
U haalde het al aan: heel wat Belgische bedrijven hebben de voorbije 18 maanden een gigantische stap voorwaarts gezet op vlak van flexibel werken en telewerk. Welke lessen hebben we geleerd en waar ligt er nog werk op de plank?
‘Veel vergaderingen zullen voortaan wellicht op hybride wijze verlopen. Dit is – zoals al aangehaald – doorgaans heel efficiënt, maar een manager moet er absoluut voor zorgen dat iedereen even betrokken blijft. Als vijf mensen ergens fysiek samenzitten en twee anderen volgen de vergadering van thuis uit, dan moeten zij evenveel spreektijd krijgen en zich even betrokken voelen. Dit is niet altijd zo evident, omdat lichaamstaal nu eenmaal een belangrijke rol speelt in een fysieke vergadering. Technologie kan daarbij helpen – bijvoorbeeld via een knop die toelaat om virtueel een hand op te steken – maar wie de vergadering leidt, moet meer aandacht besteden aan de interactie tussen alle deelnemers. Een tweede aspect is uiteraard de aanwezigheid op kantoor: hoe zorg je ervoor dat de toegevoegde waarde daarvan voldoende groot is? Niemand zal nog bereid zijn om twee uur van zijn werkdag in de file te spenderen zonder gegronde reden.'
Begin 2019 verscheen er nog een studie over de situatie op de Belgische arbeidsmarkt waaruit bleek dat maar één bedrijf op twee een of andere vorm van telewerk toeliet.
Een aantal managers zal twintig jaar controledrang wellicht niet zomaar loslaten. Vreest u niet dat de oude reflexen hier en daar snel opnieuw de kop zullen opsteken?
‘Dat zal ongetwijfeld gebeuren. Maar bedrijven die opnieuw die weg willen inslaan, moeten beseffen dat de jongere generatie werknemers dit niet meer zal pikken. Die bedrijven zullen het almaar lastiger krijgen om nog jong talent binnen te halen. We moeten dus zwaar inzetten op de opleiding en begeleiding van de managers qua werkorganisatie. Tegelijk moeten bedrijven ervoor zorgen dat hun kantoren echt optimaal afgestemd zijn op die nieuwe, hybride manier van werken. Qua inrichting, maar eveneens op vlak van gezondheid of cyberveiligheid.’
Thuiswerkende medewerkers zijn doorgaans de zwakste schakel op dat vlak. Zijn bedrijven zich daar intussen voldoende van bewust?
‘Tijdens de eerste lockdown moest iedereen halsoverkop schakelen. Vaak bleken werknemers thuis niet over de optimale apparatuur te beschikken of was er effectief onvoldoende aandacht voor de cyberveiligheid. Een werknemer vindt het misschien best handig om met een privé-tablet in te loggen op een vergadering, maar die is dan uiteraard niet beveiligd. Intussen weten de meeste bedrijven gelukkig wel dat ze werk moeten maken van een antivirus- of phishing-beveiliging, of vragen ze hun werknemers via een VPN-verbinding te werken. Je moet heus geen MIT-ingenieur zijn om dit soort beveilingssystemen te installeren, en het kost geen stukken van mensen. Het zijn, zo merken we, vooral de bedrijven die op dat vlak nooit eerder problemen hadden die zich vaak nog iets te nonchalant opstellen.’
Heeft deze pandemie ons ergens toch geholpen om sneller het nieuwe evenwicht te vinden waarnaar veel werknemers én werkgevers al even op zoek waren?
‘Ik heb het gevoel dat België de voorbije maanden zeker de achterstand heeft ingehaald die het had opgelopen ten opzichte van een aantal Aziatische landen of de VS. Als je zag hoeveel uren werknemers hier jaarlijks in de file doorbrachten, dan kon je enkel concluderen dat onze productiviteit een stuk beter kon. Daarnaast is er een veel grotere openheid gegroeid over onze werkorganisatie, waardoor in vele gevallen de verhouding tussen werkgevers en werknemers fel verbeterd is. De kwaliteit van de geleverde output primeert nu, terwijl het vroeger niet zelden het aantal uren op kantoor was dat telde. Op wat langere termijn zal dit een bijzonder belangrijke troef blijken om jong talent ook in België te kunnen houden.’