Beleggen betekent risico’s nemen in ruil voor een potentieel rendement. Diversificatie en discipline helpen om die risico’s te beheersen. Maar er zijn nog bijkomende technieken, zoals kapitaalbewaking. Beursexpert Jan Longeval legt uit hoe het werkt.
Hoe meer risico u als belegger neemt, hoe hoger uw potentiële rendement. Maar ook het omgekeerde geldt: hoe minder risico u neemt, hoe lager het potentiële rendement. ‘Om risico’s te beperken moet je je beleggingen spreiden. Minstens zo belangrijk is discipline. Dat betekent: doelstellingen vastleggen, niet voortdurend in- en uitstappen, je laten leiden door cijfers in plaats van sentiment, enzovoort’, vertelt Jan Longeval, adjunct-hoogleraar vermogensbeheer aan de Vlerick Business School.
‘Om het risico op te grote verliezen af te dekken, bestaan er verschillende technieken. Een daarvan is kapitaalbewaking’, gaat Longeval voort. ‘Stel, je belegt 1.000 euro met een horizon van 5 jaar. Als je niets doet, laat je de beurs gewoon 5 jaar aan het werk met je geld. Zit de beurs mee, dan heb je na 5 jaar een mooi rendement. En zit het tegen, dan finish je met een lager rendement dan gehoopt, of misschien zelfs met minder dan je oorspronkelijke 1.000 euro.’
‘Om de teugels strakker te houden, kun je kapitaalbewaking toepassen. Dan leg je aan het begin van de beleggingsperiode vast hoeveel je maximaal bereid bent te verliezen, bijvoorbeeld 20 procent. Door kapitaalbewaking pas je dan technieken toe om de bodemwaarde van 80 procent van je startkapitaal te verdedigen. Deze technieken bieden doorgaans wel geen garantie dat de bodemwaarde nooit doorbroken zal worden.’
‘Kapitaalbewaking is er vooral voor beleggers die onrustig worden van de grillen van de beurs of die zich geen al te grote verliezen kunnen veroorloven.’
‘Bij kapitaalbewaking moet je een onderscheid maken tussen statische en dynamische technieken’, legt Jan Longeval uit. ‘Bij een statische techniek beleg je bij de start een stuk van je portefeuille in quasi risicoloze activa die aan het einde van de periode minstens de bodemwaarde zouden moeten opleveren. Het andere deel kun je vrij beleggen in risicodragende activa, al dan niet met een hefboom via financiële opties. Zolang de quasi risicoloze activa niet onverwacht in de problemen komen en er geen hefboomeffect is opgenomen in de risicodragende activa, komt statische kapitaalbewaking dicht in de buurt van een kapitaalgarantie met betrekking tot de bodemwaarde. Bij de statische aanpak leg je aan de start de bodemwaarde vast en die blijft in principe onveranderd tot het einde van de beleggingsperiode.’
‘Met een dynamische aanpak herhaal je deze berekening tijdens de beleggingsperiode’, zegt Longeval. ‘Je bodemwaarde fluctueert dan mee met de reële waarde van de belegging. Stel dat je opnieuw 1.000 euro belegt met een horizon van 5 jaar, en je legt een ondergrens van 80 procent vast. Neemt je belegging in waarde toe tot 1.500 euro, dan schuift bij een dynamische aanpak ook die ondergrens op tot 1.200 euro. De ondergrens kun je op die manier dagelijks, wekelijks, maandelijks, jaarlijks, … actualiseren, afhankelijk van je voorkeuren en risicoaversie.’
Drie opties
Een particuliere belegger heeft dus drie mogelijkheden om risico’s af te dekken, stelt Jan Longeval.
- Een portefeuille zonder expliciete kapitaalbewaking, maar die wel optimaal gediversifieerd is om risico’s te beperken. Hoe? Spreid je beleggingen over beleggingsklassen (aandelen, obligaties, edelmetalen) en diversifieer binnen elke klasse. Maar spreid je beleggingen ook over thema’s en regio’s, in de tijd, enzovoort. Dat kun je doen door zelf een portefeuille samen te stellen en discipline aan te houden, door te kiezen voor (gemengde) fondsen of door je portefeuille helemaal uit te besteden.
- Beleggen met expliciete kapitaalbewaking, door zelf op een statische of dynamische manier je vastgelegde ondergrenzen te bewaken. Of kies ook hier voor oplossingen, zoals fondsen, waarbij de beheerder de neerwaartse risico’s bewaakt. De beheerder zal dit niet doen op basis van een beloofd resultaat, maar op basis van zijn beste vermogen. Het gaat over een middelenverbintenis.
- Beleggen met kapitaalgarantie, waarbij je een contractuele verbintenis aangaat zodat de uitgever van het beleggingsproduct een bepaald beschermingsniveau verzekert. Dat gaat dan bijvoorbeeld om tak21-producten met kapitaalgarantie. In de praktijk worden dergelijke producten vooral opgebouwd uit obligaties (met heel lage rente of zelfs een nulrente), een klein stukje risicovollere activa (aandelen en vastgoed) en een verzekeringscomponent. Omdat je hier nauwelijks risico neemt, is het rendement op deze producten ook extreem laag.
Pieken en dalen
Er zijn verschillende goede redenen om voor kapitaalbewaking te kiezen. ‘Beleggen doe je voor de lange termijn, maar tussentijds zijn er ook pieken en dalen. Van de pieken liggen de meeste beleggers niet wakker’, glimlacht Jan Longeval, ‘maar van die tussentijdse dalen wel. Kapitaalbewaking komt dan ook vooral tegemoet aan beleggers die onrustig worden van de grillen van de beurs of die zich geen al te grote verliezen kunnen veroorloven.’
Wat zijn dan de keuzes voor beleggers die al te grote verliezen willen inperken? ‘Beleg minder of niet in risicodragende activa. Of kies voor risicodragende activa in combinatie met een of andere vorm van kapitaalbewaking of kapitaalgarantie’, zegt Longeval. ‘Welke vorm, dat hangt nauw samen met je risicoprofiel: welk rendement verwacht je en welke risico’s kun en wil je daarvoor nemen? Hoe ga je om met verliezen als er tegenwind is? Hoeveel inzicht heb je in de mechanismen van de beurs? Hoe ver reikt je beleggingshorizon?...’
Minder risico nemen voor hetzelfde rendement: dat is vrijwel onmogelijk. ‘Wie voor kapitaalbewaking kiest, betaalt meestal ook een prijs voor het lagere risico - en de hogere gemoedsrust. Hoe sterker de graad van kapitaalbewaking, hoe groter het effect op het potentieel rendement. Kapitaalbewaking, zeker de dynamische variant, brengt ook extra kosten mee omdat het aantal transacties danig kan oplopen.’
En dan is er nog het risico dat tussentijdse koersbewegingen aan het rendement vreten. ‘Stel dat je wil beleggen in een portefeuille met wispelturige groeiaandelen, maar tezelfdertijd 90 procent van je kapitaal wilt beschermen. Je kiest dan een “stop loss” om je portefeuille telkens te verkopen bij een correctie van 10 procent, om later weer in te stappen’, schetst Longeval. ‘In zo’n situatie is de kans heel reëel dat je bijzonder veel moet in- en uitstappen. Met alle hoge transactiekosten en tussentijds gerealiseerde verliezen die daarbij horen. Bovendien moet je de markt ook proberen te timen door telkens opnieuw op het juiste instapmoment te mikken. En de markt timen: daar bestaat écht geen formule voor.’
‘Bij kapitaalbewaking zal je portefeuille in principe beter presteren tegenover je referentie-index wanneer de markt daalt, maar minder goed wanneer de markt stijgt’, besluit Longeval. ‘Het is niet ondenkbaar dat je onder bepaalde omstandigheden een beter rendement neerzet dan een portefeuille zonder kapitaalbewaking. Stel dat je uit je risicodragende activa stapt na een eerste daling, die wordt gevolgd door een grote crash en na een eerste hausse weer instapt. Maar meestal volgt kapitaalbewaking de universele beurswet, die zegt dat zodra je minder risico’s neemt, ook je rendementspotentieel zal verminderen.’
____________________
Belangrijke informatie
De inhoud van deze bijdrage is afkomstig van derden en is niet bedoeld als individueel beleggingsadvies of individuele aanbeveling vanwege BinckBank. Aan elke belegging zijn risico's verbonden. Hierbij geldt meestal dat een belegging met een hoog verwacht rendement grote risico's met zich meebrengt.