In hun zoektocht naar rendement, trekken steeds meer Belgen naar de beurs. Anderen aarzelen, de recente financiële crisis indachtig. ‘Het probleem? Hun kortetermijngeheugen vecht met hun langetermijndoelstelling.’
Als Belgen aan de beursgeschiedenis denken, gaan ze geen zeven eeuwen terug in de tijd naar Brugge, waar met herberg Van der Beurze de bakermat lag van de beurs. Italiaanse textielhandelaars wisselden daar hun waren voor de pelsen en gepekelde vis van hun tegenhangers uit het Balticum.
Waar ze wel aan denken, zijn de technologiezeepbel in het begin van de twintigste eeuw en de financiële crisis van 2008. Dat zijn traumatische herinneringen. Beleggers stapten vaak pas in de aandelenmarkt toen die al duur was, en sloegen op de vlucht toen die in vrije val ging. Dat velen niet terugkeerden, verklaart mee waarom er vandaag 265 miljard euro aan koopkracht staat te verliezen op de spaarboekjes.
Toch is in de zoektocht naar rendement het tij aan het keren, vertelt professor Koen Inghelbrecht, docent beleggingsleer aan de universiteit van Gent. ‘De beurs heeft nu weer een beter imago, omdat de markten het de voorbije jaren goed hebben gedaan. Het zijn toch vooral de kortetermijntrends die bij mensen blijven hangen.’
‘Onze economie heeft het kapitaal van die particuliere beleggers ook nodig’, benadrukt Stijn Ceelen, country manager bij Binck België. ‘Ondernemingen gebruiken dat geld om te innoveren en meer welvaart te creëren. De hogere bedrijfswinsten die daaruit voortvloeien, stromen daarna terug naar de geldschieters. Het is dus een wisselwerking.’
Verkeerde vraag
Is het nu een goed moment om naar de beurs te trekken? Dat vindt zowel Inghelbrecht als Ceelen de verkeerde vraag. ‘De meeste beleggers vinden het instapmoment onredelijk belangrijk’, vertelt die laatste. ‘Hun kortetermijngeheugen vecht met hun langetermijndoelstelling. Ze stappen beter geleidelijk in de beurs, waardoor ze zich niet laten vangen aan markettiming.’
Beleggers moeten voorbij de pieken en dalen uit het recente verleden en de nabije toekomst kijken, bevestigt Inghelbrecht. Dat is niet altijd gemakkelijk, geeft hij toe. ‘Er gaat nu eenmaal meer aandacht naar extreme kortetermijngebeurtenissen dan naar langetermijntrends. Beurscrashes worden breed uitgesmeerd in de media, terwijl geen enkele krant in grote letters op zijn voorpagina schrijft hoe goed het gemiddeld rendement van aandelen over de lange termijn wel is.’
Kleine risico’s
Die cijfers zijn nochtans indrukwekkend. Onderzoek van de Amerikaanse hoogleraar Jeremy Siegel leert dat aandelen sinds 1802 een gemiddeld rendement hebben opgeleverd van 6,7 procent. Dat is reëel, dus rekening houdend met inflatie. Ter illustratie: een eenmalige belegging van 1.000 euro levert zo na 30 jaar het zevenvoudige op. ‘Mensen beseffen te weinig dat de risico’s die ze nemen met goed gespreide beleggingen op de lange termijn vergoed worden met een hoger rendement’, aldus Inghelbrecht. Ook het belang van beleggingen te spreiden in de tijd is nog geen gemeengoed bij de mensen: hoe eerder je begint, hoe beter voor de grootte van je eindkapitaal.
‘Wil de regering beleggen nu aanmoedigen, of niet?’
De federale regering besliste in het Zomerakkoord om de eerste schijf van 627 euro aan dividenden vanaf 2018 vrij te stellen van de roerende voorheffing van 30 procent. ‘Dat is een eerste aanzet om het imago van de beurs wat op te blinken en beleggingen aan te moedigen’, meent Stijn Ceelen van Binck België. ‘Tegelijkertijd ontmoedigt de overheid ook het beleggen, denk maar aan de invoering van een effectentaks, het verhogen van de beurstaks en de ondertussen alweer afgevoerde speculatietaks. Dat maakt het allemaal verwarrend voor mensen. Het ontbreekt ons aan een eenduidig en stabiel fiscaal kader. Intussen is het ook aan de onlinespelers om daar zo goed mogelijk te gidsen.’