De grondwet omzeild

De Belgische Grondwet is een samenlevingscontract tussen Vlamingen en Franstaligen. Maar wat als een van de gemeenschappen het contract opzegt en buiten de Grondwet treedt?

©rv

Zestig jaar geleden zag het er even naar uit dat de ondertekening van het Verdrag van Rome, de geboorteakte van de Europese Unie, niet kon doorgaan. Spelbreker was koning Boudewijn. Die stelde plots vervelende vragen en weigerde de koninklijke handtekening te zetten onder de volmacht die de regering van Achiel Van Acker toeliet het Europese verdrag te tekenen.

De onrust van de vorst was in 1954 al aangestoken door Paul Van Zeeland. Die had na zijn ontslag als minister van Buitenlandse Zaken de koning een nota overhandigd. Daarin legde Van Zeeland uit dat de Europese instellingen die in de steigers stonden, zoals de Europese Defensiegemeenschap die kort daarop in de knop werd gebroken door het Franse parlement, raakten aan de status van de grondwettelijke monarchieën van de drie Benelux-landen.

Advertentie

Enkele weken voor de ondertekening van het Verdrag van Rome eiste de koning uitleg over wat te gebeuren stond. Minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak, die samen met een kleine équipe in Hertoginnedal de laatste hand legde aan de teksten van het verdrag, wist niet wat hij hoorde. Spaak had in de Europese kwestie altijd cavalier seul gespeeld. Zijn collega’s in de regering en de parlementsleden had hij maar met mondjesmaat ingelicht over de Europese plannen. Premier Van Acker, die de gladde Spaak niet kon luchten, had al helemaal geen belangstelling voor de Europese bouwwerf.

Spaak stuurde topambtenaar en medestander Jean-Charles Snoy et d’Oppuers naar het hof om de koning bij te lichten. Die kwam onverrichter zake terug. De koning wilde weten wat Van Acker van dat alles dacht. Maar Van Acker dacht niets en bleef een zinnige uitleg verschuldigd. Uiteindelijk dreigde Van Acker zelf de ondertekening van het Verdrag van Rome op te blazen, omdat de Fransen plots taksen legden op de invoer van Belgisch witloof. Daarop zwaaide Spaak met zijn ontslag en was de verwarring compleet. Uiteindelijk spoorde een Franse regeringsdelegatie, geleid door eerste minister Guy Mollet, naar Brussel om het witloofincident toe te dekken en de Belgen op betere gedachten te brengen.

Maar de vragen van koning Boudewijn waren terecht. De ondertekening van het Verdrag van Rome, met daarin ook het Euratom-verdrag, was grondwettelijk niet koosjer. Die constitutionele onduidelijkheid duurde tot 1970, wanneer de regering van Gaston Eyskens artikel 34 in de Grondwet inschrijft. Daarin staat dat de uitoefening van bepaalde machten door een verdrag of door een wet kan worden opgedragen aan volkenrechtelijke instellingen. Dat komt neer op een uitholling van het voorafgaande artikel 33, dat heel plechtig stelt dat alle machten uitgaan van de natie.

Uitholling

Vandaag is die uitholling zelfs compleet. Want de controle op de regeringsbegroting, het ultieme controlemiddel van het parlement, is niet langer in handen van de volksvertegenwoordigers. Die controle berust nu bij door niemand verkozen Europese ambtenaren. Opmerkelijk: voor die overdracht van bevoegdheden aan Europa is geen bijzondere meerderheid nodig, laat staan een grondwetswijziging, zoals voor de overheveling van bevoegdheden naar gewesten en gemeenschappen.

In hun jongste boek ‘Sleutels tot ontgrendeling’ geven de Kamerleden Hendrik Vuye en Veerle Wouters, die onlangs uit onvrede uit de N-VA stapten, een lange lijst met voorbeelden van de omzeiling van de Belgische Grondwet door verschillende regeringen. Klassiek is het voorbeeld van de regering van Charles de Broqueville, die na de Eerste Wereldoorlog de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht forceerde buiten de Grondwet om. De regering ontleende haar legitimiteit daartoe aan wat premier de Broqueville bestempelde als ‘feitelijke machtsuitoefening -pouvoir de droit’. Wat eigenlijk neerkwam op wat later door Carl Schmitt, de Duitse rechtsfilosoof en kroonjurist van het Derde Rijk, als volgt werd geformuleerd: ‘Is soeverein wie over de uitzonderingstoestand beslist’.

Wat uit ‘Sleutels tot ontgrendeling’ nog maar eens naar voren komt, is dat de Belgische Grondwet niet alleen de basistekst is die de burger moet beschermen tegen eventuele willekeur van de overheid, maar vooral een samenlevingscontract tussen twee gemeenschappen. Maar wat als een van de gemeenschappen dat contract opzegt en buiten de Grondwet treedt? Die mogelijkheid werd ruim een eeuw geleden al door de Waalse socialist Jules Destrée en zijn medestanders opgeworpen tegen de in hun ogen oprukkende ‘état belgo-flamand’.

Advertentie

Omdat na de Tweede Wereldoorlog ook in het rijker wordende Vlaanderen de autonomiegedachte ging gisten, hebben de opeenvolgende grondwetgevers dat gevaar willen bezweren met een panoplie van constitutionele grendels en alarmbellen. Met als gevolg dat de Vlaamse meerderheid steeds meer autonomie moet eisen om aan haar trekken te komen, zoals grondwetsspecialist André Alen ooit opmerkte.

Een van de stevigste grendels is volgens Vuye en Wouters het bekende artikel 35, waarmee in 1993 op eis van VU-onderhandelaar Hugo Schiltz het confederalisme, of de mogelijkheid daartoe, in de vierde staatshervorming werd gesluisd. Dat artikel zegt: ‘De federale overheid is slechts bevoegd voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen.’ Maar artikel 35 werd volgens Vuye en Wouters van zoveel grendels voorzien dat het nauwelijks uitvoerbaar is.

Niettemin zit het confederale model, dat N-VA-voorzitter Bart De Wever enkel op tafel legt als de omstandigheden hem dwingen met de PS te onderhandelen, in de Grondwet ingebakken. In zijn memoires schreef de christen-democraat Jean-Luc Dehaene, de architect van die vierde staatshervorming, dat artikel 35 een optie is als de huidige methode ‘tot op de draad versleten is’.

Diepvriesvak

Op dat punt zijn we nu beland. De vorming van de huidige federale regering was pas mogelijk nadat alle communautaire dossiers in het diepvriesvak waren verdwenen. Want de PS in de oppositie heette al een staatshervorming op zich. Al blijken de resultaten daarvan nogal tegen te vallen. Zo lijkt Waals minister-president en feitelijk PS-leider Paul Magnette zijn verzet tegen het CETA-handelsverdrag van de Europese Unie met Canada te willen voortzetten. Ook al gaat dat pal in tegen de economische belangen van Vlaanderen.

Als Magnette en de Waalse meerderheid hun actie doorzetten, dringt zich mogelijk een keuze op die de meeste grondwetsspecialisten het liefst onbesproken laten. Dat is de mogelijkheid dat het Vlaams Parlement zich beroept op wat Charles de Broqueville ‘de feitelijke machtsuitoefening’ noemde, en zelf bepaalt welke bevoegdheden het nog aan de federale staat wil laten. ‘Realiseert men de methode van artikel 35 buiten dat artikel om, dan is dat een impliciete herziening van artikel 35’, stellen Vuye en Wouters. Het Vlaams Parlement is legitiem verkozen en heeft daardoor grondwetgevende bevoegdheid.

Als de geschiedenis ons al iets leert, dan is het dat men dit keer de ultieme, confederale grondwetsherziening maar beter grondig kan voorbereiden.

Tot nu schrokken Vlaams-nationalisten altijd terug voor die optie. Als de kiezer hem de kaarten geeft en hij komt oog in oog te staan met de PS-vertegenwoordigers, dan is de invulling van artikel 35 de enige keuze die De Wever hun kan voorleggen. Maar dan moet hij eerst het Vlaamse front opkalefateren. Want daar heeft de N-VA door haar patserige gedrag van de jongste jaren nogal wat averij opgelopen. Als de geschiedenis van de voorbije grondwetsherzieningen al iets leert, dan wel dat men dit keer de ultieme, confederale grondwetsherziening maar beter grondig kan voorbereiden. Al de rest, zoals de jongste verklaringen van De Wever, is politieke stoerdoenerij.

Advertentie
Gesponsorde inhoud