‘Mais l’Amérique, l’Amérique, je veux l’avoir et je l’aurai’, zong Joe Dassin. Als we het niet kunnen hebben, kunnen we het toch zien, natuurlijker dan ooit.
Deception Island staat boven aan de lijst van iedereen die Antarctica gaat bezoeken. Het eiland in de Zuidelijke Oceaan, in de buurt van het Antarctisch Schiereiland, is een nog actieve vulkaan waarvan de tien kilometer brede krater is overstroomd. Schepen kunnen via de smalle Neptune’s Bellows de krater invaren.
Omringd door de vulkaan leek het binnen veilig voor walvisvaarders uit Noorwegen en Chili en wetenschappers uit Spanje, Argentinië en het Verenigd Koninkrijk. Ze openden er in de eerste helft van de twintigste eeuw zowel walvis- als wetenschapsstations. Enkele van die stations werden tussen 1967 en 1970 door vulkaanuitbarstingen verwoest, maar tot op vandaag blijven wetenschappers er onderzoek doen naar geologie, vulkanologie, biologie en ecologie.
Wie er nu naartoe gaat – iets wat eigenlijk alleen mogelijk is via expeditiecruises – vindt bij het spookachtige Whaler’s Bay nog de restanten van de walvisvaart: skeletten van walvissen en verroeste tanks, al zijn er ook zeer levendige pinguïns.
Op de zwarte zandstranden vindt een ander, toeristisch fenomeen plaats: de polar plunge. Hoewel Antarctica een van de koudste plekken ter wereld is en je er dus de hele dag in een thermopak rondloopt, zijn er durfallen die een duik nemen en vervolgens in een van de warmwaterbronnen weer op adem komen.