Welkom in Salten, een secret hideaway aan de noordkust van Noorwegen, pal tegenover de Lofoten-eilandengroep. Bodø, de hoofdstad, is culturele hoofdstad van Europa 2024.
Bodø mag je zeker niet links laten liggen. Daar bezondigen veel toeristen zich nochtans aan: ze blijven nauwelijks hangen in deze kleine haven, want willen zo snel mogelijk naar de Lofoten, die spectaculaire eilandengroep. Ze vergeten dat de landschappen van Salten evenzeer de adem afsnijden, en nog niet zijn ingenomen door horden toeristen.
Misschien weten ze ook niet dat Bodø (spreek uit: ‘Boedeu’) in 2024 culturele hoofdstad van Europa is, de eerste keer dat het een stad daar vlak onder de poolcirkel te beurt valt. Het hele jaar door zijn er meer dan duizend evenementen gepland om de hoofdstad van Salten met zijn 53.000 inwoners om te toveren in een artistieke trekpleister.
Meren, inhammen, fjorden
‘De zon zakte als een schijf in de oceaan en kwam dan weer op, rood en opnieuw helemaal klaar voor de dag, alsof ze even onder water was gegaan om te drinken.’ De Noor Knut Hamsun, die in 1920 de Nobelprijs voor Literatuur won, beschreef in zijn roman ‘Pan’ op magistrale wijze de lokroep van de natuur in de noordelijke regio Salten, waar hij jarenlang woonde. Overal is er water, een labyrint van meren, inhammen en fjorden. Hier en daar krijg je de ‘rorbussen’ te zien, de typische vissershutten die op palen in het water staan.
De eerste veerboot brengt ons naar Kjerringøy, een voormalige handelspost van Bodø en nu een museum. Bij het turkooizen water staat er gras op de daken van de falurode huizen, dat typisch Scandinavische bordeauxrood. Lange tijd leefden de mensen hier van de kabeljauwvangst. Van januari tot april werd die gevist uit de ijskoude wateren van de Vestfjord, die de Lofoten van de kust scheidt. De vis werd gedroogd, gezouten en dan samen met levertraan en haring geëxporteerd naar Bergen.
Noorwegen was toen nog een arm land met moeilijke werkomstandigheden in dat barre klimaat. De enige hint van comfort was het huis van de rijke koopman Erasmus Zahl, een pand dat zich hult in een sfeer die doet denken aan de film ‘Babette’s Feast’. Destijds hielp Zahl een straatarme jongeman uit Hamarøy, ene Knut Hamsun.
Privé-eiland van avonturier
Om tot in de noordelijker gemeente Steigen te komen, moeten we nóg een veerboot nemen. Het blauw van de hemel zit weggestopt achter een dikke wolkenlaag, terwijl een laag sneeuw op de donkere bergen ligt, die zich als dolken in de zee verankeren. Hier zou het je niet verbazen mocht je in die sombere, majestueuze omgeving een Vikingschip zien opduiken. In plaats daarvan worden we aan de kade begroet door een brede glimlach: Randi Skaug kwam zich hier vestigen ‘voor het licht’, maar ook om de mensen ‘de gastvrijheid terug te geven’ die zij hier in het noorden heeft gevonden.
Skaug is de eerste Noorse vrouw die de Everest beklom, in 2004, en ongetwijfeld de enige die de Noorse kust afvoer tot aan de Russische grens, in een kajak. En dan kocht ze op een dag een klein eiland, Naustholmen, waar ze een herberg bouwde, aan het einde van de wereld. ‘Ik wilde een oase van rust creëren in een wereld waar zulke plekken te zeldzaam zijn.’
Je ziet snel wat ze bedoelt. Hier ontmoeten de gasten elkaar nog echt, ze praten met elkaar, wisselen ideeën uit. Sommigen blijven een paar dagen of zelfs een paar weken om een handje toe te steken. En een jaar later keren ze steevast terug. ‘s Avonds in de bar, deels café en deels berghut, is het moeilijk om te zeggen wie nu gastheer, vrijwilliger, vriend of buur is. Skaug werkt hard om voor dit kleine wereldje te zorgen. Ze kookt voor haar gasten, rookt zalm, maakt heilbotten schoon zo groot als zijzelf. Ze peddelt in haar kajak of maakt een praatje met haar bezoekers, en vergezelt ze dan in de boot. Eigenlijk heeft ze maar één angst: ze is bang dat een zeearend haar kat zal vangen.
Architecture MasterPrize Award
Al in de zeventiende eeuw was Steigen, een caleidoscoop van eilanden die door kleine inhammen zijn gescheiden, een oude handelspost. Net als in Kjerringøy werd er kabeljauw gedroogd. ‘Op een bepaald moment lagen hier wel vijfhonderd vissersboten’, zegt Skaug. ‘Je kon de baai oversteken zonder je voeten nat te maken. Vandaag voel ik me de koningin van mijn eiland. In de zomer vloeien zonsonder- en zonsopgang in elkaar in een gloed van roze, oranje en violet licht.’ En dan adviseert ze: ‘Wil je het noorderlicht zien, kom dan zeker in februari-maart of september-oktober.’
Tijdens onze wandeling verstoren we de rust van een groep wilde eenden in een oesterkleurige baai. De zee is rustig. Er ligt een sluier van bevreemdende rust over de avond.
Op het eilandje aan de andere kant heeft zich nog een avonturier gevestigd. Niet de eerste de beste: poolreiziger Børge Ousland is de enige man die alleen en zonder hulp eerst de Noordpool en daarna de Zuidpool bereikte. In de voetsporen van zijn roemrijke voorgangers, Amundsen en Nansen, blijft hij dingen doen die niemand deed. ‘Nu ben ik bezig met een reis over de grootste twintig gletsjers van de wereld’, zegt hij. ‘Om duidelijk te maken dat ze aan het verdwijnen zijn.’ Hij zegt het allemaal opvallend rustig, terwijl hij vanuit zijn hut naar de zee staart. ‘Ik wilde me alleen op dit eiland vestigen, maar kon niet weerstaan aan de drang om het met anderen te delen.’ Zeven en binnenkort negen hutten staan er op de rotsen. Ze zijn rond en gemaakt van aluminium en glas. In iedere hut kun je de hemel, de zee en de bergen van Steigen bewonderen. In stilte. ‘De bergen doen me denken aan een decor uit ‘Lord of the Rings’.’
Het contrast tussen de rauwe natuur en de designarchitectuur van de hutten, die de prestigieuze Architecture MasterPrize Award kregen, is inderdaad magisch.
Op naar Brennviksanden nu: een van de spectaculaire stranden van Steigen. Ousland heeft helemaal gelijk. Tolkien had zich dit amfitheater van gebeitelde kliffen perfect kunnen voorstellen in zijn verbeelding, bezaaid als het landschap is met watervallen die uit hoger gelegen meertjes druppelen. Beneden strekken golvende zandduinen zich uit naar de zee, die van turkoois naar indigo kleurt. Het uitzicht is adembenemend. Verder naar het noorden, op het strand van Bøsanden, zakt een door de tijd getekende morene weg in het blauw. In een stevige bries beklimmen we de met gras begroeide helling om driehonderd meter hoger het sprookjesachtige landschap te ontdekken: een grillige kustlijn en eilanden bezaaid met rode poppenhuisjes. In de zee vermengt het water zich met honderd tinten blauw.
Gekwelde ziel
De weg naar Tranøy, nog meer naar het noorden, is op zich al mooi genoeg om de tocht doorheen Salten te rechtvaardigen. We naderen de rood-witte vuurtoren die niet eens zo lang geleden nog de schepen in de Vestfjord hielp navigeren. De Lofoten vormen een bergketen tegen de horizon: een besneeuwde muur, ver weg en tegelijk dichtbij, die tot de verbeelding spreekt. ‘Het is niet alleen mooi, er hangt ook een moeilijk te beschrijven energie in de lucht’, zegt Anne-Gry Jakobsen, die de vuurtoren runt. ‘Hier komt je om een roman te schrijven.’
In het prachtige dorp Tranøy hebben kunstenaars beelden neergezet. De jonge Knut Hamsun werkte in de plaatselijke winkel. Er is al veel geschreven over het museum dat een paar kilometer verderop aan hem is gewijd. De eigentijdse architectuur ervan is geïnspireerd op het menselijk lichaam en de gekwelde ziel van de held van ‘Honger’. Niets is recht in het gebouw. De schrijver zelf is een controversiële figuur: Hamsun probeerde zijn nazisympathie niet eens te verhullen, en zijn mening over het Sami-nomadenvolk is zeer omstreden. ‘Hier vieren we Knut Hamsun niet, we discussiëren over de man en zijn werk’, zegt de directeur van het museum. Tijdens Bodø 2024 vindt er een tentoonstelling plaats over de donkere kant van de schrijver.
Krachtigste maalstroom
Op een halfuur rijden van Bodø zie je de Saltstraumen, de krachtigste maalstroom ter wereld. Vier keer per dag, als het tij keert, stroomt zowat vierhonderd miljoen kubieke meter water door een smalle geul. De draaikolken op het wateroppervlak zijn indrukwekkend. Vanaf de brug die de zeestraat overspant of vanaf de rand van de rotsen kun je dit adembenemende schouwspel het best volgen. De zee tekent turkooizen spiralen en kolkt al snel als kokend water. Zeemeeuwen glijden speels in en uit het water, en lijken dan te verdwijnen in de diepte.
Verderop naar het zuiden ligt de Svartisen, de op een na grootste gletsjer van het land: 370 vierkante kilometer – ter vergelijking: de Mer de Glace in Chamonix is veertig vierkante kilometer groot. De ijstong, een minuscuul stukje van de reus, verdween vroeger in de fjord, maar is nu zo ver teruggetrokken dat ze zelfs het kleine gletsjermeer eronder niet meer raakt. Het is een grandioos schouwspel, vooral als je de blauwachtige seracs nadert, die zuilen van ijs, gevormd door elkaar snijdende gletsjerspleten.
Matig dikke kerels
De volgende dag nemen we de boot naar Fleinvær. Daar creëerde muzikant Håvard Lund zijn The Arctic Hideaway, een artistiek hotelproject. Op het scherm van de boot zien we een ontelbaar aantal eilanden waar zelfs een Viking in zou verdwalen. Op de ponton begroet Lund ons: ‘Ik waarschuw je, er valt hier absoluut niets te beleven.’
Fleinvær heeft negen inwoners, geen auto’s, geen winkels, geen kajaks om te huren en geen pieken om te beklimmen. De sleutelwoorden: geniet van de rust, de stilte, het licht. Deconnecteer. De wifi van The Arctic Hideaway waarschuwt: ‘doyoureallywanttodothis’. Wil je dit echt doen?
Lund leidt ons door zijn ietwat bizarre plek: rechte, zeer smalle van elkaar gescheiden gebouwen, ‘als een partituur, met pauzes tussen iedere noot’. Om naar het toilet te gaan, moet je je hut uit. Om je te wassen ook. Of om te lunchen, een boek te lezen in de lounge. ‘We willen niet dat mensen zich opsluiten in hun eigen bubbel.’
Dus lopen we buiten, over het gras met boven ons hoofd zwermen zeevogels, van eidereenden tot scholeksters of wulpen. Een loopbrug over de turkooizen zee leidt naar het naburige eilandje, dat niet groter lijkt dan een zakdoek. Al snel botsen we op Are Andreassen. ‘Verblijven jullie in het klooster?’, lacht de kunstenaar terwijl hij naar onze designhutten wijst. Op de achtergrond zien we zeeleeuwen, zeehonden en soms walvissen, terwijl visarenden door de lucht klieven. ‘In de winter is het licht nog mooier dan in de zomer’, zegt de man. ‘Het is alsof je naar de kosmos kijkt.’ Andreassen heeft samen met zijn buurman Arne de club van de ‘matig dikke kerels’ opgericht. De club komt bijna iedere dag samen, in de frisse lucht. Dan kletsen, filosoferen en roddelen de enige twee leden van de vereniging. ‘Als je straks weg bent, praten we uiteraard over jou.’
Met eilandjes bezaaid
Als je bent uitgewandeld, is het tijd om terug te gaan naar The Arctic Hideaway. In de lounge zit een Zwitserse zangeres te componeren. En een schrijfster uit Nieuw-Zeeland werkt aan haar volgende thriller. Eten doet iedereen samen.
De volgende dag sluit de kleine groep zich op in de sauna, die op palen is gebouwd. Als we genoeg hebben gezweet, springen we in het ijskoude water. Je komt er weer uit als herboren, verbaasd dat je je zo goed voelt in de frisse lucht op de ponton waar je een uur eerder nog helemaal ingepakt stond. ‘Zodra ze hier voet aan wal zetten, zeggen de mensen: ik had langer moeten boeken’, zegt Lund.
Hier zwem je in hetzelfde water als de zeehonden en walvissen en praat en lach je met de eilandbewoners. En ‘s avonds in je cocon met uitzicht op de zee, kun je de avonturen lezen van Edevart of Thomas, de helden van Knut Hamsun, en luisteren naar de kreunende wind, onder het gele oog van de zon die nog even blijft voor de winter komt. Lund heeft gelijk: in Fleinvær valt absoluut niets te beleven. En dat is maar beter zo.
| Website | visitbodo.com
| SAS vliegt iedere dag van Brussel naar Bodø via Oslo.