Avontuur in het kwadraat. Met een raft licht genoeg om in je rugzak te passen, combineer je de werelden van het hiken en varen. Geen rivier, geen fjord, geen meer die je nog tegenhouden. Sabato ging twee dagen packraften.
Links, rechts, links, rechts… Het ritme van peddelen heeft iets meditatiefs. Je komt in een soort trance. Dobberend op de Semois, in het midden van een krakend bos in de Franse Ardennen, denk je aan helemaal niets. Er zijn geen deadlines, geen gazon dat gemaaid moet, geen huishouden, geen zorgen.
Ik ben altijd meer een waterrat dan een landrot geweest. Op het water ontdek je de natuur niet alleen op een andere manier. Na de 12 kilometer lange wandeltocht is het raften in het opblaasbare lichtgewichtbootje dat daarnet nog in mijn rugzak zat dubbel genieten.
Packraftpionier
‘Ik maak vaak wintertochten in het Hoge Noorden’, zegt Willem Vandoorne, een Belgische packraftpionier en de medeoprichter van het reisbureau Into The Arctic. ‘Met een packraft kun je je hikes een extra dimensie geven. Je kunt rivieren, fjorden en meren oversteken en zo gebieden ontdekken die anders onbereikbaar zijn’, vertelt hij.
'Als packrafter kun je rivieren, fjorden en meren oversteken om zo gebieden te ontdekken die anders onbereikbaar zijn.'
In de outdoorwereld had je lange tijd twee ‘kampen’: de bergliefhebbers versus de waterratten. Twee moeilijk te verzoenen werelden. Ooit geprobeerd om met een kano een bergpas over te steken? Maar met dank aan die kleine, opbergbare en lichte rubberboot vinden die groepen elkaar steeds vaker. Waren rivieren vroeger onoverkomelijke barrières voor hikers, nu zijn ze dankzij de opblaasbare boot die in je rugzak past net een troef.
Bij de wildernisverkenners in Alaska is de compacte raft – die voor het eerst werd gebruikt in de Tweede Wereldoorlog, als reddingsbootje in gevechtsvliegtuigen – al decennialang een gewaardeerde en ingeburgerde vaste waarde. De rest van de outdoorwereld ging pas recent overstag voor het nieuwe ‘revolutionaire’ hebbeding waardoor vloeibare grenzen niet langer een obstakel zijn.
Lekker analoog
Op dag één staat ons om te beginnen een hike van 12 kilometer te wachten door de Ardense bossen. Daarna werken we de lus af met een raftsessie van 10 kilometer. We krijgen uitleg over onze zelf te dragen uitrusting: een grote trekrugzak, de packraft, het opblaassysteem, een regenhoes, een zwemvest en twee vierdelige peddels. Om te navigeren krijgen we de keuze tussen een kaart of een app.
We besluiten om onze reis analoog te beginnen en voor de kaart te kiezen. Lekker retro, en zo kunnen we ongestoord van de natuur genieten. Nadat we eerst een kilometer de foute richting uitwandelen en daarna een halve kilometer langs een drukke weg lopen in plaats van een charmant bospad, kiezen we toch om de route via de app te volgen. Ik ben een kind van de gps-generatie. Het heeft geen zin om dat te ontkennen.
We stoppen aan een indrukwekkende, houten brug bij het kleine dorp Naux. Eronder stroomt de Semois, die we straks moeten overwinnen. In het heldere water dansen talloze groene algen. In het zonlicht heeft het wat weg van een impressionistisch schilderij van Monet.
Na de korte tussenstop volgt de eerste echte uitdaging: 500 hoogtemeters klimmen. Met een rugzak van 12 kilo op de schouders is dat voor mij afzien. De fotograaf doet het wél zonder al te veel moeite. Tien minuten later dan hij bereik ik puffend de top. Het mooie uitzicht, dat je als beloning verwacht na zo’n klim, stelt wat teleur: het landschap is te dicht bebost om ver te kijken. De fotograaf, intussen druk in de weer met zijn drone, verzekert me dat de vallei wél prachtig is.
Groene grijphaken
Eindelijk verruilen we de bospaden voor waterwegen. Voor mij mocht de ‘hike to raft’-ratio wat meer in het voordeel van het raften overhellen. Al worden mijn geduld en handigheid eerst nog behoorlijk op de proef gesteld. Het is met het nodige geklungel dat ik mijn opgeborgen packraft omturn tot een drijvend exemplaar. Ik plooi mijn bootje uit en zwaai de bijbehorende luchtzak van links naar rechts en van rechts naar links. Kwestie van voldoende lucht te vangen. Door de luchtzak daarna op te rollen verplaats ik de lucht van de zak naar de boot, tot die stevig genoeg lijkt. Na nog wat gestuntel met mijn peddels en mijn helm ben ik vertrekkensklaar.
Ik duw me af tegen de oever. De raft is verrassend comfortabel én vinnig. Het duurt even voor ik op het water het juiste tempo te pakken heb. Maar daarna is het alleen nog genieten. De groene algen strelen de onderkant van mijn boot als lange tedere vingers. De zon is uitgekomen. Het water glinstert. Alles gaat goed.
Het duurt even voor ik op het water het juiste tempo te pakken heb. Maar daarna is het alleen nog genieten: hier kom je kilometerslang geen enkel huis tegen, wél reigers, Canadese ganzen en zwanen.
Kilometerslang komen we geen enkel huis tegen, wél reigers, hordes Canadese ganzen, eenden en talloze zwanenkoppels met kuikens. Ik blijf op veilige afstand: zwanen durven weleens agressief uit de hoek te komen om hun jongen te beschermen, zo liet ik me vertellen. Ik weet niet zeker of mijn plastic bootje bestand is tegen zwanenbeten. Andere rafters beweren dat ze zelfs bevers aan het werk zagen, maar die komen wij niet tegen.
In een breder stuk van de Semois is het wel even ploeteren. In hartje zomer staat de rivier behoorlijk laag. ‘De herfst of lente is eigenlijk het ideale moment om te raften, toch als het veel regent’, weet Vandoorne. We blijven dicht bij de oevers, waar het waterpeil nog het hoogst is. Andere rafters hebben minder geluk en moeten uitstappen om hun raft los te trekken.
In het lage water is het ook moeilijker om de algen te ontwijken. De tedere vingers worden grijphaken die je peddels niet loslaten. Na enkele tientallen meters versmalt de rivier en wordt de tocht weer comfortabel. Een van de rangers beweerde ’s ochtends dat hij de hele tocht ooit in 5 uur aflegde. Een uitspraak waar de fotograaf duidelijk het zijne van denkt. Wij zijn zo’n 8 uur onderweg voor we de camping bereiken.
Niet voor iedereen
Na een verrassend chille nacht in mijn tent begin ik aan dag twee. Op het programma: een raftsessie van 10 kilometer, gevolgd door een wandeltocht van 12 kilometer. Drie West-Vlaamse vriendinnen geven me alvast een ‘heads up’: ‘De rivier is ontzettend dynamisch, er is zelfs een watervalletje bij. De wandeltocht erna voelt pittig aan: je moet twee keer steil op en af. Gelukkig is er tussen de twee heuvels in het dorpje Château-Regnault-Bogny een cafeetje waar je iets kunt gaan drinken.’
Ik duw mijn raft opnieuw in het water. Op deze route zijn er minder algen, maar vind je wel nog altijd dezelfde natuurpracht. We gaan ’s ochtends van start onder een stralende zon. Als we onderweg vissers tegenkomen, voel ik mij in mijn kanariegele boot en mijn oranje reddingsvest een ongewenste stoorzender.
Het raften vliegt voorbij. Voor we het goed door hebben, bereiken we het dorpje Monthermé. Tijd voor onze wandeltocht. Zoals verwacht is die allesbehalve eenvoudig. Het is puffen in de verzengende zomerzon. Maar dit keer zijn er wel mooie panorama’s over de vallei.
Rond 19 uur bereiken we het einde van onze tocht. Als ik nog diezelfde avond naar huis rijd, schieten langs de E411 de lantaarnpalen voorbij. Zoef, zoef, zoef, zoef. Bijna even meditatief als de cadans van mijn peddels in de rivier.