Het nieuwe statussymbool? Een eigen wildlifepark

Ze kunnen jachten kopen en privéjets, en eindeloos cocktails drinken in de zon. Toch spenderen sommige miljardairs hun fortuin liever aan het behoud van wilde dieren en hun natuurlijke habitat. Bij voorkeur in eigen beheer en op eigen initiatief. ‘Ik organiseer het liever zelf dan dat ik doneer aan een of andere log opererende natuurorganisatie’, zegt Albert Hartog, die ruim 100 miljoen euro stak in zijn eigen natuurgebied in Botswana.

Jurgen Albertse legt de landkaart op tafel. Vier stenen op de hoeken omdat de wind eronder wil. Op de achtergrond de snurkgeluiden van in de Limpopo-rivier badende nijlpaarden. Als de telescoop van een onderzeeër steken alleen hun spiedende ogen boven het wateroppervlak uit. Hij wijst een gebied aan ter grootte van een chocoladereep in het oosten van Botswana, leunend tegen de grenzen van Zuid-Afrika en Zimbabwe.

Advertentie
©Herman Van Heusden

‘Dit is waar we nu zijn, het gebied van Albert Hartog.’ Eromheen liggen een stuk of dertig even rechte stroken land van gezamenlijk ruim 70.000 hectare van naburige landeigenaars, met wie Albert een convenant heeft gesloten: ze houden hun landsgrenzen open, zodat de wilde dieren vrije doorloop hebben, een zogenaamde corridor.

Advertentie

Albertse is verantwoordelijk voor het opzetten van die corridors, en voor het Kwa Tuli Private Game-reservaat en de daarop neergezette Koro River Camp-lodge. De Nederlander Albert Hartog is de eigenaar van dat alles; hij legde niet alleen zijn ziel en zaligheid erin, maar ook zijn niet onaanzienlijke vermogen. Dat geld, 100 miljoen plus, ligt vast in de door hem in 2009 opgerichte non-profit Stichting Timbo Afrika, genoemd naar zijn neefje Tim, een verwoed wildlifeliefhebber die dat jaar op tienerleeftijd stierf aan kanker.

Verliefd op de bush

Hartog is de oprichter en grootaandeelhouder van de in Amsterdam gevestigde Active Capital Company, een onderneming die investeert in bedrijven om deze te optimaliseren en met winst door te verkopen. Voor een man van zijn aanzien (het Nederlandse blad Quote 500 schatte hem in 2018 goed voor 165 miljoen euro) is er op internet weinig over hem te vinden. Interviews geeft hij zelden.

Ook dit keer steekt hij van wal dat hij eigenlijk niet van wal wil steken. ‘Het gaat niet om mij, maar om de stichting.’

Hij vertelt met grote sprongen, want ‘het meeste is niet interessant’. Als jonge man vertrok hij na zijn studies voor negen jaar naar Zuid-Afrika, ‘omdat daar mijn hart ligt’. Hij deed er onderzoek naar luipaarden, overreedde de plaatselijke stamhoofden geen luipaardvellen meer te dragen voor ceremonies door ze zelf ontwikkelde namaakhuiden als alternatief te bieden. Door zijn interventie werd de wet op het schieten van luipaarden aangepast, een moratorium dat nog altijd geldt.

©Herman van Heusden
Advertentie
Advertentie

‘Ik werd verliefd op de bush, verdiepte me in manieren om het wildlife voor uitsterven te behoeden, zonder de belangen van de plaatselijke bevolking te negeren, want hun belangen staan vaak loodrecht op die van de dieren. Het idee ontstond om land te kopen om een en ander in de praktijk te brengen. Zuid-Afrika bleek onbetaalbaar, dus werd het Botswana.’

De belangrijkste drijfveer om het zelf te organiseren voor Hartog is dat de grote natuurorganisaties veel te groot zijn om snel en accuraat te opereren. ‘Wij durven meer te experimenteren en zijn flexibeler’, zegt Hartog. ‘We hoeven ook niet voor elke beslissing toestemming te vragen aan een board of directors. Ten slotte verdwijnt er bij ons geen cent in geldverslindende pr-programma’s of fondsenwervende acties die nodig zijn om die instanties in stand te houden. Het geld is er immers al. En dat zal er altijd blijven. Mijn leven is eindig, maar dat van mijn stichting niet. Na mijn dood zal mijn erfenis alles draaiende kunnen houden.’

Verse poep

Wie denkt voor zijn rust op safari te gaan, heeft het mis. De natuur slaapt niet uit. Voor dag en dauw klinkt gegrom, gehuil, getjilp en gekwaak. Territoriums worden afgebakend, wijfjes gelokt, prooien verdedigd, vijanden gewaarschuwd, het gaat allemaal gepaard met een hels kabaal. Apen roetsjen van ons tentdak, joelend als kinderen op de glijbaan. En dat allemaal nog voor onze wekker afgaat, om 4.30 uur, want we gaan op vroege-ochtendsafari met Moses en Solomon, de wildgidsen van het Koro River Camp.

Of we afgelopen nacht het ritselen van de bladeren hebben gehoord en het knakken van de takken? (Ja). ‘Dat was een kudde olifanten die tussen de tenten dwars door het kamp liep’, zegt Moses. (Wij dachten de wind). Nu lopen we achter hun poep aan, zo vers dat er nog geen vliegen op zitten.

Olifanten in Botswana zitten in zwaar weer. President Mokgweetsi Masisi heeft het jachtverbod dat zijn voorganger Ian Khama in 2014 had ingesteld, afgelopen mei ongedaan gemaakt. Ook geldt voor antistropers nu een verbod op het dragen van wapens. Terwijl voorheen het net andersom was: op heterdaad betrapte stropers mochten worden gedood.

Stropers en jagers hebben nu vrij spel. De 130.000 olifanten in het land zijn weer vogelvrij. De reden is dat ze mensen doden (36 de afgelopen twee jaar) en de oogst van de boeren vertrappen en opeten.

Eigen grond is heilig in Botswana. Op 18-jarige leeftijd krijgt iedere Botswaan een stuk grond toegewezen van de overheid waarop hij mag verbouwen. De bevolking is arm en werkloos, dus dat is een belangrijke bron van voedsel en inkomen. Het besluit van Masisi valt dan ook goed bij de bevolking. Lijnrecht daartegenover staan de voorvechters voor het behoud van wildlife, zoals Elephants without Borders en Hartogs stichting. Plus zowat de hele westerse (lees: blanke) wereld die ertegen protesteert.

©Herman van Heusden

Elephants and bees

We zitten op het terras van de lodge. Twee krokodillen chillen in de zon, doodstil, vermomd als omgevallen boomstammen. Akelig dichtbij, vind ik, maar Eline stelt me gerust: ‘Ze hebben geen trek.’ Wij wel. Het is 16 uur, afternoontea-tijd. Ze dekt de tafel, zet huisgemaakte taarten en quiches neer en scones met clotted cream. We laten de thee voor wat hij is, want Albertse trekt een fles vonkelwijn - Zuid-Afrikaanse schuimwijn - open, onder het motto: de natuur is wel mooi, maar je moet er wel wat bij te drinken hebben.

Sander Vissia schuift aan. Hij is researcher ‘human-wildlife conflict’ bij de Timbo Stichting. ‘Het olifantenconflict hoeft helemaal niet zo zwart-wit te zijn als men denkt’, vertelt hij. Van dr. Lucy King, bedenker van het Elephants and Bees Project, leerde hij olifanten verdrijven met bijen. Want olifanten zijn bang van bijen.

‘Het is heel simpel’, zegt Vissia. ‘We spannen draden om de oogstvelden heen, hangen daar bijenkorven aan en als een olifant tegen de draad loopt, beginnen te korven te wiebelen en komen de bijen in actie. Het mooie is dat de olifant, door zijn spreekwoordelijke geheugen, het wel uit zijn hoofd laat hier ooit terug te komen. Middels onderlinge communicatie - ‘tummy rumbling’, een laag gegrom uit de buik - waarschuwt hij andere olifanten voor het gevaar hier. Die blijven dus ook weg. Een win-winsituatie.’

Of we afgelopen nacht het ritselen van de bladeren hebben gehoord en het knakken van de takken? ‘Dat was een kudde olifanten die tussen de tenten liep.’

Brute botbreuken

De bijenkasten worden getimmerd op de school in het naburige dorp Mathathane. Ook het imkeren wordt door de leerlingen gedaan. In de schooltuin kweken ze gewassen waaruit de bijen hun nectar halen. Alles staat onder leiding van een heuse bijenjuf. ‘Bee Officer’ staat groot en trots op haar deur. Als bonus mogen de kinderen de honing zelf opeten.

‘We werken intensief samen met de plaatselijke bevolking, of dat nou het personeel voor de lodge is, of voor al onze wildlifeactiviteiten’, zegt Albertse. ‘Educatie van jongs af aan is belangrijk, het leren samenleven met wilde dieren zonder de noodzaak die af te schieten. Van stropers antistropers maken door ze inzicht te geven.’

Tegelijk is de stichting neushoorns aan het importeren uit Zuid-Afrika, in de hoop dat ze hier aan gezinsuitbreiding zullen doen. Een dure en vooral arbeidsintensieve operatie; om stropers geen kans te geven, moeten ze het wild non-stop in de gaten houden. Dat alleen kost al zo’n 10.000 euro per neushoorn per jaar.

©Herman Van Heusden

Door massale slachting vanwege hun goud opbrengende hoorns, is hun aantal de jongste jaren dramatisch afgenomen. Het bewijs daarvan komen we op een naburig knekelveld tegen, waar neushoornschedels hoog opgestapeld liggen, de holle kogelgaten en brute botbreuken waar hun hoorns zijn afgehakt duidelijk zichtbaar. Een hond snuffelt eraan en doet een plas.

Belangrijk man

Zowat alles wat de stichting onderneemt, gebeurt in samenspraak met Olgas Richard Serumola, de chief van het dorp en de regio. Zonder zijn medewerking is hier weinig mogelijk. Ondanks de verzengende hitte - wij dragen een korte broek en kaki hemd - ontvangt hij ons in keurig gestreken overhemd en jasje. Een belangrijk man. En dat is hij.

Advertentie
©Herman Van Heusden

‘Toen de stichting hier al dat land opkocht, was er eerst argwaan’, zegt Serumola. ‘Mijn rol is in eerste instantie het welzijn van de bevolking, en was die wel gebaat bij die aankoop? Maar we hebben gemeenschappelijke belangen - het terugdringen van de werkloosheid en het promoten van toerisme - en kunnen daarin veel voor elkaar betekenen.

Onze samenwerking verloopt nu uitstekend, met wederzijds respect. De opheffing van de ban op het schieten van olifanten bezorgt ons land een slechte naam. Het is slecht voor het toerisme, wat een belangrijke inkomstenbron moet worden in onze regio. Maar dat mag nooit ten koste gaan van de rechten van de bevolking. De opheffing van de ban op het jagen is een wet waaraan iedereen zich moet houden. Ik leef die wet na. De president heeft het beste voor met ons land.’

Onlangs nog bracht de chief de onderhandelingen met stroper Thomas Malabetsa tot een goed einde. De Stichting Timbo Afrika is allang bezig alle vee op te kopen van naburige landeigenaars, aangezien vee hongerige roofdieren aantrekt, wat voor de bevolking aanleiding is deze dood te schieten. Het aangekochte vee wordt geschonken aan boeren buiten het wildgebied. Maar Malabetsa weigerde tot nog toe steevast. ‘Het is mijn vee en mijn recht, de wet staat aan mijn kant’, zegt hij met een dubbele tong. Het is pas 10.30 uur, maar hij is al stomdronken.

Onlangs vergiftigde hij nog een koeienkadaver, waardoor vier leeuwen en zeventig gieren omkwamen. Hartog vroeg ten einde raad aan de chief om met Malabetsa te gaan praten. Pas toen ging hij overstag.

Slow motion

©Herman Van Heusden

Het is valavond in het Koro River Camp. De gasten verzamelen zich rond het kampvuur dat brandt in een grote ijzeren korf. Chef Kgomotso bereidt het diner in de buitenkeuken, Kgathatso schenkt Zuid-Afrikaanse vonkelwijn. Het kost een paar duiten om te logeren in deze luxueuze lodge, maar alle opbrengsten vloeien volledig terug naar de non-profitstichting. Hoe meer flessen wijn er worden geledigd, hoe grootser en meeslepender onze verhalen over de ‘game drives’ die we hier maakten bij nacht en ontij. Tien olifanten, twintig, dertig roedels hyena’s op jacht, zebra’s in galop, vechtende giraffen, sluipende luipaarden, antilopen verslindende leeuwen, we buitelen in overtreffende trappen over elkaar heen.

Dat de natuur elkaar naar het leven staat, is haar goed recht. Wij mensen moeten daar verre van blijven. Kijken, kijken, niet kopen.

Dan plotsklaps geritsel van bladeren en knakken van takken. Albertse schijnt zijn toorts. Vlakbij loopt langzaam een kudde olifanten langszij. Ze drinken uit de rivier, vendelzwaaien met hun slurf kort onze kant op en lopen dan in slow motion voort, gestaag en onverstoord, zich van geen gevaar bewust. Ook niet van het feit dat ze hier in het kamp misschien wel hun levens aan het redden zijn. 

ANDERE NATUURFILANTROPEN

Paul Tudor Jones

©Karin Schermbrucker

Sinds 2002 bezit Wall Streetgigant Paul Tudor Jones ongeveer 410.000 hectare natuurreservaat in Tanzania. Met drones, gps-halsbanden en het TrailGuard-computersysteem (dat de handel en wandel van de dieren nauw volgt) probeert hij stropers die het gemunt hebben op zijn olifanten en zwarte neushoorns voor te blijven. De lodges in zijn gebied, de Singita Serengeti Grumeti Reserves, kosten tussen 1.750 en 7.400 euro per persoon per nacht. Alles voor de goede zaak.

Dan Friedkin

©rv

Als nazaat van een Texaanse familie die rijk is geworden met de verkoop van Toyota’s in de VS bezit Dan Friedkin via zijn Friedkin Conservation Fund 1 miljoen hectare grond in Tanzania. Daar spendeerde hij de voorbije 25 jaar ruim 300 miljoen dollar aan het behoud van natuur en wildlife.

Zijn rigoureuze antistropers-gedachtegoed brengt hem geregeld in conflict met de regering, die niet zo afkerig staat van de trofeejacht - waarbij rijke jagers voor heel veel geld dieren afschieten als hobby. Het Friedkin Conservation Fund exploiteert de luxueuze Mwiba Lodge.

Paul Fentener van Vlissingen

©Will Burrard-Lucas

De Nederlandse ondernemer Paul Fentener van Vlissingen (1941-2006) richtte in 2000 de stichting African Parks op, die zowat 10 miljoen hectare onder zijn hoede heeft in onder meer Zuid-Afrika, Malawi, Congo, Zambia, Rwanda en Tsjaad.

Steeds meer weldoeners hebben zich intussen bij die stichting aangesloten, onder wie Amerika’s rijkste familie Walton (van de Walmart-supermarkten). Het jaarlijkse onderhoudsbudget is daardoor tot ongeveer 50 miljoen euro gegroeid, genoeg om het bestand van Afrikaanse buffels op peil te houden en meer dan duizend rangers in dienst te houden. 

Jochen Zeitz

©Hufton+Crow

Als voormalige CEO van het sneakermerk Puma scheurde Jochen Zeitz vroeger op zijn vervuilende Harley-Davidson (waar hij in de raad van bestuur zat) naar kantoor. Toen kwam hij tot inkeer.

Nu is hij met 20.000 hectare grootgrondbezitter in Kenia. Hij richtte vijf scholen op in het gebied en bouwde voor zijn collectie hedendaagse Afrikaanse kunst het indrukwekkende Mocaa-Museum in Kaapstad. Op zijn ranch werken 200 mensen, allen afkomstig uit de plaatselijke bevolking.


Gesponsorde service

Lees Meer