Ze werden gebouwd met familiefortuin, ontvingen illustere gasten en ademen nog steeds vooroorlogse pracht en praal. Drie 'heritage hotels' die je je verbleekte leven even doen vergeten.
Voor we u nog dieper in de tijd katapulteren, even terug naar april 2020. Tussen de coronagrafieken door kopten de kranten verrassend nieuws: na 125 jaar en zeven generaties sloot het Brusselse Hotel Métropole. Voor de snelle scroller niet meer dan de zoveelste gevelde horecazaak, ware het niet dat het ging om het laatste vijfsterrenhotel uit de belle époque in ons land.
Een monument dat in zijn hoogdagen ook nog een winkelgalerij, een filmtheater, een discotheek, een brouwerij, een Indische lounge en een Italiaanse conferentiebar omvatte. Hier kwamen Marie Curie en Albert Einstein samen voor de eerste Solvay-conferentie en maakte Toots Thielemans zijn jazzdebuut. Irrelevant, zo oordeelde het virus dat de parel van het De Brouckèreplein uiteindelijk de dieperik in duwde.
Illustere gasten en lobbyjongens in rode pakken: het bestond niet alleen in het universum van Wes Anderson.
Gelukkig was het Métropole niet het enige grand hôtel van België. Hoewel we het concept vooral kennen uit Britse kostuumdrama’s of de gelijknamige Spaanse Netflix-serie, bracht de 19de eeuw ook in ons land een boom van elegante familiehotels gehuld in grote luxe.
Florerend met de komst van de stoomtrein, de eerste grote wereldexpo’s en de groeiende klasse nouveaux riches werden ze bijna een modegril, hun postkaartjes een gretig ingekaderd statussymbool. Illustere gasten, lobbyjongens in rode pakken en een dozijn kamermeisjes dat zich urenlang toelegde op het poetsen van het zilverwerk: het bestond niet alleen in het universum van Wes Anderson.
De afgelopen decennia moest het merendeel van de historische familiehotels in België het onderspit delven tegen functionele ketens en prijsvechters. Andere bleven overeind, maar zagen de lambrisering verslijten en de glas-in-loodramen vertroebelen - vergane glorie, kortom.
Maar een enkeling doorstond de tand des tijds. Als stille getuigen van het verleden overleefden de overblijvers twee wereldoorlogen, het massatoerisme, een financiële crisis en (voorlopig) de coronaramp.
Meer nog, net in deze tijden van onzekerheid zijn deze bakens van nostalgie meer dan ooit een veilig toevluchtsoord. Een houvast voor iedereen die plots weer ging beseffen hoe belangrijk herinneringen zijn. En die wil bijdragen aan het bewaren van een laatste stukje grootse hotelgeschiedenis, voor het - zoals bij het Métropole - te laat is.
1. Grand Hotel Belle Vue, De Haan
De opvallendste gast van het Grand Hotel Belle Vue was Albert Einstein.
Wie belle époque zegt in België, zegt De Haan. Die badplaats profiteerde op ongeziene wijze van het opkomende kusttoerisme. Poppenmeester van dienst was koning Leopold II, die in 1889, vlak na de aanleg van de eerste kusttram tussen Oostende en Blankenberge, de opdracht gaf een villawijk te bouwen tussen de duinen.
Volledig volgens de mode werd een Anglo-Normandische architectuur gehandhaafd, al wilde de koning absoluut geen vierkante, Engelse tuinen: de duinhellingen moesten worden bewaard.
Dat verklaart het van nature driehoekige perceel van het Grand Hotel Belle Vue. De uitdaging om daarop een statig hotel neer te poten, ging in 1912 naar de architect Alexis Dumont, die later nog de Ravensteingalerij en de Citroëngarage in Brussel zou ontwerpen. Hij bouwde drie klokvormige torens in cottagestijl, met welvende balkonnetjes en een groot terras onder de doorlopende luifel.
Vooral Engelsen die fortuin hadden gemaakt in koloniaal India vonden hun weg naar het hotel, zo is te lezen in het boek ‘Nostalgie aan zee’ van Hadewijch Ceulemans. Met grote hutkoffers en een legertje nanny’s arriveerden ze per stoomtram in het (nog steeds bewaarde) art-nouveaustationnetje van De Haan.
Geen uitzicht op zee, wel een ligging vlak bij het spoor was toen van tel: na vijf minuten wandelen stonden de gasten in hun kamer, begeleid door portiers met rode petjes.
Tot de notoire namen in het gastenboek behoren onder meer schrijver Stefan Zweig en componist Marcel Poot. De opvallendste klant was de Joodse Albert Einstein, die in 1933 in De Haan onderdook voor het opkomende naziregime.
Naar verluidt was hij verknocht aan het terras van het Belle Vue, waar hij steevast een koffie en een spie kramiek (een soort krentenbrood) bestelde. Op den duur lieten andere badgasten zijn vaste tafeltje bij de deur, het zonnigste van het hele terras, bewust vrij voor de wetenschapper.
Tot 2006 was het hotel eigendom van de familie Baeten. De laatste telg ging uiteindelijk overstag en verkocht het. Met een stevige kapitaalinjectie herstelden de nieuwe uitbaters het pand in zijn oude staat. Zo werd de houten gevel gerenoveerd, het glaswerk vernieuwd en werden de torentjes gerestaureerd. Tegelijk kreeg het een stevige verjongingskuur, in de vorm van een wellnessruimte, een seizoensgebonden bistro en enkele luxesuites met jacuzzi.
Daarmee verging het deze grande dame beter dan dat andere Grand Hotel Belle Vue, in Westende. Dat werd ontworpen door de befaamde art-nouveau-architect Octave van Rysselberghe en gefrequenteerd door de koninklijke familie. De 120 kamers, twee liften en 16 baden met warm zeewater werden bijna integraal verwoest door de twee wereldoorlogen. Reden te meer om deze overlever te koesteren.
In de torensuite met jacuzzi overnacht je vanaf 230 euro, inclusief ontbijt. Halfpension bijboeken kost 35 euro. Vanaf 18 december opent het hotel weer de deuren.
2. Hotel Navarra, Brugge
Zowat de hele geschiedenis van Brugge kun je vertellen aan de hand van dit hotel. Te beginnen bij de Spaanse bezetting omstreeks 1600, toen het herenhuis gebouwd werd voor de consul van Navarra, ergo de huidige hotelnaam. Het Oostenrijkse bewind wordt geïllustreerd met de eregast keizer Jozef II, die er in 1781 logeerde.
Na WO I was dit hotel zelfs even de hoofdzetel van de Belgische regering.
En na de Franse annexatie maakte het hotel zich op voor het verblijf van Napoleon I, voor wie haastig nog een eretrap werd gebouwd – verloren moeite, want uiteindelijk annuleerde de Franse keizer zijn bezoek aan Brugge. Maar die marmeren kolos is vandaag nog steeds het pronkstuk van de receptie.
Zijn gouden tijd beleefde het hotel in de 19de eeuw. Gedurende 118 jaar werd het gerund door de familie Vanden Berghe, die het Grand Hôtel du Commerce uitbouwde tot een eersteklasverblijf met 60 kamers. Dankzij technische snufjes als elektrisch licht en centrale verwarming was het een van de paradepaardjes van België.
De componist Johann Strauss overnachtte er tijdens zijn concertreizen, net als beroemdheden zoals de dichter Henry Longfellow (die er het gedicht ‘The Belfry of Bruges’ schreef) en George Stephenson, de uitvinder van de stoomlocomotief.
Dergelijke cultuurreizen waren onder de victoriaanse upper class een echte trend, goed voor veel meer statuspunten dan een dure jurk of een banket. De historische feestzaal en de smeedijzeren inrijpoort van het Hôtel du Commerce pasten perfect in het plaatje van de dandyeske meerwaardezoekers, die massaal vanuit Engeland naar Brugge spoorden.
Aan het station werden ze opgepikt door een privéshuttle per paardenkoets, de grote troef van het hotel. Tijdens de tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven in 1902 werden extra goedkope treinkaartjes verkocht, een promostunt voor de prille toerist.
Al net zo glorieus was de rol van het hotel tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen het achtereenvolgens een basis was voor het Rode Kruis, een hoofdkwartier voor Duitse officieren en na de wapenstilstand zelfs even de officiële hoofdzetel van de Belgische regering. Het lag immers vlak bij het kasteel van Loppem, waar koning Albert I na zijn ballingschap logeerde.
Een laatste transformatie kwam er begin jaren 50, toen het opgekocht werd door de stad Brugge en diende als studentenresidentie voor het Europacollege. Behoorlijk verloederd ging het daarna naar de huidige eigenaar, die het pand opknapte en liet erkennen als historisch monument.
De centrale ligging, de romantische tuin en de wellnessfaciliteiten maken het Hotel Navarra vandaag weer tot een van de topetablissementen van Brugge. Al zouden wij alleen al komen voor de lounge, waar stokoude foto’s van het Grand Hôtel du Commerce nog steeds trots aan de muur prijken.
In een comfortroom overnacht je vanaf 166 euro, inclusief ontbijt. Vanwege de coronamaatregelen is het hotel tijdelijk gesloten.
3. Château de Ronchinne, Namen
Het kasteel van Ronchinne mag dan nooit echt een grand hôtel geweest zijn, het luxeverblijf heeft wel een lange en bewogen geschiedenis. Die begon in 1909, toen prinses Clémentine, de jongste dochter van koning Leopold II, er haar intrek nam met de verbannen Franse prins Napoleon Victor Bonaparte, achterneef van die andere bekende Napoleon Bonaparte.
Het Château de Ronchinne heeft niet de luxe van een elitehotel, maar wel de sfeer van een adellijk buitenverblijf.
De koning had nochtans zijn veto gesteld tegen hun huwelijk, uit angst voor een diplomatieke rel met Frankrijk. Toevallig is het dus niet dat het Romeo en Julia-paar precies in het jaar van Leopolds dood toch ging samenwonen. Het omringende domein lieten ze onder handen nemen door Jules Buyssens, Belgiës eerste landschapsarchitect.
In de jaren 50 werd het kasteel omgevormd tot het Hôtel du Château de la Poste, speciaal bedoeld voor het personeel van de nationale post.
Het waren de beginjaren van de congé payé, waarbij grote bedrijven complete vakantiecentra bouwden voor hun personeel. Duizenden gezinsvakanties, huwelijken en familiefeesten vonden plaats in het hotel, net als teambuildings avant la lettre.
Na die hoogdagen stond het landhuis enkele jaren leeg, tot het in 2006 verkocht werd aan Limited Editions, een hotelgroep met ook het Brusselse art-decohotel Le Berger in de portefeuille.
Na drie intense renovatiejaren worden nog steeds mondjesmaat vernieuwingen uitgevoerd in het Domaine de Ronchinne. Zo werden de ‘faisanderies’, waar vroeger pauwen en fazanten rondscharrelden, en het ‘maison du jardinier’ twee jaar geleden omgevormd tot kamers.
De nieuwste toevoeging is het ‘lavoir’, een openluchtspa ontworpen door interieurarchitect Lionel Jadot. Hij nam ook het restaurant onder handen. Tot slot kwam er weer een wijngaard, waarin hotelgasten naar hartenlust mogen meewerken. Misschien niet de klassieke luxe van een elitehotel, maar absoluut de sfeer van een adellijk buitenverblijf.
In een superiorkamer in het kasteel overnacht je vanaf 137 euro, inclusief ontbijt. Het hotel is geopend en heeft een take-awayformule.