85 jaar geleden verscheen ‘Death on the Nile’, de misdaadroman van Agatha Christie. SS Sudan, het schip dat de succesauteur inspireerde, is gerestaureerd en vaart opnieuw uit. Sabato stapte aan boord.
Een fascinerende combi is het. Aan boord varen we stroomopwaarts in een vleugje ‘old Engeland’. Een prachtige en strak georganiseerde schijnwereld die ons beschermt tegen de hitte, het stof en de verontrustende vragen die Egypte vandaag oproept. We genieten van de heerlijke keuken, maken tijd voor de afternoontea, spelen kaart op het zonnedek en bewonderen het schilderachtige panorama van de rivieroevers. En ja, het avondeten wordt voorafgegaan door een apero.
De voormiddagen aan land katapulteren ons naar een heel andere wereld. Met chaotische Egyptische steden, waar paardenkoetsen onder een genadeloze zon door stoffige straten ratelen. We slenteren door oude tempels en langs graftomben die existentiële vragen oproepen over leven en dood, over betekenis en geloof. In Abydos, in het heiligdom, staren we naar beelden van goden. In de graftombes van de Vallei der Koningen zien we hoe vorsten ooit aan hun reis naar het hiernamaals begonnen. In de grote zalen van Karnak maken we de overpeinzing of de goden luisteren. Of is het universum onverschillig?
Geen idee, en ook de oude Egyptenaren wisten het antwoord niet. Eigenlijk waren ze gewoon wat aan het gissen. Maar wel op een betoverend mooie manier. De prachtige reliëfs, de duizelingwekkende tempels, de ingewikkelde rituelen en bizarre goden: het is zo fascinerend en op een vreemde manier mooi. Het is alsof Tolkien en J.K. Rowling de opdracht kregen om samen een religie uit te vinden en vervolgens aan Piranesi de opdracht gaven om die tempels te ontwerpen.
Terug op de boot laat ik mijn blik over het panorama van de rivieroevers glijden. In de vroege ochtend zijn die zo rustgevend als een gemompeld gebed. Een lage zon komt door de palmbomen priemen en strooit een sluier van licht over het water. Vrouwen met een waterton op hun hoofd stappen in een rij, langs een pad van wit stof, gehuld in ragfijne nevelen. Zodra ze in de rivier gaan, vormen hun rokken bolvormige, kleurrijke koepels. Kinderstemmen galmen als gezangen over het water, in lange echo’s.
Aan de rand van een dorp verschijnt een man in een witte djellaba, statig als een profeet, tussen huizen die uit een kubistische studie lijken te komen. Een minaret vangt de eerste zonnestralen op. Langs de oever ligt een veerboot te hunkeren naar passagiers. Twee jongens ontvouwen hun netten in een zijkanaal. Hemelse wolken gooien vlekken op de rivier, terwijl zilverreigers stroomopwaarts vliegen, zo laag dat hun poten net geen streep door het water trekken.
SS Sudan
Duizenden jaren lang trokken reizigers naar Egypte voor een glimp van een antieke wereld. Om te proeven van die fantastische visie die de oude Egyptenaren hadden op de dingen. Godinnen met een koeienhoofd, met juwelen versierde farao’s, rijke schilderingen diep weggestopt in de reusachtige graven. Het toerisme begon al met de oude Grieken, toen Herodotus nieuwe superlatieven uitvond toen hij in de vijfde eeuw voor Christus de Nijl opvoer. En toen Henry Morton Stanley stopte op weg naar Livingstone, was hij zo onder de indruk dat hij zei: ‘Wie in een serieus leven één maand intens plezier wil beleven, moet naar de Nijl komen kijken.’
Aan het eind van de negentiende eeuw tot ver in de twintigste was Egypte de troefkaart die je tijdens een diner bovenhaalde om anderen het zwijgen op te leggen. In de jaren 1880 voeren de stoomboten van touroperator Thomas Cook de gretige toeristen helemaal tot in Aswan, toen zowat het einde van de bekende wereld. Vrouwen onder parasols en mannen in linnen pakken liepen achter gidsen en marskramers aan, gluurden in bedompte graftombes, dwaalden door tempels vol zuilen en lieten zich fotograferen voor alweer een piramide.
De ontdekking van het graf van Toetanchamon, in 1922, gaf het Egyptische toerisme nog maar eens een serieuze impuls. Thomas Cook had net een nieuwe vloot rivierboten besteld. Van een perfecte timing gesproken.
In de winter van 1933 trok ook Agatha Christie naar Egypte met haar man, archeoloog Max Mallowan, en dochter Rosalind. In Caïro mengden ze zich tussen dragers, andere passagiers en marskramers met antiquiteiten die de week ervoor waren geproduceerd, om aan boord te gaan van een van de stoomboten. De ontspannen tocht over de Nijl moest voor Christie een welgekomen pauze zijn, ver weg van de verhaallijnen doorheen nog maar eens een moord in het dorp.
Negentig jaar later houdt de wereld twee restanten over aan die reis. Een verhaal, want blijkbaar maakte de auteur er dan toch geen echte pauze van: ‘Death on the Nile’, gepubliceerd in 1937 en vandaag toe aan de zoveelste druk. Maar, daarnaast, ook de boot waarop Christie en haar naasten destijds gingen varen: de SS Sudan, een overblijfsel van een toch wel legendarisch tijdperk.
Iets meer dan een eeuw na de tewaterlating vaart de SS Sudan opnieuw op de Nijl, en hij is nog altijd de elegantste. Aan boord word je ondergedompeld in nostalgie. Toen de tweede van drie versies van ‘Death on the Nile’ werd verfilmd, met David Suchet in de hoofdrol, speelde het schip mee. In de rol van de SS Karnak, de naam die Christie in haar boek gebruikte.
Hercule Poirot
Ik ga aan boord van de SS Sudan – ‘SS’ staat voor ‘stoomschip’. Niet in Caïro deze keer, maar in Luxor. In de prachtige kajuit worden we verwelkomd door een koperen bed, een fluwelen bank, luiken, afgeschuinde spiegels, een ingelijste foto van koning Faroek en het gevoel dat ik eigenlijk een wandelstok met ivoren kop en monocle had moeten meebrengen. Op het promenadedek laten de tafels zich omzomen door rieten stoelen, met hier en daar palmboompjes in een koperen bak.
Tussen planken vol boeken en lederen fauteuils, in het salon, serveren obers in rood uniform drankjes terwijl iedere dag stipt om 17 uur thee wordt geschonken op het dek. ‘s Ochtends en ‘s avonds vegen matrozen het donkere teakhouten dek schoon, terwijl de passagiers midscheeps naar beneden kunnen kijken, naar de grote, glimmende zuigers van het schip, doordrenkt als ze zijn met olie.
Maar je kunt je blik ook naar buiten laten glijden, naar de twee zijschoepen die de Nijl weg van het schip duwen, meter na meter. Veel onderdelen van de motor zijn origineel, maar hij laat zich niet meer voeden met stoom.
Zodra ik aan boord kwam tot aan het moment dat ik er op onze bestemming afstapte, was er dat speciale gevoel, telkens als mijn blik zich afwendde van de gin-tonic in mijn hand: dat het bekende silhouet van Hercule Poirot ieder moment kon verschijnen, daar achter het geëtste glas van de ruiten.
Kwistig met ruïnes
Na de Tweede Wereldoorlog, toen het Egyptische toerisme in elkaar stuikte, lag de Sudan een halve eeuw stil. Tot een Franse touroperator in de jaren 2000 besliste het schip te restaureren. Nu voert het schip je terug naar de tijd toen mensen Egypte bezochten aan boord van boten die er nog niet uitzagen als flatgebouwen. Allen koesterden ze iets wat onze generatie dreigt te verliezen: een gevoel van wonderbaarlijke verbazing.
Stroomopwaarts van Luxor tot Aswan is de Nijl kwistig met ruïnes uit een ver vervlogen tijd. Een omweggetje naar Abydos en Dendera verwent je blik met de grootste monumenten van het Nieuwe Rijk en het Ptolemeïsche Egypte. In Luxor zelf komt het tempelcomplex van Karnak heel dominant boven de oever uitsteken. Meer dan 1.300 jaar was nodig om het te bouwen. Maxime du Camp, de Franse fotograaf die veel door Italië en Griekenland had gereisd, omschreef zijn bewondering in een brief naar huis: ‘Ik zag nog nooit iets wat je zelfs maar met Karnak kunt vergelijken.’ En Florence Nightingale, die Karnak in hetzelfde jaar 1850 bezocht, zei dat Karnak haar ‘aan het denken’ zette.
Erotische dans
Aan de overkant van de rivier, op de westelijke oever, tussen een duizelingwekkende verzameling prachtige tempels en monumenten, bevinden zich de graftombes in de Vallei der Koningen. De muren brengen je er aan het duizelen met hun eindeloze fantasmagorische taferelen van een onderwereld, figuren van farao’s en goden, elegante hiërogliefen, maar ook gedetailleerde geheime rituelen die de doorgang naar de volgende wereld openen.
Stroomopwaarts van Luxor, ongeveer een dag varen verderop, bevinden zich enkele tempels die verscheidene generaties reizigers onwillekeurig onder de indruk brachten: Esna, Edfu, of Kom Ombo. Maar toen Gustave Flaubert in Esna aankwam, ook in 1850, had hij het wel even gehad met die tempels en de confrontatie met het eeuwige. Zo kwam hij terecht in het huis van Kuchuk Hanem, een danseres/prostituee uit Caïro die naar daar was verbannen. Ze blinddoekte haar muzikanten en voerde dan een erotische dans op om de mannen op te hitsen. Blijkbaar lukte dat moeiteloos met Flaubert. ‘Een mens leert zoveel dingen in een bordeel’, schreef hij, ‘en voelt zoveel verdriet, want droomt zo verlangend over de liefde.’
Aswan is het eindstation van de meeste Nijlreizen. Tot ver in de twintigste eeuw hadden reizigers die hier aankwamen het gevoel dat ze de grenzen van de beschaving hadden bereikt. In de steegjes van de lokale bazaar hangen geuren en goederen uit het hart van Afrika. Aswan heeft niet de melancholische vluchtigheid van een grensstad, maar is met voorsprong wel de verrukkelijkste plaats aan de Nijl.
We verblijven in de troostende warmte van het Old Cataract Hotel, in 1899 gebouwd door Thomas Cook en nog altijd doordrenkt van een onweerstaanbare retrocharme. Op de terrassen heb je een fenomenaal uitzicht op de rivier, die zich hier in zijn meest schilderachtige vorm tooit en smaller wordt naar de eerste cataract toe, een stroomversnelling, kronkelend tussen eilandjes, oevers van bleek zand en donker graniet. Aswan is een stad van boten. Iedereen komt en vertrekt hier langs het water.
Even stroomopwaarts voorbij Aswan bevinden zich de ruïnes van Philae, voor velen het meest indrukwekkende tempelcomplex. Toen hier in de jaren 60 de hoge dam werd gebouwd, zag de Unesco erop toe dat de tempels steen voor steen werden verplaatst van het eiland Biga, waar ze oorspronkelijk stonden maar onder water zouden komen te staan, naar het eiland Agilkia. De tempels werden opgetrokken door Ptolemeïsche en Romeinse heersers die zich lieten overrompelen door de cultus van Osiris. Het is een verrassend harmonieuze mix van faraonische en Grieks-Romeinse architectuur. De beboste eilandjes, de aankomst per boot en de manier waarop sommige delen van de site nog altijd in eenzaamheid zijn gehuld, bezorgen Philae een bijzondere sfeer. Egyptologe Amelia Edwards beschreef het oord in 1870: ‘De aankomst over het water is met voorsprong de mooiste. Het eiland met zijn palmen, de zuilengalerijen en de pylonen, ze lijken als een fata morgana uit de rivier op te rijzen. Je zou het helemaal niet vreemd vinden mocht hier het geluid van antiek gezang door de stille lucht zweven, en een stoet van priesters in het wit de gesluierde ark van de God dragen, tussen de palmen en pylonen door.’
Ik wandel naar de poort van Diocletianus aan de rand van het eiland, waar ik even helemaal alleen ben met de oude wereld. Ik trek mijn schoenen uit en stap in het ondiepe water. Beelden van goden kijken op me neer, terwijl de Nijl mijn enkels probeert mee te trekken. Deze rivier heeft haar eigen eeuwigheid.
SS Sudan
| 24 gastenkajuiten.
| Vanaf 2.500 tot 4.000 per persoon voor een zesdaagse cruise in een tweepersoonshut.
| steam-ship-sudan.com
| Touroperator Voyageurs du Monde biedt ook pakketreizen aan van acht tot veertien dagen op de SS Sudan, vanaf 4.100 euro.