Tot voor kort niet meer dan de ruïnes van een voormalige loodfabriek, nu gekroond tot heus ‘art park’. Welkom in Friche de l’Escalette, dé must van Marseille.
‘Un petit coin de paradis’, geprangd tussen zee en kliffen. Zo kun je Les Goudes, het zuidelijkste punt van Marseille, nog het best omschrijven. Er is maar één weg ernaartoe – druk in de zomermaanden – en die loopt langs de Middellandse Zee. Tussen het bochtenwerk door krijg je net genoeg tijd om je ogen te laten afdwalen naar het betoverende blauw. Het landschap doet wat denken aan de Far West, maar dan met brute rotsen, verlaten oorlogsbunkers en, ten slotte, de ruïnes van deze voormalige loodfabriek. ‘Dit lijkt inderdaad een echte filmset’, zegt de 36-jarige Elliot Touchaleaume, de eigenaar van het ‘art park’ Friche de l’Escalette. De man, die eerder – jawel – zijn sporen verdiende in de filmindustrie, is nog altijd smoorverliefd op de site.
De loodfabriek, die tussen 1851 en 1925 operationeel was, heeft er een bewogen geschiedenis op zitten. ‘Toen de fabriek sloot, werd de infrastructuur deels ontmanteld: het schroot werd gerecupereerd voor wapens en het gebied werd een soort no man’s land.’ Waarna het dienstdeed als autokerkhof, parkeerterrein voor 2500 auto’s, scheepswerf en zelfs een restaurant-brasserie. ‘Jaren heeft het ons gekost om deze plek, waar zeventig jaar lang niet naar is omgekeken, te saneren. En het werk gaat nog elke dag voort.’
Schattenjager
Friche de l’Escalette zag het levenslicht in 2009 dankzij zijn vader, de vandaag 66-jarige Eric Touchaleaume, een Parijse galeriehouder. ‘Als kleine jongen al passeerde mijn vader hier toen hij ‘s zomers zijn oom bezocht. Dit niemandsland liet een onuitwisbare indruk na.’
Eric Touchaleaume is een fervent voorvechter van modern erfgoed, een kenner van designer Pierre Jeanneret en van de demonteerbare huizen van architect-ontwerper Jean Prouvé. In 2007 bracht hij zijn Galerie 54 onder in het door Robert Mallet-Stevens gebouwde Hôtel Martel, in het 16de arrondissement van Parijs. Het voormalige appartement-atelier van de beeldhouwende broers Jan en Joël Martel is intussen verkocht, maar staat tot op vandaag in het teken van mid-century design, architectuur en kunst. Met werken van onder meer Le Corbusier, Jean Prouvé en Giò Ponti.
‘Net als mijn vader voel ook ik me een schattenjager, een Indiana Jones. Met dat braakliggend terrein hadden we maar één wens: het opwaarderen.’ Nadat ze het eerst tien jaar huurden, werden de Touchaleaumes in 2019 eigenaar.
'Jaren heeft het ons gekost om dit terrein, waar zeventig jaar lang niet naar is omgekeken, te saneren. En het werk gaat nog elke dag voort.'Elliot Touchaleaume
Paviljoenen en sculpturen
In de ruïnes zien we dit jaar werk van vijf hedendaagse kunstenaars die dezelfde poëtische visie op hedendaagse creatie delen. ‘We presenteren zowel kunstenaars uit het modernisme als jonge opkomende talenten. Op termijn dromen we ervan hier een echte kunstgalerie te openen’, aldus Elliot Touchaleaume.
De huidige expo, die als titel ‘Objets à réaction poétique’ meekreeg, is een knipoog naar Le Corbusier, die graag elementen uit de natuur – fossielen, kiezelstenen, drijfhout – verzamelde. Wij waren in ieder geval onder de indruk van de ‘Formes molles’ van Baptiste (1989) en Jaïna (1993), zwart-witte biomorfe sculpturen die in elkaar verstrengeld zijn. De ‘Tours des Vents’ van beeldhouwer Guy Baref (1942) zijn gemaakt van witte klei. Ze kunnen worden gebruikt als lantaarns, krukjes of sokkels, met een design dat sterk beïnvloed is door de jaren 1970.
In de permanente expo zijn er twee werken te zien van Jean Prouvé: ‘Marseille is bekend voor zijn ‘cabanons’ (de typische vissershuisjes aan de rand van de zee, nvdr.)’, zegt Touchaleaume. Prouvés ‘Kameroen’-bungalow uit 1958, een uniek prototype van ‘een tropische woning in een vochtig klimaat’ staat hier naast het paviljoen ‘6 x 9’, een noodbarak die het Franse ministerie van Wederopbouw bij de bevrijding bestelde bij Prouvé. Ze moesten onderdak bieden aan de mensen van Lotharingen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar gebombardeerd werden.
Friche toont ook werk van kunstenaars die een echte band met deze plek hebben. ‘Bedoeling is om een vleugje schoonheid en poëzie in de wereld te brengen’, zegt Touchaleaume. Onder de permanente sculpturen is er het indrukwekkende ‘Été de la Forêt’ van François Stahly (1911-2006), met zijn meervoudige monumentale totems in eikenhout. Een plek die uitnodigt tot contemplatie. Al even overweldigend is de ‘Claustra’ van Héloïse Bariol (1983), opgebouwd uit terracotta modules die perfect matchen met de site.
Zwaar vervuild
Er zijn wel meer kunstparken in Zuid-Frankrijk, denk aan Château La Coste, Fondation Maeght, Venet Foundation of Commanderie de Peyrassol. Maar Friche is van een andere orde. ‘Dit is niet het speeltje van een miljardair’, zegt Touchaleaume. ‘We hebben dit project helemaal zelf gefinancierd, vooral door de verkoop van Galerie 54. Al hopen we op termijn wel subsidies te krijgen.’
De bodem is zwaar vervuild en moet omzichtig worden gesaneerd. ‘Uit ondervinding weten we intussen hoe je zwaar vervuilde terreinen moet opruimen. We hopen dat Friche als voorbeeld kan dienen voor de sanering van nog meer industrieel braakland. We moeten de juiste stappen zetten om deze vervuiling in te dammen en het milieu te beschermen.’
Bedoeling is ook dat het park wordt heringericht, met exporuimtes in de intussen opgeruimde fabrieksateliers. Vader en zoon Touchaleaume werkten daarvoor samen met Christophe Monge, een oudgediende van de Ecole d’Architecture de Marseille. ‘Zijn proefschrift ging over Friche en hij werkt sinds het begin met ons samen.’
Met zijn 3000 bezoekers per jaar hoopt Friche ook Europese subsidies te krijgen. Want je kunt hier ook terecht voor voorstellingen, openluchtcinema en performances. Er zijn zelfs plannen om bezoekers te laten overnachten. ‘We willen de paviljoenen gebruiken als gastenkamers en originele table d’hôtes.’ De Touchaleaumes zijn duidelijk niet uit hun lood te slaan.