Waarom de horeca induiken als je ook sterren als Lenny Kravitz of Lily Allen kan fotograferen? We vroegen het aan modefotograaf Serge Leblon, die van de camera achter de toog kroop van zijn nieuwe wijnbar Calmos.
‘Your fashion work sucks.’ Op een mooie dag serveerde een moderedactrice in Parijs haar ongezouten mening aan Serge Leblon. We zijn begin jaren 2000 en de Brusselaar bouwt op dat moment aan zijn zeker niet slechte, maar ook niet baanbrekende carrière als fotograaf, met geregeld advertentieopdrachten en modereportages in populaire bladen als Marie Claire.
Zijn persoonlijke werk - filmische flou beelden waar hij dagelijks tussendoor aan werkt - vond ze daarentegen geweldig. Waarom dat niet aanbieden bij een toonaangevend blad als Jalouse? Een week nadat Leblon die raad had gevolgd - ‘Dat het flou was, daar gaven ze geen shit om!’ - schoot zijn carrière de hoogte in, en vanaf dat moment deed hij alleen nog zijn zin.
Vandaag is hij een van Belgiës beste fotografen, met op zijn CV zowel modemerken (Sonia Rykiel, Cacharel), modemagazines (Dazed & Confused, Numero, Vogue) als eigen expo’s en boeken met zijn persoonlijke werk.
Leblon is een van die mensen voor wie de modebranche - nu niet bepaald de allervriendelijkste wereld - toch met plezier wat extra moeite doet. Shoot met Serge Leblon, en onbereikbare modellen worden opeens beschikbaar en volgepropte agenda’s blijken opeens toch nog wat gaatjes te hebben.
Toch wisselt hij zijn plaats achter de camera sinds twee maanden af met die achter de toog van een wijnbar, pal in de uitdijende hotspot van Sint-Gillis. In de Taminesstraat vind je Calmos, een bistro en wijnbar die hij oprichtte met Marc Vermeersch, een vriend die al evenveel café-ervaring had als hij: geen.
Waarom de horeca induiken als je ook actrices als Julianne Moore kunt fotograferen of Lily Allen op een albumcover kunt draperen? Een gebrek aan werk? Onwaarschijnlijk: na dit gesprek volgde een meeting met interieurarchitect en kunstenaar Lionel Jadot - ze werken aan een expo bij galerie Spazio Nobile in Elsene. Vervolgens was er een treinrit geboekt richting producties in Parijs.
En nadat hij de week daarna de Sabato-shoot had ingeblikt, vloog hij door naar Zanzibar, voor nog meer mode: ‘Door de planning moest ik zelfs het Duitse Zeit Magazin afwijzen, die vroegen of ik Lenny Kravitz wou portretteren voor de cover.’ Omdat hij de modewereld - veranderd door lagere budgetten, social media en veel meer - niet leuk meer vindt, lijkt het ook niet. ‘In de hoogste echelons zijn de teams waarmee ik werk zo getalenteerd dat het altijd een pretje is. Ik heb nog nooit het gevoel gehad dat ik écht moest werken.’
Van Parijs naar Brussel
Shoot met Leblon, en onbereikbare modellen worden ineens beschikbaar en volgepropte agenda's blijken toch wat gaatjes te hebben.
Waarom dan wel? In zijn enthousiaste karakter komt een deel van het antwoord bovendrijven. Stel, je kunt de mensheid in twee types onderverdelen: dan heb je enerzijds zij die graag lang wikken en wegen, die de kat achterdochtig uit de boom kijken. En anderzijds het type Leblon, dat avontuur en opportuniteiten als met een zesde zintuig ruikt en de kat - liever dan afwachten - gewoon zelf uit de boom haalt.
Het verklaart ook het begin van zijn fotografencarrière: zijn filmstudies in Brussel belandden op een zijspoor nadat hij een vriend met een modellendroom had gefotografeerd en de smaak te pakken had gekregen. Of hoe hij zich als twintiger in Libanon bevond in volle oorlogstijd, waar hij begeleid door het Libanese leger de burgeroorlog fotografeerde. (Maar noem hem geen oorlogsfotograaf: ‘Als ik moet kiezen tussen oorlog en mode ga ik voor mode.’)
Het verklaart ook de doorstart tien jaar later bij het blad Jalouse in Parijs, waar hij zichzelf slim als ‘new kid on the block’ liet neerzetten. Dat vereist lef, maar ook buikgevoel. En dat verklaart zijn ogenschijnlijk nonchalante antwoord op de vraag hoe een fotograaf van zijn kaliber belandt bij een bar: ‘Ah ben, tout à fait par hasard!’
Leblon nipt bij wijze van cliffhanger van zijn kartonnen bekertje. Koffie, omdat het interview om 9 uur ’s ochtends plaatsvindt. Uit een bekertje van de overkant van de straat, omdat een wijnbistro geen koffiemachine behoeft. ‘Op een dag passeerde ik hier en zag: ‘Zaak over te nemen’. Ik speelde al met de idee om iets in de horeca te beginnen. En een vriend van me, Marc Vermeersch, droomde van een buurtcafé. Dus belde ik hem onmiddellijk: twee uur later stonden we in de afgetakelde bar met de eigenaar. Een echte Brusseleir.’
Leblon zag zijn kans schoon. Want het toeval wil dat ook hij Brusseleir is, daarenboven een met historisch horecabloed in de aderen. Triomfantelijk speelt hij de scène na die zich hier minder dan een jaar geleden voltrok, sappig dialect inclusief: ‘Ik vertelde de eigenaar over mijn ouders en grootouders. Dat ze allemaal van de Marollen zijn, van de Miniemen- en de Hoogstraat. En dat het één grote familie ‘cafetiers’ is.'
'Ken je Chez Richard aan de Kleine Zavel? De echte, oorspronkelijke Richard was een neef van mijn grootmoeder. Restaurant La Malcour? Een neef van mijn moeder. ‘Alleej, tu viens des Marolles?’, repliceerde de eigenaar enthousiast, en hij annuleerde alle volgende afspraken.’
‘Het was hier een totale ruïne’, zegt Leblon terwijl hij foto’s toont van wat een slecht ingerichte shishabar in gyproc leek. Toch was de deal in minder dan vier uur in kannen en kruiken. ‘Een vriend die wél de nodige horeca-ervaring heeft, drukte ons op het hart dat zo’n ruimte met ons netwerk in deze buurt onmogelijk kon mislukken.
Natuurwijn
De opvallende labels op de flessen - gekke illustraties, komieke lettertypes als Comic Sans en namen als ‘Fantaisie’, ‘Aux Amies de Ma Soeur’ en ‘Cru-elles’ - verraden dat Calmos alleen natuurwijnen serveert: het is een nieuwe trend in de wijnwereld, volledig biologisch en traditioneel geserveerd met nagenoeg geen sulfieten. Dat die op de kaart zouden staan, was een evidentie: Leblon is er al meer dan 15 jaar door gepassioneerd, nadat hij een fles had gekocht in de Alsembergsesteenweg en de complexe nieuwe smaak hem had overdonderd.
‘Vanaf het eerste glas wou ik niets anders meer. Het is als kaviaar voorgeschoteld krijgen nadat je een leven lang lompviseitjes hebt gegeten.’ Vanaf dan dook hij in de wereld van de natuurwijnen, die anders dan klassieke en zelfs biowijnen ambachtelijk worden geproduceerd.
Tussen het fotograferen door trok Leblon naar de wijngaarden, onder meer naar Pierre Overnoy in de Franse Jurastreek en naar Marcel Lapierre in de Beaujolais: ‘Ik heb wijnoogsten meegemaakt en alles gezien. Industriële wijn zit vol pesticiden, en zelfs bij biologische wijnen zijn de processen industrieel: samen met de druiven worden de takken en blaadjes van de ranken getrokken, en later gaan er veel sulfieten in.'
'Daartegenover zijn natuurwijnen een handgeplukte delicatesse, met nagenoeg geen sulfieten, waardoor je achteraf geen hoofdpijn krijgt.’ Stilaan ebben de vooroordelen weg: ‘Natuurlijke wijnen zijn steeds minder instabiel doordat de productie almaar beter gecontroleerd wordt.’
‘Ik had al heel wat natuurwijnen gedronken, maar verkopen hadden we nog nooit gedaan.’ Leblon proest het uit. Diezelfde avond nog staken Vermeersch en Leblon de hoofden bijeen. Ook Vincent Marot was geïnteresseerd en werd slapende vennoot. Hij is familie van een van de oprichters van Basin & Marot, een van de eerste Belgische importeurs van Franse natuurlijke wijnen. Maar ook Vincent Marot - een ex-bankier die nu Cyclo Fietspunten beheert - had totaal geen horeca-ervaring.
Het plan kreeg met de hulp van vrienden vorm na de werkuren: muren afbreken, een interieur bedenken met de hulp van interieurjournaliste Cécile Grosjean. Het moest aanvoelen als een Franse bistro: modern maar toch rustiek, met ook klassieke kazen, charcuterie en ‘oeuf mayonnaise’ op de kaart.
Negen maanden later ging hun baby open, met succes. ‘We maakten amper promo’, zegt Leblon. ‘We stuurden alleen een whatsappje naar de vrienden. De eerste avond, op 6 december, was er 350 man en sindsdien zit het hier elke dag stampvol.’ Voor Vermeersch en Leblon is het gekkenwerk, zelfs met een extra werkkracht: ‘Marc, die ook nog graficus is, en ik werken week om week, in de andere week groeperen we onze andere opdrachten.’
Modefotografie
En dat is steeds een wereld van verschil, want - spoiler alert - de modewereld kan nogal snobby zijn. Leblon heeft anekdotes te over. Bijvoorbeeld over het onofficiële kastenstelsel: ‘Populaire modebladen kijken op naar de nichemagazines, maar de redacteurs van die laatste zouden zelfs in de wachtkamer van de tandarts geen blad als Marie Claire aanraken.’
Dat wist Leblon goed genoeg toen hij twintig jaar geleden naar Jalouse trok en ze hem na die fortuinlijke eerste publicatie vroegen of hij al in de mode had gewerkt. Natuurlijk hield hij zich van de domme: ‘Of ik het eens wilde proberen?’, lacht hij bij de herinnering. ‘Yeah, why not’, loog hij.
‘Wat was ik zenuwachtig dat ze erachter zouden komen, maar een week later zat ik in Oekraïne voor een modereeks. Nog eens een week later belden ze allemaal: Dazed & Confused, The Face, noem maar op. Tja, internet werd toen nog niet gebruikt zoals nu, he. Niemand verifieerde wat ik zei.’
De verhalen van zijn dubbelleven zijn hilarisch: Leblon die zich verstopt in de toiletten tijdens een casting nadat modellen van vroegere shoots hem hadden herkend. Of putje winter achter een sjaal en muts maar mét zonnebril tijdens de show van Cacharel: ‘Zodat de Franse en Italiaanse redactrices van de andere magazines me niet zouden herkennen! Later heb ik het natuurlijk allemaal opgebiecht. Ook aan Ezra Petronio, de belangrijke artdirector met wie ik werkte: “Ik heb je een goeie loer gedraaid!” Maar de anekdote is tekenend voor de mode.’
Locals van Sint-Gillis
Ik kies enkel nog opdrachten die ik echt wil doen. Ik sta liever achter de bar dan dat ik moet fotograferen voor een hongerloon.
In Calmos is snobisme ver zoek. Nu natuurlijke wijnen hun moment kennen, schieten de prijzen soms hoog de lucht in. Rekeningen van 150 euro - en dan heb je nog niet gegeten - zijn geen uitzondering. Maar Calmos maakt er een zaak van om een breed aanbod te serveren. Het compromis kan amper Belgischer: naast de bar prijkt een tapkraan. Niet voor Brusselse biertjes, maar voor natuurwijnen ‘en vrac’. Dat zeldzame systeem verdween in de jaren 70.
‘In Montreal, New York en Lyon zijn er bars die dat doen, maar wij zijn de enige in België.’ Het is ecologischer - ‘Het scheelt dertig flessen per pallet die je niet moet recycleren.’ En het is financieel interessanter, zowel voor de bar, omdat er geen bodemrestjes zijn, als voor de bezoekers. ‘Zo kunnen we wijnen vanaf 3,5 euro per glas schenken. Uiteindelijk komt de hele bevolking van Sint-Gillis hier over de vloer, wat erg belangrijk voor ons is.’
Tegelijk leidt Leblon ook vandaag nog altijd een druk fotografenbestaan. ‘Het gaat er stevig aan toe. Na de shows in september maak je zoveel shoots dat je pas op 24 december weer thuis bent.’ Tegelijk komen daar nu nog een expo, nieuwe buitenlandse opdrachten en de bar bij. Werkverslaafd, toch?
Leblon grijnst: ‘Nu moet ik toch gaan kalmeren, voor ik het weet, heb ik hartproblemen. Ik had nooit gedacht dat mijn carrière zo lang zou duren, want ik ben absoluut geen Willy Vanderperre. Die topper heeft nog een supergrote carrière voor zich, met zijn geweldige, extreem gepolijste stijl waarbij je de kleren goed ziet. Ik heb 15 jaar modereportages gemaakt waarbij de kleren secundair zijn.’
Intussen verandert de sector in snel tempo. Er zijn nieuwe fotografen - ‘Harley Weir vind ik fantastisch’ - maar vooral nieuwe media. Leblon schudt met zijn smartphone: ‘De kleine schermpjes vereisen een héél simplistische beeldtaal. Alles moet duidelijk zijn. Vroeger kon je veel complexere beelden maken.’
Maar er zijn vooral nieuwe standaarden in de modefotografie: ‘De tarieven zijn in vrije val. Wat wil je, als één budget zowel de shoot, de social media als de communicatie dekt? Ik stem alleen nog in met een opdracht als ik die echt wil doen, want ik sta liever achter de bar dan dat ik moet fotograferen voor een hongerloon. Maar ondanks de veranderende industrie denk ik niet aan stoppen, het geeft me nog evenveel plezier als in het begin.’
Calmos
De naam ‘Calmos’ refereert aan een Franse filmkomedie uit 1976 van Bertrand Blier. De hoofdrolspeler Jean-Pierre Marielle overleed vorig jaar in april in de periode dat Leblon de bar ontdekte. De film gaat over twee mannen op zoek naar het goeie, bourgondische en eenvoudige leven. ‘Een ideale naam toch voor twee vijftigers?’, aldus Leblon. ‘Het doel was dat de klanten hier binnenkwamen en zeiden: hier zijn we op ons gemak. On est bien ici.’
Opvallend, de enige foto’s die in Calmos ophangen, zijn vintage tafereeltjes: kaders met besneeuwde bergtoppen of rustieke valleitjes. Niets verraadt dat dit de bar is van een topfotograaf. Niet dat hij geen passende beelden in zijn archief zou hebben, ‘maar dat zou trop zijn. Ik had geen zin dat mensen het zouden opmerken. Waar ik zo van houd, is dat je op je vijftigste nog een nieuw leven kunt beginnen. Als we hier een inkomen uit kunnen halen, zou dat geweldig zijn. Ik zie het alvast zitten om hiermee verder te gaan. En wie weet... later nog iets anders beginnen.’ Zoals we al zeiden: werkverslaafd, dus.
Calmos, Taminesstraat 1, 1060 Sint-Gillis.