De 19 staat voor het 19de arrondissement van Parijs én de geboortedag van Coco Chanel. M verwijst naar de woorden ‘mains’, ‘mode’ en ‘métiers’. 19M is de plek - in een rauwe Parijse buurt - waar het Franse luxehuis Chanel zopas zijn ambachtelijke ateliers heeft samengebracht.
Aan de noordoostelijke rand van Parijs, bij de Porte d’Aubervilliers om precies te zijn, staat een nieuw, glazen gebouw. Het is omgeven met witte, stalen draden, die op het moment dat wij er zijn, oplichten in de zon. ‘Le 19M’ staat er in sierlijke letters op het hekwerk bij de entree. De naam is een verwijzing naar de geboortedag van Gabrielle ‘Coco’ Chanel,
19 augustus 1883, en naar Aubervilliers, het 19de arrondissement van de stad. De M staat voor ‘métiers’ (ambachten), voor ‘mode’ en voor ‘mains’. De vaklieden binnen worden ook wel ‘petites mains’ (kleine handen) genoemd vanwege het verfijnde handwerk.
Zeshonderd kleine handen in dit gebouw verwerken onder meer pailletten, kralen, veren en gouddraad tot kunstige borduurwerken. Ze drukken zijde in kartonnen mallen en vormen bloemen van stof. De eindproducten gaan naar de haute couture van Chanel, maar ook van andere modehuizen. ‘Concurrenten’ als Valentino, Dior, Jean Paul Gaultier en kleine onafhankelijke ontwerpers als Alexandre Vauthier gebruiken eveneens het handwerk van de Chanel-ateliers. Haute couture geldt immers als het paradepaardje van een modehuis; met deze bijzondere ontwerpen laat een huis zien wat het kan, en daar is vraag naar.
Starchitect
Het 24 meter hoge, vijf verdiepingen tellende gebouw waarin de ateliers huizen, is een ontwerp van Rudy Ricciotti, de Franse starchitect die ook al het Musée Jean Cocteau in Menton en het Mucem in Marseille ontwierp. Het gebouw heeft de vorm van een triangel. In het midden is een urban forest, met banken en stoelen, waar de medewerkers een frisse neus kunnen halen. Binnen overheerst beton. De plafonds zijn opengelaten, waardoor buizen, kabels en andere technische elementen zichtbaar zijn.
Chanel begon in de jaren 1980 ateliers en kleine productiebedrijven op te kopen waarmee het huis samenwerkte. Knopenmaker Desrues was de eerste. Hoedenmaker Maison Michel, schoenenmaker Massaro en de borduurhuizen Lesage en Montex volgden, net zoals de fabrikant van geplooide stoffen Lognon. De aangekochte bedrijven kwamen allemaal onder één koepel: ‘Métiers d’art’.
‘Deze bedrijven kampten vaak met opvolgingsproblemen. Wij zochten naar een manier om hun voortbestaan te garanderen’, zegt Bruno Pavlovsky, modepresident bij Chanel. ‘Door ze in te lijven en hun administratie over te nemen, konden zij doorgaan met hun werk.’
Daarmee voorzag Chanel ook in een eigen behoefte. Want wat is haute couture zonder de ‘petites mains’? ‘Hoogopgeleide ambachtslieden en de couturebranche zijn van elkaar afhankelijk om te overleven’, beaamt Pavlovsky. De jarenlange investeringen bleken een goede zet. De ateliers hadden het druk, en zaten tot voor kort in te krappe studio’s, waar ze al decennialang huisden, maar waar ze door het toegenomen werk uit waren gegroeid. ‘Daarom wilden we een ruimte creëren waar we diverse ateliers onder één dak konden samenbrengen.’
Armtierig
Vijf jaar zocht Pavlovsky naar een gebouw waarin iedereen zou passen. Een kant-en-klaar pand vond hij niet, een locatie wel. ‘Dit is een van de meest armtierige, maar energiekste wijken. Verre van perfect, maar het barst er van de jongeren die wat van hun leven willen maken.’ En die kunnen aankloppen bij Le 19M. ‘Het doel is dat we per jaar honderd mensen scouten en opleiden. We willen mensen uit de buurt aantrekken.’
‘Dit is een van de armtierigste wijken van Parijs. We willen elk jaar honderden mensen uit de buurt scouten en opleiden.’Bruno Pavlovsky
Chanel financiert het project voor een onbekend bedrag, maar heeft nooit overwogen de producten van de ateliers voor zichzelf te houden. ‘Velen zien in ambacht het verleden, ik zie de toekomst. Als we ervoor willen zorgen dat deze vakgebieden over twintig jaar nog bestaan, moeten we investeren in opleidingen en werkgelegenheid. Alleen zo krijg je de beste mensen, onze ‘wapens’, in huis. Daar profiteren wij van, maar ook de andere modehuizen.’
Pavlovsky roemt de archieven van de ateliers. ‘Daar willen alle ontwerpers in kijken, er zit zoveel inspiratie en expertise in waarvan ze kunnen leren.’
Borduuratelier Lesage
Bij uitzondering - de ateliers zijn gesloten voor publiek - mogen wij er rondkijken. De eerste plek die we aandoen, is het borduuratelier Lesage. Er is een aparte ruimte voor het archief, waar 70.000 stalen worden bewaard in zwarte dozen. Alle dozen zijn keurig in kasten gerangschikt. In het midden van de ruimte staan lange tafels waarop een medewerker stofstalen met vernuftig borduurwerk uit de dozen uitstalt. Het is om van te watertanden hoeveel moois hier ligt.
Zo zien we borduurwerken van Charles F. Worth (1825-1895), de grondlegger van de haute couture, en van couturier Elsa Schiaparelli uit de jaren 1940 en 1950. Het is voldoende om een museum van te creëren, maar ze dienen puur ter inspiratie, verzekert Lesages artistiek directeur, Hubert Barrère. ‘Oude technieken bevatten veel informatie. In combinatie met nieuwe materialen levert het zelfs bijzondere vondsten op.’ Zoals een hoekig 3D-borduursel dat is opgevuld met kralen. ‘Er is geen machine die dit kan maken.’
In de juiste plooi
Op een andere verdieping is het atelier van ‘plisseerder’ Lognon gevestigd. Het staat er vol met kasten waarin meer dan 3000 kartonnen mallen, voor verschillende plooien, zijn opgeslagen. Ze hebben prachtige namen als ‘Zonnestraal’, ‘Watteau’ en ‘Pauw’. Sommige zijn meer dan honderd jaar oud; andere zijn net gemaakt. ‘Hoe donkerder het karton, hoe ouder’, zegt Sophie Dion, verantwoordelijk voor het atelier van Lognon. Op lange, houten werkbanken vouwen twee jonge medewerkers dunne zijde in dik karton. Zo moeten er plooien in de zijde komen. Om het geheel op zijn plek te houden, worden er gewichten op gelegd.
‘Voor we één plooi hebben waarover we tevreden zijn, zijn we vaak dagen, zo niet weken verder.’Sophie Dion
Na het plooien op de werktafel wordt de stof dertig minuten gekookt in een langwerpige machine. Daarna moet het materiaal twaalf uur afkoelen. ‘Meestal gaat er een nacht overheen. De volgende dag zien we pas of de plooi is gelukt. Voor we één plooi hebben waarover we tevreden zijn, zijn we vaak dagen, zo niet weken verder.’
Volgens Dion was er tot pakweg tien jaar geleden maar weinig interesse in ambachten als dat van haar. ‘De precisie, de passie, het geduld… Weinig jongeren wilden zich het vak eigen maken. Maar ook zij zien er nu de kunst van in.’
Dat jongeren meer interesse in ambachtelijk werken hebben, merken ze ook bij de andere ateliers van Le 19M. Een jonge medewerker van verenmaker Lemarié plakt met uiterste precisie veer na veer met een pincet en wat lijm op organza. Monnikenwerk. Ze is blij met haar nieuwe werkplek, vertelt ze, vooral met het vele daglicht. ‘Nu kan ik echt goed de kleuren zien.’
De ateliers van Le 19M zijn niet toegankelijk voor het publiek. Wél is er Le Galerie du 19M, waar je een selectie kunt zien van wat er in de ateliers gebeurt.
2 place Skanderbeg in Parijs, le19M.fr