Modeontwerper Christian Wijnants’ modemerk bestaat twintig jaar. Al was er in 2023 het einde van Maison Ullens, waarvan hij artistiek directeur was. Een gesprek.
Achter een van de anonieme appartementsgebouwen aan de Antwerpse Italiëlei ligt een achterbouw waar Christian Wijnants (46) huist. Hij betrekt er één verdieping en huurt nog een grote stockageruimte beneden. ‘Ik heb indertijd deze verdieping gekocht van een familie die chemische producten verhandelde’, vertelt Wijnants wanneer we samen door de open ruimte lopen. ‘Eigenlijk bleek het een prima investering. Jammer dat ik toen niet het hele gebouw heb gekocht. We hebben hier nu zo’n vierhonderd vierkante meter, maar het had gerust wat meer mogen zijn.’ Hij lacht.
Christian Wijnants (46)
- 1977 | Geboren in Brussel.
- 1995 | Trekt naar Antwerpen voor een zevende jaar, aan de kunsthumaniora.
- 1996 | Begint zijn studies aan de modeafdeling van de KASK in Antwerpen.
- 2000 | Studeert af met enkele breigoedstuks in zijn eindcollectie.
- 2001 | Wint de Grand Prix op het Festival de la Jeune Création van Hyères.
- 2003 | Brengt zijn eerste vrouwencollectie uit.
- 2005 | Begint tricot te doceren aan de Antwerpse Modeacademie.
- 2005 | Wint de Swiss Textiles Award.
- 2012 | Wint de European Woolmark Prize.
- 2013 | Wint de International Woolmark Prize.
- 2015 | Opent zijn eerste winkel aan de Steenhouwersvest in Antwerpen.
- 2019 | Wint een Belgian Fashion Award als ‘Ontwerper van het Jaar’.
- 2022 | Opent zijn eerste boetiek aan de Potsdamer Straße in Berlijn.
Het valt op: in die tijdspanne van twintig jaar dat hij hard aan zijn weg timmert, is Wijnants nog geen spat veranderd. Hij is nog steeds dezelfde voorname, innemende jongen van vroeger, die bedachtzaam spreekt en over een zekere timiditeit heen moet stappen wanneer hij het over zichzelf heeft. Maar het is makkelijk om het ijs te breken. Wijnants lacht graag, en veel. De ernst van het leven en van de business heeft hem niet gekortwiekt. Twintig jaar is hij nu bezig. Hij blijft stevig overeind in het Belgische modelandschap. Heeft hij die heuglijke verjaardag dan niet gevierd, vragen we. Hij lacht. ‘Euh. Nee, het is er gewoon niet van gekomen. Te lang getwijfeld, wellicht. Moest het een feest worden? Een defilé? Een diner? Ach ja, misschien vieren we wel onze 21ste of, nog beter, de 25ste!’
In alle richtingen
In het midden van de ruimte staat een paspop met een gehaakt topje. Haakwerk is Wijnants’ nieuwe dada: ‘Haakwerk is zo fascinerend. Je begint met een draad en daar creëer je met één haakpen iets driedimensionaals van, in alle richtingen, en puur op het gevoel.’
Tegen de muren van de hoge kamer hangen piepschuimplaten, waarop foto’s van silhouetten uit de wintercollectie hangen, met stofstalen en beschrijvingen. Tegen de andere muur heeft Wijnants voor de gelegenheid de moodboards van de komende zomercollectie nog eens uitgestald, kwestie van ons te laten proeven van zijn inspiratiebronnen. De binnenkant van zijn hoofd in prentjesvorm. Foto’s van nomadische figuren met zorgvuldig om het lijf gewikkelde kleren. Foto’s van andere levens, van reizen die ruiken naar stoffige wegen, naar nootmuskaat en komijn. ‘Alles kan inspiratie geven’, zegt hij. ‘Reizen, boeken, alles wat ik zie. Mijn ontwerpproces is totaal niet afgebakend. Soms is dat heel vermoeiend, dan kom je toevallig op een idee ‘s nachts en moet je dat gauw nog zitten uittekenen, anders vergeet je het. Op het moment dat ik er echt voor ga zitten, kan het gebeuren dat er geen enkel idee naar bovenkomt. Dan moet ik even iets anders gaan doen, met de auto gaan rijden of zo.’ (lacht)
Dat het Wijnants toch niet ontbreekt aan goede ideeën en dat zijn bedrijf in een opmerkelijk goede vaart verder zeilt, heeft hij te danken aan een paar gunstige factoren. En aan persoonlijke keuzes die hij op het juiste moment en met veel overweging heeft gemaakt. Want bij Wijnants is succes geen gevolg van het toeval.
Jong en onzeker
‘Ik ben altijd heel open-minded opgevoed. Toen ik thuis vertelde dat ik mode wilde gaan studeren, opperden mijn ouders als alternatief nog architectuur, maar ze hebben me toch in de mode laten gaan. Ze merkten al snel dat ik daar echt een passie voor had’, vertelt Wijnants.
Aan de Modeacademie van Antwerpen werd meteen duidelijk dat hij talent had. In zijn tweede jaar (1997) won hij al de modeprijs van Knack Weekend. Maar op dat moment was hij helemaal nog niet van plan om ooit zelf een collectie op de markt te brengen. Hij wilde gewoon in de mode werken.
Door de prijs kwam hij wel in het vizier van de roemruchte Parijse persagent Kuki de Salvertes, die een serie andere Belgische ontwerpers onder zijn vleugels had en hem wilde stimuleren om meteen een eigen collectie uit te brengen. ‘Het was uiteraard fijn om een van de beste modeprijzen van dat moment te winnen’, vertelt Wijnants. ‘Maar ik was onzeker en veel te jong. Uiteindelijk zou ik een jaar later wél bij Kuki terechtkomen.’
Wijnants ontwikkelde bovendien al snel een voorliefde voor breiwerk. ‘De fascinatie voor breiwerk kwam er door mijn moeder. Ze had bij ons thuis een breimachine staan. Aan de Modeacademie kregen we weliswaar breilessen, maar voor mij gingen die niet ver genoeg. Het is met breien zoals met veel dingen. Je leert door veel ervaring op te doen en ik miste die ervaring. Daarom ging ik tijdens mijn studies twee zomers lang bij de breistudio Bivak werken, waar stukken voor Raf Simons, Veronique Branquinho, Bernhard Willhelm en zovele anderen werden gemaakt. Van ‘s morgens tot ‘s avonds moest ik een maand lang bij wijze van spreken op één dag 26 truien breien. Ik heb toen ontzettend veel over breiwerk bijgeleerd, van techniek en productie tot kwaliteitscontrole. Op die manier leerde ik wat haalbaar is en wat niet. Dat bleek later nuttig. Vaak krijg je als ontwerper van producenten een njet, maar als je zelf weet hoe het moet, dan gaat dat njet niet op.’
Gouden mentor
De ervaring in het breiwerkatelier zou het fundament worden van Wijnants’ forte en wereldfaam. Het was met zijn opvallende en vernieuwende breiwerk dat hij daarna de jury van de Grand Prix van Hyères overtuigde. Hij won op die manier in 2001 de belangrijkste Franse prijs voor jong modetalent. ‘De juryleden vroegen mij wanneer ik mijn collectie op de markt zou brengen. Maar ik moest hen teleurstellen: ik mocht bij Dries Van Noten gaan werken. Maar tijdens mijn jaar bij Dries bleven de vragen komen, ook van aankopers en van de pers. Ik besloot dat ik dan toch beter een collectie zou uitbrengen voor die aandacht wegebde.’
Het jaar bij Dries Van Noten bleek een doorslaggevende ervaring. Wijnants was junior designer in het breiwerkteam, maar mocht ook alle fittings meedoen. Wijnants: ‘Bij Dries wordt er nog veel ontworpen tijdens de fittings. Het kan zijn dat je met een broek bezig bent die bij wijze van spreken daarna een jurk wordt. Dat was erg inspirerend, ja. Uiteindelijk werk ik zelf ook nog altijd op die manier. Bovendien hoeft Dries niet te overleven door zijn parfums of bijproducten, hij is groot geworden door kleren die mensen ook echt willen dragen. Ook in die draagbaarheid is hij voor mij een grote inspiratiebron geweest. Toen ik dan toch besliste om een eigen collectie te lanceren, gaf hij me de raad om ‘slow but steady’ te gaan, om niet te snel te beginnen en alles rustig te doen. ‘Laat je vooral niet beïnvloeden door wat de pers misschien verwacht’, zei hij. Hij gaf me de raad om eerst een goed team samen te stellen, om goede producenten te zoeken, te maken dat mijn bedrijf goed gestructureerd was. En kijk, na twintig jaar bestaan we nog steeds.’
Zomer zonder problemen
Met een klein budget richtte Wijnants in 2003 zijn eigen label op. ‘Vijfduizend of tienduizend euro, ik weet niet precies meer hoeveel. Ik heb twee, drie jaar helemaal alleen gewerkt, het was een onemanshow. Al kreeg ik wel hulp van mijn ouders: mijn moeder hielp me met het handwerk én de boekhouding, mijn vader bij het opzetten van de shows. Ik denk dat er maar veertig, vijftig stuks hingen in mijn showroom in Parijs. Ik koos er toen voor om draagbare en betaalbare dingen te verkopen, veel T-shirts en jersey. Maar ik had wel een volledige collectie, niet alleen breiwerk. Een minpunt van alléén breiwerk te verkopen als ontwerper is namelijk dat je in de zomer weinig vraag hebt. Breiwerk voor de zomer is sowieso dunner en trager qua fabricatie, dus ook een stuk duurder. Als je hele business daarop gericht is, dan heb je voor de zomer een probleem.’
Reder Christian Cigrang
Wijnants’ bedrijf kreeg in 2013 een financiële input van de reder Christian Cigrang, zodat hij kon opschalen. Met zijn vennootschap CLCC hielp Cigrang trouwens ook al Raf Simons en A.F.Vandevorst om door te groeien. Hoe groot is zijn vrijheid nog, nu zijn bedrijf voor de helft van CLCC is? Wijnants: ‘Zo’n twee keer per jaar hebben we een raad van bestuur. Dat zijn strategische meetings, we bespreken wat goed is voor het team en hoe we vooruitgang kunnen boeken. Ook op creatief vlak hebben we het over de collecties, maar sowieso beslis ik zelf over de inhoud van de collectie. Ik wil weliswaar nieuwe dingen op de markt brengen, maar ik wil ook niet elke drie maanden het wiel heruitvinden. Stabiliteit in de collectie is belangrijk, zodat mensen herkenbare stukken opnieuw kunnen kopen. Ik wil niet elke drie maanden from scratch herbeginnen en een andere richting uitgaan. Je moet een balans vinden tussen mensen triggeren met nieuwe ideeën, nieuwe kleuren, nieuwe verhalen, maar ook de vrouw aankleden die ons merk kent.’
Terwijl hij seizoen na seizoen zijn collecties ontwierp en zijn bedrijf runde, werkte Wijnants daarnaast vaak nog extra uren voor andere merken. Zo was hij al een jaar artistiek directeur van het luxemodemerk Maison Ullens toen barones Myriam Ullens de Schooten eind maart werd vermoord. ‘Ik deed dat anoniem, in de schaduw. Mevrouw Ullens wilde nog wachten om mijn aanstelling aan de pers te verkondigen, omdat ze net met Haider Ackermann was gestopt. Ze wilde het discreet aanpakken. Dat was haar strategie. Met de dood van mevrouw Ullens is haar merk van de ene op de andere dag stopgezet. Ik had met haar de dag van haar dood nog afgesproken. Ik had haar ‘s morgens nog berichtjes gestuurd. Haar dood was een grote schok, ja.’
Stress van defilés
Christian Wijnants was de laatste keer met een defilé in Parijs te zien in oktober vorig jaar. Hij stond er voordien niet elk seizoen. Ook dat was een bewuste keuze. ‘Een show is een grote investering, nog meer dan drie, vier jaar geleden, vanwege de inflatie’, legt Wijnants uit. ‘Ik wil zeker nog shows geven, maar niet elk jaar, nee. Een defilé is een grote verantwoordelijkheid waar veel stress bij komt kijken. Die druk komt nog eens boven op de enorme druk om te moeten verkopen, om een collectie te maken die ontvankelijk is voor consumenten.’
De bestverkochte stukken blijken tegenwoordig de tijdloze ‘essentials’, zoals Wijnants ze noemt. ‘In 2019 kwamen we voor het eerst met een mannencollectie. Voordien hadden we al een volledige schoenencollectie gelanceerd. Maar door de coronapandemie hebben we die beide op pauze gezet. Het is nu al zwaar genoeg. We hebben niemand moeten ontslaan, gelukkig, en na de pandemie zijn we het team gaan uitbreiden. Een van de redenen waarom ons merk nog bestaat, is de trui die ik nu draag, een zogenaamd ‘wholegarment’, helemaal rond gebreid zonder naden, seamless knitwear. Sinds acht, negen jaar is de vraag daarnaar enorm. We zijn die stuks dan ook in verschillende materialen en kleuren gaan maken.’
Wie is eigenlijk die ‘consument’ die dol is op Wijnants’ kleren? Dat is een moeilijke vraag, zegt hij. ‘We hebben een heel divers cliënteel, ook puur geografisch gezien. Er zijn drie markten die bijna even groot zijn: de VS, Midden-Europa en Azië, grotendeels Japan, daarna Korea, een beetje China en Hongkong. Het zijn vrouwen die niet per se een merk kopen voor het logo. Ze zijn in het product geïnteresseerd, in de kwaliteit, in iets modieus. Het zijn vrouwen die zeker de middelen hebben, die interesse hebben in mode en die willen investeren, want onze stukken zijn bedoeld om lang te dragen. Comfort en draagbaarheid zijn belangrijk. We laten de kleren passen door vrouwen met verschillende lichaamsvormen en houden rekening met de feedback van de winkels en klanten. Als klanten graag broeken hebben met een elastiek in de taille, dan hebben we zo’n broek in de collectie.
Van Berlijn naar Brussel?
Dankzij de financiële injectie van Cigrang kon Christian Wijnants in 2015 zijn eerste eigen boetiek openen in Antwerpen, aan de Steenhouwersvest. Daarna volgde in 2022 een tweede winkel, in Berlijn, aan de Potsdamer Straße. ‘We hebben daar uiteraard een groot aantal klanten zitten’, zegt Wijnants. ‘Bovendien is de winkel gelegen in een leuke buurt. Veelzijdig, nog een beetje ruw, maar wel booming. Er zitten kunstgaleries, én de beste modewinkel van Duitsland vind je daar ook, Andreas Murkudis. Na ons heeft Isabel Marant er ook een winkel geopend. Maar er zijn evengoed bizarre oude winkels en tavernes van een bedenkelijk allooi.’ (lacht)
Waar wil hij de volgende winkel openen, in Parijs? ‘We hadden ooit plannen om er een in Parijs te openen, maar toen kwam de coronapandemie. Een boetiek in Parijs kan nog steeds, hoewel België mij logischer lijkt. België is per slot van rekening onze grootste afzetmarkt. Misschien in Brussel? Of aan de kust?’
Wijnants vertrekt straks met zijn team en een aantal koffers met collectiestukken naar New York. ‘We stellen daar onze prefallcollectie voor en daar kijk ik erg naar uit. Ook omdat zo’n presentatie betekent dat de collectie is afgerond en we aan de volgende kunnen beginnen. Ik hou van momenten waarop er knopen kunnen worden doorgehakt. En ik kan nog altijd blij worden als een kind wanneer de proefstukken in baalkatoen van de fabrikant terugkeren in de echte stof. Die momenten geven mij een fantastisch gevoel. Verder ligt de toekomst gewoon open. Over tien jaar heb ik misschien twee, drie extra eigen winkels, maar voor de rest hoef ik geen dubbele of triple omzet te draaien, nee. Ik ben heel tevreden dat mijn bedrijf gezond is en winst maakt.’