‘Departementshoofd’ staat op zijn naamkaartje, maar Walter Van Beirendonck is toch vooral ‘the last punk’, zoals The New York Times hem noemde. Eind deze maand gaat hij met pensioen na 37 jaar bij de Antwerpse Modeacademie.
Onder zijn impuls bereikte de opleiding wereldfaam, zetelden Vivienne Westwood en Jean Paul Gaultier in de eindejaarsjury en stootten tientallen talenten door naar de top. Een imposant parcours, maar lang geen eindpunt. ‘De toekomst ligt open. Ik wil op tournee vertrekken en gastdocent zijn. Ik heb nog veel wilde en grootse plannen’, legt Walter Van Beirendonck uit.
Walter Van Beirendonck kennen we als iemand die altijd vooruitkijkt. Het moet, zo vermoeden we, lastig zijn geweest voor hem om een jaar lang afscheid te nemen en terug te blikken?
‘Het besef was er wel: elke jurybeoordeling, elke fitting, elk moment waarvan je vroeger wist dat er nog vele zouden volgen, was de laatste keer’, zegt de modeontwerper, die eind juni afzwaait als departementshoofd van de Modeacademie van Antwerpen. ‘Ik voel me niet triest. Maar als je zo’n lange tijd zo intensief betrokken bent geweest bij de school en de studenten, is het wel heel confronterend.’
Wat was het overheersende gevoel dit jaar? De terugkeer na corona heeft iedereen wat dooreengeschud.
Walter Van Beirendonck: ‘Het was tijdens corona bijna onmogelijk om een juiste manier van werken te vinden. Dit jaar was het beter, gewoon al omdat de mondmaskers af mochten: plots heb je op een heel andere manier contact. Maar ik kreeg in september dan weer een extreem grote klas van dertig studenten. Het leidt tot een uitputtende finish.’
Alumna en juwelenontwerpster Stéphanie D’heygere zakte drie keer voor het toelatingsexamen. Toen jij je in 1975 aanmeldde, mocht je ook niet meteen beginnen, toch?
‘Wat een doorzetter is Stéphanie. Ze was hoofd juwelen bij Maison Margiela, voor ze haar eigen juwelenlabel oprichtte. Ik was de eerste keer ook niet geslaagd voor het toelatingsexamen. Ik had te weinig bagage en kon nog niet goed genoeg tekenen. Maar eerlijk gezegd had het ook veel te maken met mijn verschijning: ik was opgedaagd in een full glamrocklook, met hakken van 19 centimeter. Mary ‘mevrouw’ Prijot, de directrice, was ultraklassiek. Keurig met een chignon, ellebogen bedekt en rok tot onder de knie. Dries Van Noten mocht wel meteen beginnen en die kon helemaal niet tekenen. Er werd duidelijk op verschillende manieren gewikt en gewogen. Ik vond dat niet erg en heb een voorbereidend jaar gedaan in de academie, ongelooflijk boeiend: opeens had ik vrienden die 100 procent artistiek bezig waren. Een openbaring. Ik slaagde voor mijn examens en kon beginnen in het eerste jaar mode.’
Zagen je ouders het zitten dat je mode ging studeren?
‘Mijn vader had uiteraard gehoopt dat ik de autogarage zou overnemen, maar hij besefte wel dat ik daarvoor niet geschikt was. Dat het iets artistieks zou worden, was duidelijk. In het begin dachten ze misschien dat ik architectuur of juweelontwerp zou kiezen, dat was wat prestigieuzer. Ik vernam later dat hij zelfs contact had opgenomen met Bartsons, het Belgische jassenmerk. Hij heeft er gepolst of modeontwerper een job was met een toekomst en dat werd bevestigd. Het toeval wil dat ik er na mijn afstuderen aan de slag ging. Trouwens, ook Martin Margiela en Ann Demeulemeester zetten er hun eerste professionele stappen. Vanaf toen hebben mijn ouders me volop gesteund in die studiekeuze, mijn moeder kwam ook altijd naar de shows kijken en was heel trots.’
De Antwerpse Zes kwamen naar buiten als groep, maar jullie hadden wel een eigen signatuur. Hoe ging dat?
‘We hadden elk inderdaad een heel duidelijke stijl en dat was fijn. Ik zat met Martin Margiela in het eerste jaar. Hij kon fantastisch tekenen, toen al. Hij had een elegantie die hij perfect op papier kon zetten. En het jaar erna, met Dries Van Noten, Dirk Van Saene, Ann Demeulemeester, Dirk Bikkembergs en Marina Yee, was er ook meteen een enorme klik. Iedereen kwam uit een andere wereld. We praatten er vaak over en wisselden ideeën uit met elkaar, we gingen op stap tijdens het weekend en we gingen samen op reis. Op die manier werd mijn leefwereld zoveel groter. Iedereen had ook een heel specifieke benadering. Ann was meer rock-‘n-roll & Patti Smith van in het begin. Dries was chic en werkte toen al voor zijn vader, hij kocht aan voor hun winkel in Essen en had een eigen aantal vierkante meter waarvoor hij verantwoordelijk was. Iedereen was heel open over zijn achtergrond en dat was verrijkend.’
In 1985 ben je beginnen les te geven en in 2007 ben je gepromoveerd tot hoofd van de modeafdeling. Twee dromen die werkelijkheid werden?
‘Helemaal niet! Ik werkte al even bij Bartsons toen ik op aandringen van docent Marthe Van Leemput voor de klas ging staan. In die tijden begon er van alles te bewegen op de academie. Mevrouw Prijot ging met pensioen en zij wilde dat haar ietwat conservatieve stempel doorgedrukt zou worden. Tragisch genoeg is de opvolgster die ze had aangeduid omgekomen in een auto-ongeval. Linda Loppa werd toen departementshoofd, er kwam een plaats vrij en Marthe – die al langer lesgaf aan de academie – vroeg me als docent. Linda en ik vormden een echte tandem. Linda was het gezicht van de school, maar door mijn collecties en projecten kreeg ik veel aandacht van de internationale pers. Toen Linda besloot om te stoppen als directeur heeft ze me gewoon gezegd: “Ik denk dat het goed zou zijn dat jij overneemt”. Dat werd besproken met het team en het bleek vanzelfsprekend. Er veranderde niet veel, behalve dat alle ogen nu op mij gericht waren. Ik ben blijven lesgeven omdat ik dat echt wilde. Ik heb het anders gedaan dan Linda: zij was hoofd en gaf les aan de masters. Ik vond het derde jaar interessanter. Het was mijn voorwaarde dat ik de praktische kant kon afstoten – administratieve vergaderingen en zo – en dat ik kon blijven lesgeven.’
Welke accenten heb jij als departementshoofd doorgedrukt?
‘Ik had jarenlang mijn ideeën met Linda kunnen bespreken en die werden gehoord. Mijn strijd als departementshoofd ging over de bescherming van onze manier van werken en over meer financiële middelen. Ik heb de internationalisering in een stroomversnelling gebracht. De Antwerpse Zes hadden wereldwijde persaandacht gegenereerd, met artikels in i-D en Dazed. Plots werd de school een cultfenomeen. Niemand had ooit van Antwerpse of Belgische mode gehoord en opeens was er een hele groep. Daardoor begonnen Europese en zelfs Japanse studenten zich in te schrijven. Dat leidde tot een nieuwe vibe op school, de buitenlandse studenten waren zo gemotiveerd. Een ander aspect van die internationaliseringsstrategie was de eindejaarsjury. We begonnen grote namen uit te nodigen: de voorbije dertig jaar zag je er bijvoorbeeld Jean Paul Gaultier, Vivienne Westwood, de volledige Antwerpse Zes, Azzedine Alaïa, Demna Gvasalia, Suzy Menkes en Alber Elbaz.’
Wat waren de zware momenten?
‘Het was financieel ongelooflijk moeilijk om de kwaliteit te behouden. Het docententeam was heel creatief en werkte intensief een-op-een met de studenten. Maar daar is alles mee gezegd. De infrastructuur is altijd ondermaats gebleven. Het volledige onderwijs is ondergewaardeerd. Maar ik probeer het positief te bekijken: het maakte onze school superdemocratisch. Ons modedepartement heeft niets te maken met een privéschool waar je een bom geld neerlegt en eigenlijk je diploma koopt. Dit is een toegankelijke plek, toch als je slaagt voor het toelatingsexamen. Door hard te werken en te laten zien dat je ambitieus bent, kun je afstuderen. En net omdat je niet de beste ateliers, machines en computers ter beschikking hebt, moet je heel creatief zijn en dat neem je mee in je verdere carrière. Ik weet dat je ook alludeert op de student die enkele jaren geleden uit het leven stapte. Dat was een absoluut dieptepunt. Op menselijk niveau, verschrikkelijk voor de familie, maar ook voor de studenten en docenten. Toen sommige media daar op een sensationele manier mee omgingen, vond ik dat heel erg. Ik heb nog steeds niet het gevoel dat wij als school fouten hebben gemaakt. We hebben geprobeerd om er zo goed mogelijk mee om te gaan, maar daarna is niet alles veranderd.’
‘Ik heb altijd zo geloofd in het team en de studenten dat ik wilde laten zien: wij kunnen dat wél.’Walter Van Beirendonck
Wat is er wél gewijzigd?
‘We hebben de werkdruk wat verlaagd. En ook de omgang met elkaars cultuur hebben we dieper bekeken. Er werden sessies georganiseerd om bijvoorbeeld beter te begrijpen hoe andere culturen kunnen reageren op kritiek en confrontatie. Ik geef toe dat het initieel raar voelde om studenten op aparte wijze te moeten aanspreken. Het docententeam was altijd even openhartig of direct tegen iemand uit Japan als tegen iemand uit België – maar toch blijkt dat een ander verhaal.’
Hoe hebben jullie de kalmte en het vertrouwen bewaard?
‘Door de passie van iedereen die op de modeafdeling werkt. Wat wij hier rondkrijgen met een minimum aan middelen, op zo’n hoog niveau, dat is waar ik me steeds opnieuw aan optrek als ik alweer word geconfronteerd met “Walter, dat is onmogelijk”. Ik heb altijd zo geloofd in het team en de studenten dat ik wilde laten zien: “Wij kunnen dat wél.” Ik ben iemand die altijd doorgaat en mensen wil meekrijgen. Door mensen te motiveren en te enthousiasmeren hebben we veel projecten kunnen realiseren. Dat is waar mijn opvolger ook in zal moeten uitblinken: meetrekken. Kijk, dit is een unieke positie en mijn hart ligt in deze school, maar er staat hier geen troon klaar, hé. Je krijgt een houten stoeltje van waarop je heel hard moet werken en continu gas moet geven voor een klein loon. Maar laat dat niet de laatste zin zijn.’
‘Wat wij hier rondkrijgen met een minimum aan middelen,op zo’n hoog niveau, dat is waar ik me steeds opnieuw aan optrek. Ik wilde laten zien: wij kunnen dat wél.’Walter Van Beirendonck
Nog even over de toekomst dan. Je kunt je carrière als ontwerper niet lostrekken van je carrière als docent en departementshoofd. Want alle shifts binnen de modewereld, daar moest jij ook door. Lesgevers zonder seizoencollecties hebben die rollercoaster en stormen niet meegemaakt. Is het dat waarom je wilt blijven lesgeven?
‘Elk jaar vragen mijn studenten me om samen video’s van mijn shows uit de nineties te bekijken. Ze willen weten hoe het eraan toe ging en hoe ik dat aanpakte. Het spreekt nog steeds enorm tot de verbeelding van jonge mensen. Een tournee als internationaal gastdocent of spreker lijkt me dus heel fijn. En uiteraard blijf ik mijn collecties maken en tonen in Parijs. Ondertussen lopen ook al mijn andere projecten door. Ik spreek niet graag over wat er in de maak is, maar samenwerkingen met musea en merken die bij mij passen, vind ik altijd interessant. Voorts heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik kostuums voor een superhelden- of actiefilm wil ontwerpen. Maar eerst nog een show, een allerlaatste jury, een diploma-uitreiking en een feest!’