Meer dan drie jaar na zijn overlijden krijgt de vermaarde modeontwerper Azzedine Alaïa een opvolger: de Belg Pieter Mulier, jarenlang de rechterhand van Raf Simons. Wie was Alaïa, en waar staat zijn label voor anno 2021?
Met een valse start: zo begon Azzedine Alaïa zijn modecarrière. Op zijn 44ste mocht de Tunesiër zijn eerste collectie ontwerpen, voor de beroemde Franse schoenmaker Charles Jourdan. Maar nadat die het resultaat te zien had gekregen, stuurde hij Alaïa koudweg wandelen. Een sleutelmoment: Alaïa besloot zijn eigen modelabel op te richten.
Alaïa, geboren op 26 februari 1935, groeide op in Tunis. Hij was een jaar ouder dan Yves Saint Laurent, die zijn jeugd doorbracht in Oran, Frans-Algerije. De Alaïa’s waren, in tegenstelling tot de Saint Laurents, niet van goeden huize. Zijn vader werkte als boer op een korenveld buiten de stad. Alaïa, zijn tweelingzus Hafida en hun jongere broer werden grotendeels opgevoed door hun grootmoeder.
Bij Dior naaide Alaïa etiketten in kleding en werd hij als emigrant bijna onmiddellijk ontslagen.
Hij hield van tekenen en van cinema, en was 15 toen hij zich inschreef op de kunstschool, tegen de wil van zijn vader (toch zou hij doorzetten en als beeldhouwer afstuderen aan de Beaux-Arts van Tunis). Om wat geld te verdienen, ging hij in dienst bij een kleermaker. Zijn zus gaf hem een snelcursus naaien. Hij maakte kopieën van jurken van Dior en Balmain voor de Tunesische bourgeoisie.
In 1957 trok hij naar Parijs, waar hij slechts een paar dagen voor Christian Dior werkte (de ontwerper was pas overleden): hij naaide er etiketten in kledingstukken en werd als emigrant zonder papieren bijna onmiddellijk ontslagen. Alaïa zou de volgende twee decennia grotendeels in het halfduister actief zijn, als de geprefereerde kleermaker van de Franse beau monde. Zijn eigen label richtte hij op in 1979.
Alaïa ‘begreep’ het lichaam
‘Ik ben nooit naar de modeschool geweest’, zei Alaïa. ‘Ik kleed vrouwen op hun lichaam, ik gebruik mijn intuïtie.’
De ontwerper geloofde in constructie en architectuur. Hij wordt vaak omschreven als een soort beeldhouwer die geperforeerd leder, lycra en tule gebruikte om het vrouwenlichaam te sublimeren (niet verwonderlijk, hij wás ook beeldhouwer).
‘Ik ben gefascineerd door het lichaam, het hele lichaam, en in het bijzonder door ‘la chute des reins’ en het achterwerk, dat vaak interessanter is dan de boezem.’ Al evenzeer was hij geobsedeerd door de structuur van een kledingstuk. Hij was een perfectionist. Alles moest kloppen.
Alaïa kleedde Greta Garbo
En, onder vele anderen, de actrices Arletty en Claudette Colbert, de danseressen van de Crazy Horse, Grace Jones, Tina Turner (zie: de jurk op de hoes van haar hitalbum ‘Private Dancer’) en Lady Gaga. Hij was in de late jaren 80 mee verantwoordelijk voor het fenomeen van de supermodellen. Naomi Campbell, die hem leerde kennen toen ze 16 was, noemt hem nog altijd haar ‘papa’.
Tina Turners jurk op de hoes van het hitalbum ‘Private Dancer’? Die was van Alaïa.
Hij was voor haar een vaderfiguur. Alaïa nam zelden vakantie. Hij ontving dag en nacht gasten in de semi-industriële keuken van zijn door kunstenaar Julian Schnabel gedecoreerde hoofdkwartier in de rue de Moussy, aan een glazen tafel. Hij kookte vaak zelf (couscous, aardappelpuree). De keuken was zijn podium. Op het eind schoven zelfs de Kardashians aan.
Alaïa had veel vrienden, maar ook enkele vijanden. Hij had geen geduld voor Anna Wintour, de hoofdredacteur van de Amerikaanse editie van Vogue. Karl Lagerfeld, die hij kende sinds de jaren vijftig, was volgens hem een charlatan.
‘Ik houd niet van zijn mode, van zijn spirit, van zijn attitude. Het is te veel een karikatuur. Karl Lagerfeld heeft in zijn hele leven nooit een schaar vastgehouden.’ Lagerfeld was omgekeerd ook geen fan van Alaïa. ‘Hij haatte me’, sprak hij kort na het overlijden van Alaïa, en niet lang voor zijn eigen verscheiden. ‘Ik heb niks tegen hem, al deed hij op het einde van zijn carrière niet veel meer dan balletslippers maken voor fashionvictims in de menopauze.’
Alaïa had tijd zat
Alaïa liet zich omringen door een hecht team van trouwe medewerkers, een soort familie. Maar hij werkte ook graag alleen, vaak tot een stuk in de nacht. Hij was gefascineerd door tijd (zie ook zijn postuum verschenen boek ‘Prendre le temps’), nam ook altijd zijn tijd. Ik zag hem, ongeveer een jaar voor zijn dood, op zijn dooie gemak door de mannenafdeling van het warenhuis Le Bon Marché slenteren, de koopjes waren net begonnen.
Azzedine Alaïa was niet geïnteresseerd in trends. Zijn kleren zijn van alle tijden, tijdloos.
Alaïa volgde zelden de officiële showkalender, toonde zijn collecties pas wanneer hij er klaar voor was. Dat de internationale pers en inkopers dan vaak niet in Parijs waren, kon hem weinig schelen. Hij vond het idee van een modeweek onmenselijk: er was tussen de shows door geen tijd voor een fatsoenlijke maaltijd, geen tijd om de verschillende collecties te verteren. Hij was niet geïnteresseerd in trends. Zijn kleren zijn van alle tijden, tijdloos.
In 2017 showde hij voor het eerst sinds zes jaar tijdens de modeweek, tegelijk met de couturecollecties. Dat was een evenement. Er waren geen papieren uitnodigingen. Alle gasten, voornaam en minder, moesten aanschuiven voor de ‘porte cochère’ van zijn hoofdkwartier. De show was, met uitzondering van Naomi Campbell, niet bijzonder spectaculair. Het spektakel zat in de kleren. Na afloop dronken we, allemaal tegen elkaar gedrukt, champagne op de kleine binnenplaats van het gebouw. Het was Alaïa’s laatste show. Hij stierf vier maanden later, onverwacht. Zijn tijd was op.
Alaïa had oog voor zaken
Alaïa werd wereldberoemd in de jaren tachtig. Toen hij in het midden van de jaren negentig zijn tweelingzus verloor, zette hij een stap terug. Hij bleef werken, maar verdween van het publieke toneel. Hij was toen al een mythe in de mode. In 2000 verkocht hij zijn onderneming aan Prada. Het Italiaanse label poogde zichzelf op dat moment te transformeren tot een luxeconglomeraat, en het nam daartoe ook Jil Sander en Helmut Lang over.
Na zeven vette jaren kocht Alaïa zijn huis terug, met de financiële steun van de Zwitserse Compagnie Financière Richemont, eigenaar van onder meer Cartier, Van Cleef & Arpels, en Chloé. De luxegroep liet Alaïa grotendeels zijn zin doen. Het merk opende flagshipstores in Parijs en Londen, lanceerde een parfum. Voorts veranderde er weinig.
Alaïa bleef koppig zijn eigen weg volgen. Ook na zijn dood bleef Alaïa in control. Zijn familie van trouwe medewerkers zette de zaak voort. In de boetieks vind je vandaag zowel seizoensgebonden collecties, geïnspireerd op schetsen van Alaïa, als de Editions-lijn, die iconische stukken uit Alaïa’s bijna 40-jarige carrière omvat.
De opvolger: Pieter Mulier
Drie jaar na zijn dood krijgt Alaïa uiteindelijk toch een artistiek directeur. Allicht is het idee gegroeid dat je een label niet tot in de eeuwigheid op kunstmatige wijze kunt blijven beademen. De Belgische ontwerper Pieter Mulier werkte tot nog toe grotendeels in de schaduw van Raf Simons. Hij was diens rechterhand bij Jil Sander en Dior en global creative director bij Calvin Klein, onder het leiderschap van Simons.
‘Pieter valt op door zijn opmerkelijk technisch talent en zijn toewijding’, zei CEO Myriam Serrano in een perscommuniqué, ‘een scherp oog voor constructie en een gevoel voor tijdloze schoonheid.’
‘Dit prestigieuze huis vergezellen, met zijn prachtige ateliers en zijn getalenteerde team, is een absolute droom’, voegde Mulier eraan toe. ‘Alaïa was altijd zijn tijd vooruit, stond open voor alle kunsten en culturen. Zijn visie heeft me geïnspireerd, en dan vooral het feit dat hij altijd de nodige tijd heeft willen geven aan innovatieve en duurzame creatie.’ De eerste collectie van Mulier voor Alaïa zou begin 2022 in de winkels liggen.