Is het coronaverveling of de lokroep van Instagram? Feit is dat er anno 2021 voor elke discipline wel een extreme sport aan terrein wint, welke kick je ook najaagt.
1. Waarom snowboarden als je kunt vulkaanboarden?
Wat is het? Vergeet snowboarden en sandboarden; anno 2021 moet je een vulkaan af met je board. In theorie kan die vulkaan actief of inactief zijn. In de praktijk zijn de drie bekendste vulkaanboardinglocaties actieve exemplaren, zij het niet allemaal met recente uitbarstingen.
Wat ze wel allemaal hebben, is zachte as op hun flanken, waarin jij (stoffig) kunt afdalen. Echte diehards dalen al slalommend af op hun board, wie iets minder op eigen kunnen vertrouwt, kan ook zittend op een houten plank met metalen onderlaag al sleeënd naar beneden. Een officiële sport is het (nog) niet, maar het aantal fans stijgt wel elk jaar.
Waar kan het? De bekendste locatie voor vulkaansurfen is de Cerro Negro in Nicaragua. In Indonesië kun je terecht op de Bromo, in Oceanië (Vanuatu) op de Yasur. Die laatste heeft wel meermaals per dag mini-uitbarstingen. Dat maakt het vulkaansurfen onvoorspelbaarder, maar de flanken zijn wel continu bedekt met verse, bijna verende as.
Wie heeft het uitgevonden? ‘National Geographic’-journalist en avonturier Zoltan Istvan noemt zichzelf de eerste vulkaansurfer. Als fervente sandboarder waagde hij zich in 2002 aan een vulkaanafdaling bij een bezoek aan Vanuatu.
Het huidige snelheidsrecord vulkaanboarden staat op 90 kilometer per uur.
Wie waagt zich eraan? Adrenalinezoekers die bereid zijn om zelf de vulkaan op te wandelen. Skiliften zijn er op vulkanen immers niet, paden evenmin, warme temperaturen en een steile helling zijn wel gegarandeerd.
Wat heb je ervoor nodig? Een beschermende overall, handschoenen, een sjaal en motor- of duikbril tegen het stof zijn aanraders, net als een flesje water voor de klim, stevige wandelschoenen en zonnebrandolie.
Must-try? Het leuke aan vulkaanboarden is dat je nog de eerste in je vriendenkring kunt zijn die het gedaan heeft. Je afdaalsnelheid bepaal je zelf, maar weet dat het huidige snelheidsrecord op zo’n 90 kilometer per uur staat.
2. Waarom joggen als je kunt trailrunnen?
Wat is het? Uitgekeken op asfalt en krijg je een been-there-done-that gevoel bij het horen van het woord marathonlopen? Dan is trailrunnen misschien iets voor jou. Het nadeel in coronatijden is dat je voor de mooiste trailruns moet reizen, het voordeel (zodra je veilig weg kunt) is dat je naast de fysieke inspanning ook kunt genieten van unieke uitzichten.
Trailrunnen doe je immers in de bergen, op onverhard terrein. Meestal ren je, soms loop je als het terrein echt te moeilijk is. Uithouding is hier het codewoord, net als respect voor Moeder Natuur. Wegdwalen in je gedachten is er bij een trailrun niet bij: van start tot finish moet je je concentreren op het parcours.
Waar kan het? Overal waar je een berg met paden vindt. Wil je een officiële trailrace lopen, zet dan de Ultra-Trail du Mont Blanc (166 km door Frankrijk, Italië en Zwitserland), de Tromsdalstind Skyrace (28 km door Noorwegen), de Ultra-Trail Cape Town (65 km door Zuid-Afrika) en de Hardrock Hundred Mile Endurance Run (160 km door de VS) op je bucketlist.
Tien jaar geleden stond de teller op 137.234 deelnemers wereldwijd, het voorbije jaar waren dat er al 611.098.
Beginnersfouten? Bij trailrunnen is tijd van ondergeschikt belang, dus focus daar zeker niet op. De meeste georganiseerde trailraces zijn marathons tot ultramarathons, waarbij het afleggen van de afstand primeert op de tijdspanne waarin dat gebeurt. Laat je horloge dus thuis.
Wat heb je ervoor nodig? Trailschoenen zijn een aanrader. Water (al dan niet geïntegreerd in je vest), zonnebrandolie, een pet, zonnebril en insectenwerend middel neem je ook beter mee.
Must-try? Het aantal sportievelingen dat zich waagt aan een officiële trailrace is de voorbije jaren almaar toegenomen. Tien jaar geleden stond de teller op 137.234 deelnemers wereldwijd, het voorbije jaar waren dat er al 611.098.
3. Waarom fietsen als je kunt everesten?
Wat is het? Niets wat zo tot de verbeelding spreekt van fervente fietsers als een bergtop, en qua bergtoppen kun je niet hoger mikken dan de Mount Everest. Enig probleem bij die ultieme fietsdroom: er lopen geen fietspaden over de flanken van de Mount Everest.
Maar niet getreurd: everesten kun je overal als je een bergweg, een tiptop conditie en tonnen doorzettingsvermogen hebt. Het idee is bedrieglijk simpel: al fietsend klim je de afstand die je zou rijden bij het beklimmen van de Mount Everest. Je moet dus 8848 meter omhoog – zo’n 6 à 8 keer de Mont Ventoux, afhankelijk van je beginpunt – en dat in één fietstocht. Een tijdslimiet is er niet, rustpauzes heb je evenmin.
Waar kan het? Overal waar je een heuvel of berg vindt. Let wel: hoe lager de top, hoe meer rondjes je zult moeten fietsen.
Wie heeft het uitgevonden? Niemand minder dan George Mallory – kleinzoon van de gelijknamige Brit die in 1924 op de Mount Everest verdween – reed in 1994 acht keer de 1069 meter hoge Mount Donna Buang in Australië op en af. Het concept kreeg echter pas officieel vorm toen de Australische wielrenner Andy van Bergen er in 2004 een website aan wijdde.
Wie waagt zich eraan? Diehard sportfanaten met lichtjes sadomasochistische trekken en professionele wielrenners. Denk: Mark Cavendish, Jens Voigt of Luke Rowe.
Wat heb je ervoor nodig? Een goede fiets, energierepen, veel water, een high-energy sportdrank en reservebatterijen voor je fietslamp. Ook een op je stuur monteerbare houder voor je smartphone is nuttig.
4. Waarom windsurfen als je kunt ijssurfen?
Wat is het? Stel je voor dat je niet alleen kunt windsurfen in de lente, zomer en herfst, maar ook in de winter, als het zo koud is dat zelfs de zee bevriest? Krijg je al zin om je wetsuit aan te trekken en naar buiten te rennen? Maak dan kennis met ijssurfen, bij ons nog een nobele onbekende, maar in Nederland, Scandinavië en Noord-Amerika telt de sport meerdere devote fans.
Het idee is dat je met een windsurfzeil en een speciale plank met ijzers surft op ijs. In ideale omstandigheden kunnen ijssurfers snelheden halen tot 100 km per uur. Qua techniek zou het gemakkelijker zijn dan windsurfen, omdat er minder bochten en hobbels aan te pas komen.
Waar kan het? Overal waar de winters koud genoeg zijn.
Wie heeft het uitgevonden? Het eerste officieel gepatenteerde ijssurfboard werd uitgevonden door de Canadese surfer Charles Chepregi in de jaren 1980. Wie zoekt op het internet, vindt ook foto’s van Nederlandse ijssurfers op zelfgemaakte borden daterend uit diezelfde jaren. Wie er dus echt eerst was, blijft een beetje koffiedik kijken.
Wie waagt zich eraan? Prettig gestoorde surfers op zoek naar de ultieme kick.
Wat heb je ervoor nodig? Een professionele ijssurfplank surft beter, maar is ook duur. Veel ijssurfers maken er gewoon zelf eentje. Een wetsuit, warme winterkledij, een muts, zonnebril en goede handschoenen zijn wel aanraders.
5. Waarom klimmen als je kunt boulderen?
Wat is het? Wat initieel – en dan spreken we eind 19de eeuw – begon als een manier voor bergbeklimmers om hun klimmanoeuvres, uithoudingsvermogen en vingersterkte te trainen, is anno 2021 uitgegroeid tot een sport op zich: bouldering. Het kan binnen of buiten, maar gebeurt wel altijd ongezekerd.
Het voordeel daarvan is dat er nooit een touw in de weg zit als je klimt, het nadeel is dat er niets is om je te stoppen als je valt. Boulderen doe je doorgaans op rotspartijen die niet extreem hoog zijn – een goede boulder is zo’n 5 à 10 meter hoog – maar laat dat je niet misleiden: de kracht, behendigheid en het probleemoplossend denken vereist voor de moeilijkste routes zijn vergelijkbaar met die van bergbeklimmers.
Waar kan het? Overal waar je een rots of indoorklimmuur tegenkomt die zich ertoe leent, maar de bekendste boulderinglocaties zijn Fontainebleau (Frankrijk), Hueco Tanks (VS) en Squamish (Canada).
Wie heeft het uitgevonden? Een legendarische ‘eerste boulderaar’ is er niet, maar drie namen komen wel telkens terug. De Fransman Pierre Allain maakte begin 20ste eeuw met zijn Bleausards van bouldering een heuse discipline, zette Fontainebleau op de klimkaart en vond ook de klimschoen uit.
De Amerikaanse mathematicus John Gill introduceerde in de jaren 1950 het gebruik van kalk voor een betere grip en waagde zich aan een eerste classificatie van de diverse routes. John ‘Vermin’ Sherman introduceerde begin jaren 1990 de V-scale, een routeclassificatiesysteem dat tot op vandaag wordt gebruikt.
Wat heb je ervoor nodig? Zo goed als niets. Alleen klimkleding en goede klimschoenen. Wil je als een echte pro overkomen, hang dan ook een zakje met kalkpoeder aan je riem.
Leesvoer? ‘Bouldering Essentials. The complete guide to bouldering’ van David Flanagan, Three Rock Books.
Must-try? Bouldering is, samen met snelklimmen en voorklimmen, een nieuwe discipline op de Zomerspelen van 2021 in Tokio.