Achter de schermen komen in de Hermitage in Sint-Petersburg, een van ‘s werelds grootste musea, is geen sinecure. Alle deuren zijn gesloten met een lakzegel en maar één vrouw heeft de bijbehorende zegelring. We wisten haar te vinden en plots gaan deuren open die anders gesloten blijven.
Het is vroeg in de ochtend. Sint-Petersburg ligt er koud en mistig bij. De Neva is net niet bevroren. Bij de brug zitten eenden ineengedoken en dicht tegen elkaar. Ondanks de min zoveel en het vroege uur staan voor de ingang van de Hermitage ellenlange rijen met klappertandende mensen die geduldig wachten tot het legendarische museum opent.
‘Er zijn twee soorten mensen: zij die in de Hermitage werken en zij die de uitgang niet kunnen vinden.’
Wij hoeven niet aan te sluiten, maar mogen door een zijdeur naar binnen. We hebben afgesproken met Maria Mensjikova, een van de belangrijkste conservatoren. Ooit begon ze hier als schoonmaakster, maar nu werkt ze al zowat veertig jaar als hoofd van het Scientific Research and Oriental Department.
In de Hermitage werken veel van de ruim 2350 personeelsleden al lang. Er mogen werken is een eer, met allerhande privileges, zoals de pensionering die niet aan leeftijd is gebonden. Wie wil blijven werken tot de dood, kan dat. Sterf je in het harnas - ook als schoonmaker - dan gaan de vlaggen op het dak halfstok en gebeurt de begrafenis vanuit het museum.
‘You’re late’, verwelkomt Mensjikova’s assistente ons. ‘No, we’re not’, antwoorden we, ‘het is vijf voor tien en we hebben om tien uur afgesproken.’ Zwijgend gaat ze ons voor. Dan begrijpen we het. Van de ingang tot Mensjikova’s kantoor is het 20 minuten stappen.
De Hermitage is immens. Trap op, trap af, deur door, gang in, gang uit, inpandige brug over en dan weer links, rechts en eindeloos rechtdoor. We lopen snel.
In razend tempo passeren we Rembrandts, Rafaëls, Da Vinci’s, alles in veelvoudig meervoud, Aziatica van lang voor Christus, metershoge malachietgroene vazen, gouden klokken, kroonjuwelen, tsarentronen, Fabergé-doosjes, een Frans Hals hier, een Rubens daar. Het is niet te bevatten hoeveel hier staat. Zelfs als ik iets achterover zou willen drukken - ik word altijd onbeschaamd hebberig in musea - zou ik er niet mee wegkomen. De uitgang vinden is schier onmogelijk.
Manshoge olifant
We treffen Mensjikova terwijl ze tegen een manshoge olifant staat te duwen. Die moet een centimeter opzij, maar hij wil niet: zij is klein, de olifant groot. Ze doet het met witte handschoenen, want de olifant is een eeuw of zes oud. Hij is ingelegd met lapis lazuli en andere dure stenen en stamt uit de particuliere verzameling van de voorlaatste tsaar. Daar ga je niet lichtzinnig mee om. We helpen haar een handje.
‘Kom binnen’, zegt ze in een Engels waarbij dat van de Britse koningin Elizabeth afsteekt als plat Cockney. We betreden haar kantoor. Dat ziet eruit alsof ze alles wat ze de voorbije veertig jaar verzamelde, heeft opgestapeld zonder ooit nog aan te raken. De papieren stapels rijzen tot aan het plafond, schots en scheef en leunend tegen elkaar. Er staat een muur van paperassen, boeken en dozen.
Links is nog net ruimte voor een stoel en een kacheltje, rechts voor haar bureau staan wat afgetrapte schoenen en enkele flessen wodka in diverse stadia van leegheid. We laveren ertussendoor. Verderop staat nog een stoel die kreunt onder de boeken, achterin is een staanplaats waar je kunt keren als je tussen de stapels wilt manoeuvreren.
Zegelring
Hoeveel kamers en zalen de Hermitage precies telt, weet niemand. Het was Catharina de Grote die het relatief eenvoudige woonhuis van tsaar Peter de Grote uitbouwde tot een immens paleis. Het museum heeft nu ruim drie miljoen kunstwerken in bezit, waarvan het merendeel nooit het daglicht ziet wegens plaatsgebrek.
Die werken zijn opgeslagen in depots en kelders in Sint-Petersburg of bevinden zich in de ateliers van de restaurateurs. Voor elke periode, kunstvorm of elk ambacht is er een apart atelier.
We volgen Mensjikova naar het goud- en zilveratelier, waar zich een probleem voordoet. Na ruim een kwartier stappen opent Maria voor ons deuren die voor anderen gesloten blijven. Dat doet ze door zegels te verbreken die op een oeroude wijze met lak zijn aangebracht. De lak en de zegels zijn de hare, want de ring aan haar vinger draagt het enige zegel waarmee de deuren geopend en gesloten mogen worden.
Een tijdrovend karwei: bij elke deur moet ze een logboek invullen met de datum en het tijdstip van aankomst en vertrek. Ook wij moeten tekenen. Als het ons zou lukken het zilveren filigranen poederdoosje van Catharina de Grote achterover te drukken, is dat snel te achterhalen.
Het prangende probleem blijkt een onwaarschijnlijk kunstig gemaakt poederdoosje. Dat is kapot: er vallen gaatjes in het filigraan en het is verbogen. Witte handschoenen worden aangetrokken, restaurateurs wikken en wegen, daglichtlampen worden als bij een operatie gericht en een uitermate precieze en unieke microscoop - een door de optische fabrikant Zeiss gedoneerd, hypermodern apparaat van meer dan een kwart miljoen euro - wordt gebruikt om van heel, heel, héél dichtbij te kijken waar het euvel zit.
Met lasers worden 3D-beelden opgeroepen om alles te analyseren, van zilvergehalte tot de dikte van elke afzonderlijke zilverdraad. Een oeverloze discussie over de aangewezen manier van restaureren begint. Drie kwartier later volgt de slotsom: de restauratie is onmogelijk, het doosje te fragiel. Mensjikova neemt als eindverantwoordelijke de beslissing.
Doornroosjes
Nadat de bijeenkomst tot in de kleinste details in de analen is vastgelegd, gerubriceerd en in een computerbestand opgeslagen, gaat het poederdoosje opnieuw naar de opslag. Daar blijft het wellicht tot een methode is uitgevonden waarmee het wel kan worden opgeknapt. De kans dat u het doosje ooit ziet, is gering. Honderdduizenden van dit soort kunstwerken liggen als Doornroosjes te wachten tot ze wakker worden gekust.
Met passie vertelt Mensjikova over de geschiedenis van het poederdoosje. Ze koestert het in haar handen en raakt ontroerd. ‘Het is zo bijzonder dat Catharina de Grote het heeft vastgehouden en dat ik dat nu kan doen.’
‘Ik hou meer van dingen dan van mensen.’ Het grote woord is eruit, de reden van haar bestaan, de liefde voor de kunst en voor de Hermitage in het bijzonder, de passie voor geschiedenis. Meer nog: ‘Mijn grootste wens is exposities maken waar niemand naar mag komen kijken’, vertelt ze. Die misantropie komt ook naar boven als we een groep Chinese toeristen tegenkomen.
‘We krijgen veel Chinese bezoekers. Ik mag hen niet. Ze lopen raar te doen op de Chinese afdeling, zeggen dat we alles gestolen hebben terwijl ze nooit hebben omgekeken naar hun eigen erfgoed. We hebben die spullen juist gered. Tijdens de Culturele Revolutie sloegen zij alles kort en klein.’
Njet
In een enorme, ijskoude ruimte staat een fotograaf te bibberen, omringd door opgestapelde kunstwerken en potige jongens die alles heen en weer sjouwen. Elk object in het museum wordt van alle kanten gefotografeerd, in rubrieken ondergebracht en digitaal opgeslagen. Een enorme taak: het aantal te fotograferen stukken loopt in de miljoenen.
‘Daar zijn we jaren mee bezig’, zegt Mensjikova, die het project superviseert. Trots wijst ze op een manshoog zwartbronzen beeld uit de elfde eeuw met gaatjes in het blote lijf. ‘Dat is de oudste en wellicht de enige beeltenis in de wereld waarop de accupunctuurpunten zijn aangegeven. Misschien is er nog een in China, maar dat kunnen we niet traceren. Het is hoogstwaarschijnlijk ooit vernietigd.’
Als het ons zou lukken het zilveren filigranen poederdoosje van Catharina de Grote achterover te drukken, valt dat snel te achterhalen.
We krijgen stilaan honger. Ik stel voor een broodje te eten. Haar antwoord is kort en fel: njet. ‘Ik lunch nooit’, zegt ze, ‘daar is geen tijd voor.’ Ook ons is een broodje niet gegund, want we racen door naar het volgende atelier, waar een eeuwenoud bakje staat te wachten dat bijna uit elkaar valt.
‘Wat is restaureren en wat is vernieuwen?’, vraagt ze filosofisch en retorisch - als ik wil reageren, snoert ze me de mond. ‘Dat moet ik elke keer afwegen. Het ingelegde parelmoer is afgebrokkeld. Als we er nieuw inleggen, wordt het doosje weer perfect, maar is het niet meer authentiek. Als we het alleen schoonmaken, bewaren we de authenticiteit, maar blijft het beschadigd.’ We durven niets meer te zeggen. Ze wikt en weegt en kiest voor het tweede.
Onverzadigbaar
Catharina de Grote is de grootste leverancier van de Hermitage-collectie. De echtgenote van tsaar Peter III, die ze eigenhandig de laan uitstuurde en wellicht ook liet vermoorden, was in alle opzichten onverzadigbaar. In haar regeerperiode van ruim dertig jaar (1762-1796) versleet ze ontelbare minnaars en verzamelde ze zoveel kunst en juwelen dat ze niet eens genoeg tijd had om alles zelf te bekijken.
Niet zelden gaf ze de opdracht een beroemd schilderij of juweel te kopen dat ze al lang in bezit had. Ze kocht volledige collecties van overleden of aan lagerwal geraakte edellieden en versleepte alles naar haar paleis-slash-adelaarsnest aan de Neva. De tsarina was - en is daarin nog altijd ongeslagen - ’s werelds grootste verzamelaar van juwelen en diamanten.
Haar minnaar Potemkin wakkerde haar lust voor edelstenen aan. Potemkin had één oog, dat hij hoofdzakelijk op diamanten richtte. Op bijna maniakale wijze kocht hij de grootste edelstenen en parels om aan zijn geliefde cadeau te doen. Zijn dagen bracht hij lanterfantend door in lange bontjassen met niets daaronder - hij was trots op zijn grote, mannelijke lijf - terwijl hij als Dagobert Duck de diamanten van zijn ene hand in de andere liet glijden. Of door de kamer gooide. Of op gouden lepels liet opdienen.
Al die stenen en juwelen behoren tot de Hermitage-collectie. Een voor een worden ze nagekeken, gerubriceerd en gerestaureerd. Mensjikova’s leven - ‘long may she live’- zal niet lang genoeg zijn om dat voor elkaar te krijgen. Zelfs niet met haar vaste staf van 45 medewerkers. Intussen reist ze de wereld rond voor lezingen, om boeken te schrijven en te promoten en om kunstschatten na te jagen. Zonder een broodje ’s middags.
Spin in het web
Svetlana Datsenko, de liaison officer tussen de Hermitage in Sint-Petersburg en die in Amsterdam, brengt redding. Ze spreekt vloeiend Nederlands en heeft trek. ‘Eerst even lunchen?’, vraagt ze. Twee tellen later zitten we aan tafel. Zelfs Mensjikova gaat overstag.
‘Mijn grootste wens is exposities maken waar niemand naar mag komen kijken.’
Datsenko is sinds de komst van de Hermitage in Amsterdam in 2009 de link tussen beide musea. Ze regelt de contacten en de contracten voor de exposities, organiseert het vervoer van de kunstwerken en zoekt mee de stukken uit die worden uitgeleend.
Niet alleen is ze de spin in het web in de musea, ook kent ze in beide steden iedereen die ertoe doet. In haar telefoon staan de nummers van de ministers van Buitenlandse Zaken en de burgemeesters. Als er iets geregeld moet worden, is zij de aangewezen persoon. Haar kantoor, met een riant uitzicht over de Neva, huist in de voormalige English Club, waar ooit de moord op Raspoetin werd beraamd. Via een doolhof aan corridors is het verbonden met de Hermitage.
‘Er zijn twee soorten mensen: zij die in de Hermitage werken en zij die de uitgang niet kunnen vinden.’ Die spreuk is te lezen in haar bureau en wordt tastbaar als we met haar rondlopen. Voortdurend komt ze iemand tegen en houdt ze halt. Zo ontmoeten we Aleksandr Dydykin, hoofd van de General Staff Building. Dat ontzagwekkende gebouw aan de overkant van het Paleisplein maakt sinds kort deel uit van de Hermitage. Onder meer de impressionisten en expressionisten worden er geëxposeerd.
We lopen naar Dydykins nieuwe kantoor. ‘In dat gebouw zul je niet snel verdwalen’, zegt Datsenko lachend. ‘Het Amsterdamse ontwerpbureau Mijksenaar maakte de bewegwijzering, ze zijn daarin de beste ter wereld.’ In Dydykins kantoor is alles enorm: de ruimte, het bureau, het uitzicht en vooral ook hijzelf. Zijn stem is luid, maar hij spreekt alleen Russisch. Dat hij belangrijk is in de Hermitage blijkt uit alles, zoals zijn privésecretaresse die in een antichambre belangrijke zaken zit te typen.
Momenteel is Datsenko bezig met de volgende expositie in de Hermitage Amsterdam - tot 15 maart 2020 loopt nog een expo over de juwelen van het Russische hof. Honderden objecten moeten worden geselecteerd, goedgekeurd, ingepakt, verzekerd en verstuurd. Ze staat voortdurend in contact met de museumdirecteurs, Cathelijne Broers in Amsterdam en Mikhail Piotrovski in Sint-Petersburg.
Ze toont de plannen voor alle expo’s die de komende tien jaar op het programma staan. Die zijn met viltstift in woeste trekken neergeschreven op grote flip-overvellen. Elk vel is ter goedkeuring gesigneerd door Piotrovski, het teken dat het licht op groen staat.
‘Voor ons begint dan pas het echte werk’, zegt Datsenko. ‘Het is als jongleren met 36 ballen tegelijk’, zegt ze. Daar komt nog een gezinsleven bij, met een kind dat ze naar school moet brengen, naar het ballet, de tekenles, of wat dan ook. Geboren en getogen in Sint-Petersburg zit cultuur haar in het bloed. Samen met haar man - dé societykapper van de stad - gaat ze naar voorstellingen, exposities en lezingen, en maakt ze geregeld culturele reizen.
Tsarenloge
Tussendoor regelt ze voor ons plaatsen in het al lang uitverkochte Mariinski-theater. ‘Zo’n schitterend theater, zo’n glorieuze historie’, dat moeten we zien, drukt ze ons op het hart. Wanneer we daar later aankomen, blijken we in de tsarenloge te zitten.
Ook regelt ze dat we logeren in het volgeboekte Belmond Grand Hotel Europe, dat teruggaat tot 1875. Het is het oudste en chicste hotel van de stad en had tsaar Nicolaas II, Raspoetin, Tsjaikovski, zowat alle Romanovs en de huidige Russische president Vladimir Poetin te gast. In de bar van het hotel vond menig gesprek plaats toen de onderhandelingen begonnen tussen de twee Hermitages.
We slapen in de grandioze Dostojevski-suite, genoemd naar de beroemde 19de-eeuwse schrijver. Schilderijen met zijn beeltenis sieren de muren, in de boekenkast staat zijn volledige oeuvre. Er liggen badjassen klaar waarop met zijden draad onze namen zijn geborduurd. ’s Avonds biedt het hotel ons een kaviaarproeverij met beluga en het meest edele golden oscietra aan, naast heel wat glaasjes Dom Pérignon.
Als we Datsenko de volgende dag bedanken, weet ze van niets. ‘Een kaviaarproeverij in het Belmond Grand Hotel Europe? In de Caviar Bar? Dat komt niet door mij. Dat is zelfs mij nooit gelukt’, zegt ze. We beloven het de volgende keer voor haar te regelen. ‘Kunnen we eindelijk iets terugdoen.’