In de jaren 20 maakte Man Ray iconische beelden voor Chanel, Schiaparelli, Vogue en Harper’s Bazaar. Vandaag toont het Musée du Luxembourg in Parijs zijn onderbelichte werk als modefotograaf.
Man Ray – geboren als Emmanuel Radnitzky – móést wel in de mode terechtkomen. Zijn vader was kleermaker in New York, zijn moeder een naaister, die al de kleding voor haar gezin maakte.
Ray senior wou dat zijn kinderen in zijn business stapten, maar Emmanuel weigerde pertinent. Hij wilde kunstenaar worden. Toch bleef mode hem heel zijn carrière achtervolgen. Naaimachines, naald en draad, modellen, modepoppen, strijkijzers: als een surrealistische nachtmerrie duiken ze in heel zijn oeuvre op.
Surrealisme in Parijs
Man Ray woonde in bij Marcel Duchamp en raakte via hem in de kringen rond Brancusi, Picabia, Picasso, Breton en Dalí.
Niet meer dan logisch dus dat zijn foto’s tussen 1921 en 1940 in beroemde modebladen terechtkwamen? Wacht, zo eenvoudig is het niet. Want Man Ray voelde zich helemaal geen fotograaf, maar schilder. In 1911 ving hij zijn schilderscarrière aan in New York.
Pas in 1915 begon hij ook foto’s en films te maken. Aanvankelijk met weinig succes. Gefrustreerd omdat ‘Amerika qua kunst en literatuur zo achterliep op Europa’, verhuisde hij in 1921 naar Parijs. Hij woonde in bij Marcel Duchamp en raakte via hem in de kringen rond Brancusi, Picabia, Picasso, Breton en Dalí.
Om geld te verdienen, begon hij reproducties te fotograferen van hun kunstwerken. Al snel werd zijn studio een ontmoetingsplaats waar artistiek en mondain volk zich graag liet portretteren. Zoals Coco Chanel. ‘Ze heeft haar gezicht half afgewend en houdt elegant, maar toch ook met licht mannelijke bluf een sigaret tussen de lippen’, zo omschreef wijlen auteur Joost Zwagerman een van haar portretten in ‘Americana’.
Kiki de Montparnasse en Lee Miller
Man Ray liep in Parijs ook zijn muzen Kiki de Montparnasse, Lee Miller en Dora Maar tegen het fotogenieke lijf. Kiki, een cabaretdanseres, werd in 1921 zijn eerste minnares. Ze was toen al model voor tientallen andere Parijse schilders, maar poseerde ook honderden keren voor Man Ray.
Het bekendste resultaat is ongetwijfeld ‘Le Violon d’Ingres’ (1924): een foto van haar naakte rug waarop Man Ray S-vormige vioolklankgaten tekende. Heel dubbelzinnig natuurlijk, want wie speelt er nu de eerste viool: de tekenkunst of fotografie? ‘Noire et Blanche’ (1926) – Kiki’s hoofd op tafel met een Afrikaans masker in de hand – is al even ambigu. Het iconische beeld verscheen in primeur in 1926 in de
Franse Vogue.
Van Vogue tot Harper's Bazaar
Mode was Man Rays glijmiddel om wild te experimenteren.
Vogue was het eerste modeblad dat Man Rays portretten en modereeksen tussen 1924 en 1928 publiceerde. Sommige van die shoots maakte hij overigens op vraag van het magazine zelf. Maar Vogue was lang niet zijn enige opdrachtgever. In zijn Parijse jaren – van 1921 tot 1940 – haalde zijn fotowerk ook de pagina’s van Harper’s Bazaar, Vanity Fair, Vu en Charm.
Zijn beelden van de collecties van Parijse couturiers genre Paul Poiret, Jean Patou, Madeleine Vionnet, Jeanne Lanvin, Elsa Schiaparelli en Coco Chanel betaalden het vetst. Man Ray maakte de foto’s vooral omdat hij daarmee zijn atelier en schildersbenodigdheden kon betalen.
Al ging hij voor dat geld toch niet plat op de buik. Hij infuseerde zijn ‘commercieel werk’ met surrealisme en experimentele technieken. De ‘rayografie’ bijvoorbeeld: objecten kort belichten op lichtgevoelig fotopapier, zodat hun contouren wit blijven. Of ‘solarisatie’: foto’s extra belichten in de donkere kamer, waardoor donkere partijen licht worden en omgekeerd.
Vooral het Amerikaanse magazine Harper’s Bazaar kon Man Rays experimenten smaken. Tussen 1933 en 1944 mocht hij zich er creatief helemaal uitleven. Nadien stopte hij definitief met modefotografie.
Fotografie is geen kunst
Man Ray maakte de foto’s vooral omdat hij daarmee zijn atelier en schildersbenodigdheden kon betalen.
Het is bijzonder dat het Musée du Luxembourg in Parijs voor de expo ‘Man Ray et la mode’ nog zo veel originele modebeelden kon vinden. Man Ray stuurde zijn negatieven – allemaal pièces uniques – naar de redacties, die er eigenaar van werden. Als je ze allemaal samen ziet, merk je dat Man Rays modefoto’s niet te vergelijken zijn met hoe klassieke fotografen toen couture in beeld brachten. Mode was zijn glijmiddel om wild te experimenteren.
Sommige beelden zijn zo iconisch dat je vergeet dat ze ooit commercieel waren. Zijn fameuze close-up ‘Les larmes’ – vrouwenogen met dikke glycerinetranen – bijvoorbeeld: aanvankelijk een campagnebeeld van het mascaramerk Cosmécil uit 1934.
Toch bleef het knagen. ‘In de jaren 30 werd ik gevraagd door reclamebureaus en modebladen. Mijn studio stond vol fotogerei om indruk te maken op cliënten, maar de muren hingen vol met mijn schilderijen’, schrijft Man Ray in zijn memoires ‘Belicht geheugen’. ‘Tussen de fotolampen stonden mijn schildersezels. Niemand, behalve de surrealisten en wat vrienden, bekeek die schilderijen.’
In 1937 maakt Man Ray samen met schrijver André Breton zelfs het pamflet ‘La photographie n’est pas l’art’. Maar de titel is wel heel ironisch uitgedraaid. ‘Man Ray is een van de eerste kunstenaars die als fotograaf meer gewaardeerd worden dan als schilder of beeldhouwer’, schrijft fotohistoricus Reinhold Mißelbeck. ‘Zonder hem was fotografie nu geen volwaardige kunstvorm.’
Man Ray et la Mode, van 23 september tot 17 januari 2021 in Musée du Luxembourg in Parijs.